| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Tentoonstellingen
Amsterdam
Maatschappij voor beeldende kunsten tentoonstelling van schilderijen
Niet alleen in de namen der 17 schilderijen, ook door zijn op vatting en uitbeelding, en niet het minst door zijn kleur is Conrad Kickert on-Hollandsch. Zelfs ‘Le pot bleu de Delft’ staat mijlen ver van den Delftschen Vermeer, die met het stille leven van stadsbeeld en binnenhuis de diepe binnenkant openbaart, terwijl bij onzen tijdgenoot, niettegenstaande het gerucht en geweld in leven en kunst, niettegenstaande een pracht en praal van kleur, de dood in den pot is. Er heerscht te weinig innerlijke zielskracht in dit toch bewonderenswaardige schilderwerk, dat zijn te uiterlijke weelde van vorm en kleur te veel ontleende aan buitenlandsche schoonheid. Vreemde invloeden vormen geen kwaad, als zij maar werkelijk worden opgenomen, psychisch verwerkt, geassimileerd tot eigen zieleleven, beheerscht door eigen schoonheidswil. Hier heerscht, na een cubistisch intermezzo, waaraan veel hoekige vormen nog herinneren, Fransche natuur-romantiek, gemodernizeerd in vorm en kleur. Barbizon en Courbet zijn namen, die hier groote beteekenis hebben. De romantische natuur van Bretagne heeft zijn verbeelding machtig aangegrepen, doch dit blijkt meer een geestelijke spanning dan een zinnelijke ontroering. Er is te veel bewuste bedoeling, te weinig onbewuste drang, zelfs als het, in vreemde schoonheid geschoolde oog, in Veere en Texel inheemsche schoonheid ziet. Hoe ver van honk, hoe ver van de Haagsche school, van Jacob Maris en Weissenbruch, van Ruysdael en Vermeer... verdwaald? Wel neen! Afstanden beteekenen weinig meer, waar in een geestelijke vlucht vele landen en tijden kunnen worden beheerscht, - als slechts de kunstenaar zichzelf beheerscht.
Ik vind het werk belangrijk genoeg om bij de vergelijking belangrijke namen te mogen noemen. Er blijkt een hoogere waardeering uit, dan bij oppervlakkige lezing de negatieve kant dezer critiek wellicht doet vermoeden. Het bewuste moet meer bezinken, zich vermengen met diepere zielsontroeringen, om zich weer in een meer eigen schoonheid te kunnen openbaren.
Het etswerk van J.M. Graadt van Roggen is zoo bekend, dat het onnoodig is het hier te kenschetsen. Een zeer belangrijk deel van zijn levenswerk is hier bijeengebracht. Minder bekend zijn de steendrukken en houtsneden, terwijl zijn teekeningen voor menigeen een verrassing zullen zijn. Men heeft deze laatste, meestal duinlandschappen, zeer geroemd. Ik hecht meer aan zijn etsen, waarin meer verdieptheid zit dan in de schetsen van het duinlandschap, welks leegte zoo uiterst moeilijk te vullen is. Slechts atmospherische omhulling kan in overeenstemming met psychische stemmingen aan de uiterlijke zwier van lijnen diepere schoonheid verleenen, en de lijn, niet zoozeer kleur en toon, vormen het toovermiddel waarmee deze kunstenaar vermag te werken.
C.L. Dake Jr. heeft het Indische landschap gezien met Hollandsche schilderoogen, of liever, hij heeft die streken en oogenblikken
| |
| |
gezocht, waarin eenige overeenstemming heerscht tusschen Nederland en Ned. Oost-Indië. De vochtige dampkring boven een Sawah in den Westmousson, Jonge Paddi, een zonsondergang... Het impressionisme kan misschien in Indië zich omhoog werken tot een gevoelvolle romantiek, maar dan moeten machtiger geesten aan 't werk gaan. Duchattel en Dake Jr.... Neen, laten we ons niet te gauw verheugen over een aanduiding en sympathieke proeven.
