van het koloriet wijkt geheel af van de hunne. Het zijn de levendig felle kleuren (de lakken vooral) die hij gaarne op zichzelf staand, gebruikt, om zoodoende koloristische effecten te bereiken zonder zich veel om toon en toonwaarden te bekommeren.
Wanneer wij nu een tweede ‘genre’ van stilleven beschouwen dat Verhaeren's liefde heeft, en hem vanaf de middenperiode zijner carrière bijna onafgebroken bezighoudt, namelijk het ‘kerkelijke stilleven’: de uitbeelding van hooge kerkekamers, wijdingvolle, eenzame sacristiën, dan kunnen wij ons niet ontveinzen dat Verhaeren hier van een geestdriftige bewondering voor het werk van zijn grooten, onmiddellijken voorganger Hendrik de Braekeleer blijk geeft, die, evenals hij, zich gaarne verdiepte in de ontroerende vroomheid die er uitgaat van deze hooggewelfde vertrekken, die als 't ware nooden tot eenzame overpeinzing. - Behandelt Verhaeren aanvankelijk deze kerkintérieurs, waar hij liefst de aandacht en het licht concentreert op het groote Christusbeeld, eenigszins koel en zwaar - men vindt een tweetal dezer doeken in het Moderne Museum te Brussel - in den loop der jaren wordt hij luchtiger van uitvoering en warmer van opvatting, en fraaie schilderijen ontstaan, uitbeeldend hooge, oude rijkbetimmerde vertrekken met goudleer behangsels en perzische kleeden, kostbaar geornamenteerde armstoelen en tafels met vergeelde boeken en documenten, waarop schalks het licht speelt.
Ter afwisseling hiermede schildert hij dan kleine slagerswinkels met helle, veel licht vangende doorkijkjes, waar in teedere harmoniën de opgehangen stukken ros vleesch samensmelten met de geelwit verweerde en besmeurde muurtjes, bekoorlijke paneeltjes, van fijnen kleurzin getuigend. Allengs neigt Verhaeren's palet dan ook meer tot de teere grijzen en zegt hij het zwaarder kleurengamma vaarwel; in onze herinnering leven blonde atmosferische stillevens die treffen door de harmonieuse verbinding van de ijle achtergronden met de op witte of groene kleeden gegroepeerde voorwerpen, waar meestal de roode kreeft domineert, en die in grooten eenvoud en klaarheid zijn opgebouwd. Een herhaaldelijk afpuimen dezer paneelen (Verhaeren verkiest het hout hoven doek) en opnieuw doorwerken heeft de rijpheid van kleur niet weinig bevorderd. - Verblijven buiten en aan zee zijn voor den schilder aanleiding tot het weergeven van dichte wouden, van zeegezichten met jagend wolkenspel, of van stille duinlandschappen met hooge luchten. Verhaeren's hoofdwerk echter ontstaat in zijn rustademend, ruim en hoog atelier, gebouwd in den tuin zijner oude deftige woning der stille geluidlooze straat van 't eertijds zoo voorname Elsene. Hier heeft hij zich omringd van uitgezochte preciosa, van antieke Chineesche figuren en ornamenten, kostbare lappen en tapijten, die hem inspireeren bij zijn werk en hem als modellen dienen.
Komen wij nu tot Verhaeren's allerlaatste arbeidsperiode, dan treft ons grooter fantasie en meerder uitbundigheid in zijn voordracht. Hij laat zich