Onze Kunst. Jaargang 17
(1918)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
Thijl Ulenspiegel in HoutsnedeLuitenant Paul-Auguste Masui-Castricque heeft het met patriotische stoutmoedigheid en niet geringe verbeeldingskracht aangedurfd, om in een reeks van vijf-en-vijftig houtsneden De Coster's legende van Thijl Ulenspiegel in hare geestelijke en histosche beteekenis uit te beeldenGa naar voetnoot(1). Zijn doel was blijkbaar veel meer om te transponeeren en te doen raden, dan wel om in den conventioneelen zin van het woord te illustreeren; een nadere beschouwing van het behandelde onderwerp en de toegepaste werkwijze zal aantoonen hoe velerlei en hoe zware eischen door des schrijvers verhaal aan de hulpmiddelen der symbolische of illustratieve kunst worden gesteld. Men heeft in de critiek meer dan eens het verhaal van Thijl Ulenspiegel's avonturen vergeleken bij die van Tom Jones in het 18e-eeuwsche Engeland, of van Don Quixote in het Spanje der Renaissance; immers worden de drie picaresco-romantische geschiedenissen begeesterd en gedragen door een buitengewone gave tot de kenschetsing van het nationale karakter. Maar het Vlaamsche epos (en minder is het niet!) doet heel wat meer dan den lezer verstrooien en onderrichten. Het is samengesteld uit minstens drie verschillende en onderling niet gemakkelijk in overeenstemming te brengen elementen, welke door den schrijver zoo kundig versmolten werden, dat elk beurtelings den lezer aantrekt en boeit - den meest oppervlakkige alleen uitgezonderd. De oorspronkelijke legendarische Thijl van de volkstraditie is, natuurlijk, een looze guit, wiens poetsen, aan paters en marskramers, aan pelgrims en herbergiers gebakken, doen denken aan dergelijke verhalen van boert en kortswijl die in alle landen heerschen tusschen de tijden van | |
[pagina 144]
| |
Chaucer en Rabelais. Hun satire was te goedaardig om diep bijtend te zijn, en hun hoofddoel was eenvoudig om te amuseeren. Zoo bestaat de grap, waarin de naam Ulen-spiegel zijn oorsprong zou vinden, in het vertoonen van een tooverspiegel in een kermistent, waar de spullebaas voor een paar stuivers aan zijn publiek de toekomst voorspelt. Hoewel Masui-Castricque twee of drie dergelijke episodes behandelt - de smulpartij van twaalf blinde bedelaars in de Trompe te Ukkel, op kosten van den Deken, en het verkoopen van wonderpakjes die een grof surrogaat bevatten voor graan, te Jeruzalem op het H. Graf gewijd, aan een paar gierige Joden te Hamburg (Pl. 9 en 10) - is er niets comisch in deze platen. De Rabelaisiaansche humor van Thijl's vroegste zwerftochten, en de Gargantuaansche eetlust van zijn metgezel Lamme Goedzak, die een navolger van Hogarth rijke stof zou bieden, worden feitelijk voorbijgegaan. De kunstenaar schenkt slechts geringe aandacht aan het eet-, drink- en lachlustige voorspel, dat in het verhaal zulke kostbare tegenstelling vormt tot de donkere ellende die volgt. Deze leemte zou een ernstig verzuim mogen heeten, ware het niet dat het meest bezielde element van De Coster's meesterstuk gelegen is in de knappe herschepping van de boersche legende in een historisch verhaal. Thijl gaat over van guitenstreken tot tragische daden. Zijne geboorte doet de schrijver samenvallen met die van Philips II, en zijn leven tusschen 1550 en 1584 is niet alleen een doorloopend commentaar op, maar ook een belangrijke factor in de lijdensgeschiedenis der Nederlanden, van af de invoering der Spaansche Inquisitie tot aan den moord van Willem den Zwijger. Door heel dit tijdperk van angst en wantrouwen speelt hij een verborgen maar doeltreffende rol, spionnen betrappend, strijders aanwervend, wapens uitdeelend, of met Lumey's Watergeuzen meevechtend. Zijn ijver voor het openbare recht is aangespoord door het private onrecht, want zijn vader Claes werd tot den brandstapel gebracht op valsche beschuldiging van ketterij, - zijne moeder en hijzelf werden gepijnigd, terwijl de moeder van Nele, zijn zoetelief, voor hekserij veroordeeld werd tot de waterproef. Hoe heeft Masui-Castricque deze dicht dooreen geweven stof van huiselijke en openbare gebeurtenissen behandeld? Hij heeft er geenszins naar gestreefd om te types te individualiseeren en de lotgevallen van een enkel gezin te volgen, alsof hij een historischen roman van Scott of Dumas te behandelen had. Zijn doel is veel meer geweest om op elke prent den stempel te drukken van iets wijders en diepers dan het noodlot van één mensch, en den heftigen strijd om het bestaan van een heel volk te doen gevoelen. Zijne visie is nooit objectief, maar | |
[pagina 145]
| |
het onderwerp, door een gekozen gebeurtenis geleverd, wordt subjectief vergroot.