| |
Nederlandsche kring van beeldhouwers Stedelijk Museum
Dr. A. Pit, een der beste kenners der beeldhouwkunst, in het bijzonder van de Nederlandsche, waartoe hij ook Claus Sluter rekende, en die hare kenmerken beschreef, heeft de hoop geuit, dat zij naast de schilderkunst en bouwkunst in onze landen tot hooger bloei zou opleven. In Vlaanderen gaat deze hoop reeds in vervulling en ook in het Noorden zijn er vele teekenen, die van nieuw leven getuigen. Een uiterlijk teeken van groot belang is de vorming van een Kring, die blijkens de deelnemers aan de tentoonstelling reeds minstens 29 kunstenaars omsluit.
De typisch nationale trekken, waarvan Pit gewaagde, zal men hier moeilijk terugvinden; tenminste voorloopig. Alle tijden en alle scholen weerspiegelen zich in dit werk. Toch schijnt het, dat één school, de classieke, die het wezen der sculptuur in het ideaal-schoone deed verschijnen - en zoo voor eeuwig de ware idee dezer kunst openbaarde - zeer ver in 't verleden ligt. De richtingen wijken naar het romantische (n.l. schilderachtige) of naderen het symbolische (monumentale, architectiorale, decoratieve).
Van Asten vertegenwoordigt op verdienstelijke wijze de oudere school, Ed. Jacobs (Laren) is schilderachtig in brons, Tj. Visser en S. Klinkenberg zijn zelfs in kleine dierengestalten monumentaal. Ik noteerde nog belangrijke werken van Mej. Carbarius (12, 16), J.W. de Graaff (21), Mej. Th. van Hall (29, 34), H. Krop (55., Mej. Briele (75), Mej. G. Schwartze (83, 89) en D. Wolbers (101).
D.B.
| |
Den Haag
Hendrik van Bloem
Van bedevaarten naar moois op tal van plaatsen in ons land heeft Hendrik van Bloem de resultaten in de kunstzaal Kleykamp bijeengebracht. Overwegend is wel de arbeid uit twee oude stadjes, in vervallen grootheid voortdroomende en daarom bij schilders zoo in trek, het stadje Veere en de minder bekende oude Maasvesting Grave. En het is uit deze laatste plaats, dat van Bloem vooral eenige kostelijke doeken heeft meegebracht. Er is bij den schilder een groote verandering merkbaar; uit het romantische beeld heeft hij zich losgemaakt tot een puur en oprecht realisme. Als staal van dit laatste moge vooral de aandacht gevestigd worden op No. 37 van den catalogus: Venster, binnenplaats te Grave. De schilder is hier niet buiten zijn onderwerp blijven staan doch heeft er zich mee vereenzelvigd. Alles heeft hij in waarheid doen leven in de vaste toetsen zijner warme kleuren. Men kent zulke kijkjes, brokkelige steen, oud raam, binnenplaats met intimiteit van lichtval, van bloemen, potten en pannen. Gegeven dat zich dankbaar leent voor een schilderij doch dat een vaardige hand en een nauwlettende weergave vraagt, wil men er een gevoelsschoonheid in kunnen leggen, die dieper werkt dan de oppervlakkige voldaanheid over het onderwerp alleen. Hendrik van Bloem heeft zich in dit werk van eenvoud geheel gegeven en de innigheid en de waarheid, die er uit het schilderij opbloeien, maken het tot een puik arbeidsstaal. Er is meer goeds uit Grave. Wij noemen nog: Sterk Najaarslicht. Het is hier een oude uitgezakte huizenrij; ze staan er, en ook zonder toelichting weet men hunne historie. Juist door onthouding is hier het juiste effect bereikt.
Tegenover van Bloem's vroeger werk, dat aan inhoud en kleur wel eens een teveel gaf, is er in zijn laatsten arbeid een groote vooruitgang te zien in innigheid van gevoel, een gevoel niet zoozeer door toon getroffen als wel door sterke kleurgroepeering. Reden temeer om van dit talent met erkenning te gewagen.
| |
| |
| |
Groepententoonstelling in Pulchri studio
Mevrouw Hameetman-Schlette vormt ditmaal met haar werk de hoofdgroep. Portretwerk, veel dames- en kinderportretten, waarin meer het behaagzieke is gezocht en gevonden dan de realiteit van een menschenleven. Een oudeheerenportret geeft ernstiger werk en doet de schilderes van een beteren kant kennen. Hier ontbreekt het coquette, dat aan de vrouwenportretten afbreuk doet; ook in de kleuren is de schilderes hier gelukkiger.
Van de andere kunstenaressen, die inzonden, noemen we Jkvr. van Eysinga, wier arbeid nog door een ruimeren indruk van de natuur zou kunnen winnen Hetty Broedelet bracht eenige doekjes, klein van omvang doch breed van schilderwijze. Een groot stilleven van Mevrouw van Dam van Isselt met gedroogde hortensia's is wel het belangrijkste van haar groep; het is een mooi, evenwichtig staal van haar kunst. Johanna van Deventer stond een beeld van Blaricum af, waaruit men de hitte van den dag voelt.
Van de schilders treffen we Bodifée met eenige van zijn frissche landschappen; dan etsen van Grondhout. Een levendig zeegezicht van Bakker boeit het oog.
Hingman is minder gelukkig, zijn naaktfiguur kan niet worden aanvaard door de gebrekkige uitwerking der details. Daarentegen verrast Louis Bron met zijn zeegezichten, waarin de nuancen van kleur en schittering mooi zijn aangeven.
ALB. DRAAYER - DE HAAS.
| |
Londen
Entoonstelling der ‘National Portrait Society’
Op de bovengenoemde tentoonstelling in de Grosvenor Gallery te Londen, hebben eenige Gentenaren werk geëxposeerd. Het belangrijkste werk is Gustaaf van de Woestijne's portret van mevrouw Louise de Graaff, strak, sober en licht tegen een lichten achtergrond, zeer gevoelig en harmonisch van toon, en van een rust, die het ietwat onbevallige in de lijn der armen doet vergeven: een ongemeen en subtiel-gevoeld portret. Hippolyte Deaye's portret van zijn dochtertje, naaktstaande op een haardkleed in een lichte kamer, is eveneens van bizondere charme door houding en stralende toonschaal van licht. Edgard Tytgat geeft eenige sobere figuren in kamersfeer en Leon de Smet bepaalde zich ditmaal tot een portret in olieverf en twee houtskoolstudies.
Londen, Maart. J.R. VAN STUWE Hzn.
| |
Kunstveilingen
Londen
De veiling Camperdown
Op de, in het laatst van Februari bij Christie gehouden veiling van oude kunst uit den boedel van den Graaf van Camperdown en anderen, waar hooge prijzen werden besteed voor schilderijen uit de Britsche School, trok een klein, aan Rubens toegeschreven portret van Hugo Grotius in het bizonder mijn aandacht. Het is met vaste hand en gemakkelijk op het doek geworpen en heeft zoowel den Rubens-toon als Rubens' toets.
Nu is het eigenaardig, dat Rooses geen portret van Grotius door Rubens heeft kunnen terugvinden, hoewel er in den loop der tijden verscheiden Grotius-portretten aan Rubens zijn toegeschreven. Toen Huig de Groot een dag na zijn ontsnapping uit Loevestein, op 23 Maart 1621 te Antwerpen aankwam, verbleef hij er eenigen tijd vóór hij zijn reis naar Parijs vervolgde. Toen en ook later heeft Rubens met hem betrekkingen onderhouden en het is haast ondenkbaar, dat Rubens niet eenmaal den grooten rechtsgeleerde zou hebben uitgebeeld. Intusschen heeft Rooses aangetoond dat een portret, in 1796 door A. Fogg gegraveerd en door hem Grotius gedoopt, in werkelijkheid het conterfeitsel is van
| |
| |
Frederik de Marselaer. En eveneens dat de rechtsche figuur op het schilderij ‘De vier Philosophen’, of ‘Justus Lipsius en zijn leerlingen’ in de Pitti te Florence evenmin Huig de Groot voorstelt. Volgens Rooses is dit mogelijk Joannes Woverius. Het werd tusschen 1601 en 1606 geschilderd, toen Huig de Groot dus nog niet of nauwelijks twintig jaar oud was.