P.-A. MASUI-CASTRICQUE: De brandstapels der Spaansche Inquisitie.
Achter de poppen van het verhaal staan de machten die aan de draden trekken. Misschien kan geen beter voorbeeld van die zuiver symbolische wijze van behandeling gegeven worden dan Pl. 14, waarvan het opschrift luidt: Sur les büchers de l'Inquisition espagnole fumait la graisse des victimes. De teekening zelve vertoont een paar groote prelatenhanden, zegenend uitgestrekt over oplaaiende vlammen, en van elken vinger bengelt een geraamte aan touwtjes, een doodendans uitvoerend rond de brandende martelaars. In andere gevallen wordt het effect veeleer verkregen door vervorming en weglating van detail. Pl. 13 (de pijniging van Thijl en zijn moeder Soetkin) geeft een indruk van duivelsche wreedheid door het voorstellen van monsterachtige en wanstaltige figuren in plaats van die van slachtoffers en beulen, maar de menschelijke trek wordt bewaard door een conventioneelen, gra- | |
[pagina 146]
| |
celijk gebogen Spaanschen soldaat in den achtergrond, wiens taak het is een waarschuwend vuur te stoken. Het derde en meest subtiele element der geschiedenis, dat de humoristische zoowel als de politieke bestanddeelen ervan overtreft, wordt geleverd door mystieke tusschenspelen, waar Thijl en Nele met tooverzalf besmeerd worden, en meegesleept in een warreling van cosmische verschijnselen, en hunne schamele personen verzwolgen worden in den stroom der wereldmachten. In den Sabbath der Lentegeesten, wanneer de Winterreus overwonnen wordt, en de geesten der wouden, wateren, mijnen, bloemen en sterren dwarrelen in scheppende verrukking, wordt Thijl begroet door hun profetisch gezang: ‘Attends, entends et vois, Aime les Sept, et la Ceinture.’ Deze woorden verbinden de heroprijzing der Nederlanden van staatkundigen dood met de jaarlijksche herwording der natuur, want de ‘zeven’ worden in een later visioen verklaard als de vervanging der zeven nationale zonden door nationale deugden en de ‘ceinture’ is de unie der noordelijke met de zuidelijke provincies. Door de kracht der bovennatuurlijke sanctie, is de zending van Ulenspiegel aldus in het dichterlijke verheven en de personages der legende worden in een nieuwe glorie gehuld. Thijl verpersoonlijkt nu den geest van Vlaanderen, Nele het hart, de gemartelde Claes den moed, de steeds gulzige Lamme de maag. Het spreekt vanzelf dat, zoo alleen letterkundig genie van uitzonderlijk gehalte de eenheid en waarschijnlijkheid dezer figuren in transities van realistisch proza tot verheven poëzie vermag te bewaren, deze transities hooge eischen stellen aan de plooibaarheid van een illustrator. De bijzondere gaven van kunstenaars als Botticelli of William Blake zouden er noodig zijn, om de Coster's hoogste vlucht in het rijk der verbeelding naar behooren te vertolken. In ieder geval heeft Masui-Castricque het niet beproefd om tooneelen uit te beelden, welke in een bovenaardsche omgeving plaats vinden. Het gevolg is scherper concentratie op werkelijke gebeurtenissen, hoe verschrikkelijk ook, die voorgesteld worden met genoegzaam veroorloofd symbolisme om den kunstenaar voor het verwijt van fotografische nauwkeurigheid te vrijwaren. Het is vaak wijzer om menschelijke daden te vergrooten, dan om bovenmenschelijke fictie te verkleinen. Er dient gezegd, dat 's kunstenaars doel nauwkeurig is omschreven en toegelicht in een opdracht-voorrede, waaruit blijkt waarom de boertige zoowel als de bovenzinnelijke zijden van het onderwerp geheel ondergeschikt zijn gemaakt aan de voorstelling van wreede, menschelijke werkelijkheden. Aan zijn broeder, kapitein in het Belgisch | |
[pagina 147]
| |
leger, aan de soldaten van Antwerpen en van den Yzer, aan de martelaren der Duitsche vervolging, aan den heldenmoed van krijgslieden en burgers draagt de kunstenaar zijn werk op.
P.-A. MASUI-CASTRICQUE: Thijl en Lamme smeden wapens voor de Geuzen.
Hij herinnert aan den opstand der Geuzen. ‘De moreele en physieke verdrukking der Belgische provincies’ zegt hij:Ga naar voetnoot(1) ‘was het eerste bedrijf van een roode tragedie, die bloedige en glorierijke uren telde. De opstand der Nederlanden tegen een afschuwelijke overheersching triomfeerde. Thans herleeft dezelfde strijd tusschen den zwakke, die eerlijk is, dapper en vurig apostel van algeheele vrijheid, tegen den machtige, den tyran, die geweten en lichaam verdrukt.... De herinnering aan de donkere tijden van het verleden, de naam onzer groote martelaren is steeds | |
[pagina 148]
| |
de weergalm van het woord Vrijheid, door heel een klein volk uitgekreten. En de haat voor den verdrukker, wie hij ook zij, is de grondslag der Belgische dapperheid. Daarom heb ik gemeend dat het werk van Charles de Coster, in houtsnede vertolkt, geen nieuw maar een hernieuwd getuigenis zou afleggen van den geest die ons land in de 16e zoowel als in de 20e eeuw, tegen een gelijken vijand in het harnas joeg. Thijl Ulenspiegel is de geest der vroolijkheid, van den kalmen en soms naïeven heldenmoed, van het vurige streven naar een schitterend ideaal, en, in zijne tallooze legenden is hij niet eenvoudig de zoon van Claes den kolenbrander, maar de Belg, in alle uitdrukkingen van het dagelijksche leven, tragisch en koppig in den strijd, lachend als de zonneschijn tusschen twee gevechten....’ P.-A. MASUI-CASTRICQUE: ‘La Giline’.
Ondanks het historische parallel dat dit protest in beeld tegen verdrukking bezielde, bevatten de illustraties geen verwijzing tot hedendaagsche toestanden. Hun beroep is eerlijk en krachtig retrospectief; zij zullen gewaardeerd worden om zuiver artistieke redenen door degenen wier oordeel niet door politieke vooringenomenheid beïnvloed wordt. Een eigenaardige antithesis tusschen schrijver en illustrator, welke zou schijnen den uitslag in gevaar te brengen, valt herhaaldelijk in het oog. Terwijl De Coster, evenals Dante, in mozaïek werkte, en ontzaglijke tafereelen samenstelde met ontelbare, nauwkeurige, kleine details, zoodat de lezer tevens overbluft en overtuigd is, wijkt Masui-Castricque zelden af van een zwaar gehouden omtreklijn, opeengepakte figuren en fragmentarisch bijwerk. De figuren zijn reusachtig en drukken kracht, afgrijzen, sluwheid uit, of wat het tooneel ook vergen moge, maar ze zijn nooit geïndividualiseerd, noch worden ze, in opvolgentlijke teekeningen, met gelijke persoonlijke attributen voorgesteld. Zelfs Thijl, de hoofdfiguur, is voor het oog op verre na niet steeds dezelfde Thijl: hij is ‘de Belg’. Dit ondergeschikt maken der persoonlijkheid, | |
[pagina 149]
| |
hoewel het den gang van het verhaal schijnt te belemmeren, draagt bij tot het nastreven van het latente doel om de volksbeweging en de volks-emotie te doen gevoelen. Onder de beste teekeningen, waar een menigte de voorstelling vult en haar deel aan de handeling heeft, mogen Pl. 32 en 33 vermeld worden, waar de Geuzen zich schuil houden of nagejaagd worden in de bosschen, en, op kleine schaal, de prenten waar de prediking van monniken en hervormers worden voorgesteld. In zulke tooneelen wordt een effect van heftige beweging en chaotisch geweld voortreffelijk te weeg gebracht door groepeering en gebarenspel der menigte. Een overvloed van zulke prenten zou echter vermoeiend werken en gaarne gaat men tot dezulke over, waar kracht met eenvoud samengaat. Pl. 29 (Thijl en Lamme smeden wapens voor de Geuzen, bij nacht, in de smidse van Wastede, te Lokeren) geeft een goed voorbeeld van ingehouden, decoratieve kracht. De daksparren in onvoltooide lijnen aangegeven, doen denken aan gedragen speren en de strenge soberheid van detail doen de neerzittende arbeiders uitkomen in krachtig relief. P.-A. MASUI-CASTRICQUE: Regen te Meulestee.