Het thans geveilde portret, dat voor den twijfelprijs van 60 guinjes werd toegewezen, voldoet geheel aan de beschrijving van No. 783 in Smith's Catalogue Raisonné, deel II.
Rubens. Een portret van Grotius. His portly countenance denotes him to have been about fifty years of age, is seen in a front view, with a small beard and mustachios; a broad full ruft surrounds the neck; the dress consists of black figured silk.
De afmetingen verschillen eenigszins, maar daar Smith vaak het kader mede mat en daar het schilderij ook kan zijn afgesneden bij het verdoeken is dit geen criterium. Het schilderij was afkomstig uit de verzameling van Sir Richard Sullivan en werd in 1808 voor 95 guinjes verkocht.
Dat het thans verkochte schilderij Huig de Groot voorstelt is zeker. De gelijkenis met Michiel Miereveld's portretten van 1631 (waarvan zich een copie in het Rijksmuseum bevindt, No. 1604), gegraveerd door A. van der Wenne, en van 1632 met hoed en handschoenen, gegraveerd door W. Delff en later door J. Posselwhite en met de gravure van De L'armessin in Rullart's Academie van 1695, laat geen twijfel toe dat wij hier te doen hebben met het conterfeitsel van den man, dien Gerard Brandt eenmaal bezong als den:
... Fenix der Geleerden Huig de Groot, Des aartryx wonder, gift des hemels, die de doodt
De tydt en nydt beschaamt.
Op dezelfde verkooping werd een schitterend klein, landelijk tafreel van Paul Potter (1646) voor 2450 guinjes en een mooi rivierstuk van Jan van Goyen (1651) voor 600 guinjes toegeslagen. Een alleraardigst en zeer gaaf interieur van David Teniers' atelier met talrijke afbeeldingen van schilderijen en eenige figuren, waaronder de meester zelf aan zijn ezel, bracht 460 guinjes op.
Londen, Maart.
J.R. VAN STUWE Hzn.
| |
Doodsberichten
Willem Geets
(20 Januari 1838. † 20 Januari 1919).
De vier laatste jaren hebben in het aanschijn van oud Mechelen diepe wonden geslagen. Menig lief straatbeeld werd gehavend, menig ranke gevel vernietigd, menig stadshoekje, waar de ziel van het verleden stil en innig voortleefde, in puin gelegd. Wij voelen diep het verdwijnen van al die vertrouwde schoonheden, die aan de oud-Brabandsche stad een zoo eigen karakter gaven.
En nu ging uit dat geteisterde midden ook heen de kunstschilder Willem Geets, de man die het met groote aanhankelijkheid lief had en het hartstochtelijk hielp verdedigen waar het in zijn schoonheid werd bedreigd.
We zullen hem langs de werven, door de straten en stegen niet meer zien voorbijtrekken, den baard sneeuwig wit geworden en den rug gewelfd onder den last der jaren, maar toch nog vinnig licht van stap, het hart nog warm kloppend voor kunst en schoonheid, en den mond vol pittige scherts en eerlijk vranke hekelwoorden tegen elke onoprechtheid.
Geets en oud Mechelen waren één. Hij heeft niet als andere zijner kunstbroeders de behoefte gevoeld om uit te wijken naar een grooter kunstcentrum, naar een of andere wereldstad om er faam en eer te veroveren. Hij had aan de provinciale rustigheid van zijn geboortestad genoeg. Hij vond in haar ouderwetsche schilderachtigheid, haar eigenaardig uitzicht, haar menschentypen, haar gewoonten, haar geschiedenis een rijk leven, waar zijn verbeelding zich ging in vermeien, en dat hem de passende atmosfeer schonk voor zijn archaïseerende kunst, 't Is van het stille Mechelen uit, gedrenkt met zuiver Mechelsche overleveringen, dat hij in het land en daarbuiten, in Engeland en Duitschland vooral, een welklinkenden naam verwierf.
| |
| |
Toen W. Geets tot de volle rijpheid van zijn talent kwam, stond de Belgische schilderkunst in het teeken van de verjongde, bezadigder en geleerder romantiek. Na de onstuimige ontboezemingen van Wappers en De Keyser, kwam de bezonkener innigheid van Leys en zijn epigonen Lies, Ooms, Pauwels, Lagye, Vinck, Cluysenaer, de beide De Vriendt's, e.a. De historieschildering was het geliefkoosde genre, dat zich vooral naar het nationale verleden richtte en daar met grondige studie der locale kleur en der historische bijzonderheden een gepoëtiseerd beeld van gaf, zoo angstvallig nauwkeurig in de uitvoering der bijhoorigheden, dat men er onwillekeurig aan de haarfijne voorstelling der Vlaamsche primitieven bij denken gaat.
Die kunstopvatting bleef W. Geets tot het einde zijner loopbaan getrouw, welke nieuwe kunstvisies elkander gedurende die lange tijdspanne ook opvolgden. Om dus een rechtvaardig oordeel over zijn werk te vellen moet de critiek zich noodzakelijk op het historisch standpunt plaatsen.
Zijn doeken met de sierlijke, dichterlijke verbeeldingen uit het met nationale sagen omsponnen leven van Keizer Karel en uit de geweldige godsdienstige en politieke worstelingen der 16de eeuw openden voor Geets de museums van Antwerpen, Birmingham, Liverpool e.a. Een groot aantal dezer werken werden op tentoonstellingen te Londen, Berlijn, München en elders graag gekocht. In denzelfden trant schilderde Geets nog tal van achttiende-eeuwsche onderwerpen en ook ettelijke oud-Romeinsche, die door Alma Tadema schijnen ingegeven te zijn. Al die doeken munten uit door vaste teekening en sierlijkheid.
Ook op het gebied der versieringskunst oogstte Geets veel bijval. Niemand had wellicht een dieperen kijk in den weelderigen, warmen decoratiezin der Vlaamsche Renaissance en in die richting teekende hij ontwerpen, zoo b.v. voor de wandtapijten op het Stadhuis te Brussel, voor praalwagens te Mechelen, te Gent en elders, die onze bewondering opwekken zoozeer door de groote kennis van dien stijl als door den onberispelijken smaak, waarmede hij hem wist aan te wenden.
Het werk van W. Geets is zeer omvangrijk, het beslaat zoowat een vierhonderd grootere en kleinere schilderijen, cartons voor wandtapijten, pastels, en waterverfschilderingen, zonder enkele etsen en verscheidene rijkgevulde portefeuilles met zeer merkwaardige schetsen en teekeningen. - moeizame en zorgvuldige voorbereidingen voor zijn schilderijen, - mede te rekenen. Als wij daarbij nagaan welke geduldige inspanning Geets' minutieuse schildertrant vorderde, dan begrijpen wij eerst welk een leven van arbeid het zijne is geweest. Tot het einde toe heeft hij dien werklust bewaard. Gedurende de Duitsche bezetting ontwierp en voltooide hij nog een groot historisch doek met talrijke figuren, de Spaansche furie te Mechelen voorstellende.
Het was dan ook een piëteitsvolle gedachte, die zijn naastbestaanden bezielde, toen zij hem een laatste rustbed bereidden in zijn werkplaats zelf, te midden van al de schoonheid, die hij daar had verzameld of zelf had geschapen. Zoo hebben zijn oogen zich gesloten op de geliefde droomen van zijn leven.
MAURITS SABBE.
|
|