Eveneens in tegenstelling met de meer ingewikkelde en heftig bewogen tooneelen zijn sommige goed uitgevoerde vrouwenhoofden van trotsche en sombere schoonheid. Allereerst valt daarbij te vermelden Pl. 34, La Giline, de spionneerende courtisane van Kortrijk, welke haar mandoline omklemt, en met gebiedenden blik en mond haar zelfbewuste macht laat gelden. De beschaduwde wangen en de Mephistofeliaansche hoornen van den tulband verleenen een onheilspellende beteekenis aan de fiergedragen buste en den flink gemodeleerden arm. | |
[pagina 150]
| |
Het paar hoofden in Pl. 31, getiteld ‘Regen te Meulestee’ mag als typisch gelden voor de onafhankelijke kracht van den illustrator. Het zijn de hoofden van Boelkin en Thijl, die beschutting zoeken voor een plotse regenbui, na een toevallige ontmoeting in het bosch, en hun ontmoeting is het voorspel tot de half grappige, half tragische ontmaskering van den rooden Proost Spelle, die de omliggende dorpen onder een schrikbewind door marteling en tyrannie op kleine schaal gebracht had. Spelle komt eigenlijk niet voor in deze portrettengalerij, maar zijn wreedheid kan geraden worden in de vluchtige bleekheid van Boelkin en in Thijl's grimmige uitdrukking, die weerwraak voorspelt. De aangezichten zijn machtig van uitdrukking en dragen hun eigen stempel, ongeacht het verbaal, waarvan ze veeleer den geest kenschetsen dan de gebeurtenissen uitbeelden. In een tijd dat de moderne kunst zoo hoogelijk de vrijheid eischt om representatieve methoden te verwerpen, ware het ijdel om haar dit recht te betwisten. Er kunnen lieden gevonden worden, zelfs onder kunstenaars van naam, die het zullen afkeuren dat in Masui-Castricque's teekeningen de menschelijke anatomie zoo vaak geknot, verwrongen of overdreven wordt, ten einde psychologische waarheid ten koste van physische nauwkeurigheid uit te drukken. Iedere teekening moet natuurlijk op zichzelf staan of vallen, en we zijn er verre af te beweren, dat in ieder geval het bereikte doel de gebruikte middelen wettigt. Maar er is een arsenaal, waar kunstenaars van iedere school wapens kunnen vinden, die doeltreffender zijn dan eenige andere tot het uitdrukken van onpersoonlijke schoonheid en van abstracties als licht, snelheid, somberheid, grootheid. Dit is het arsenaal der Natuur, en de wapens worden gevonden in de behandeling van wolken, vlammen, water, boomen en dergelijke zaken. Masui-Castricque heeft handig gebruik gemaakt van de eigenaardigheden van het Vlaamsche landschap en van de Vlaamsche architectuur in sommige gevallen, terwijl hij elders zee en hemel ter hulp heeft geroepen voor nog grootere effecten. Neem, bijvoorbeeld, Pl. 17, waar de menigte met emmers door het Vlaanderen-straatje te Brussel loopt, bij het valsche brand-alarm. Hier vormen de hooge huizen, welke de nauwe straat bezoomen, de in den zonsondergang rookende schouw, en de gezichten die uit de ramen gestoken worden een voortreffelijke verbinding van gebouwen met vleesch en bloed. De consacratie van den pasgeboren Thijl aan de opgaande zon heeft een stralenden zonsopgang tot achtergrond, boven en achter een lijn van vluchtende polders; deze schikking van het tooneel verhoogt de plechtige waardigheid van | |
[pagina 151]
| |
Claes, den vader. Vooral in de zeestukken, met varende of ingevroren kapers, de zeilen zwellend of samengerold, is een meesterlijk gebruik gemaakt van golven en wolken. De aanduiding van snelheid, in Pl. 44 (Blancs cygnes de la blanche Liberté les flibots des Gueux glissent sur l'Escaut, sur la mer grande à la recherche des assarbes espagnoles), vliedt met pakkende intensiteit van de lenzende schepen tot de jachtende wolken, die als zwanen langs den donkeren hemel drijven. P.-A. MASUI-CASTRICQUE: ‘'t Brandt!’
Over het algemeen echter, is minder gebruik gemaakt dan men zou verwachten van gebouwen, welke een gemakkelijk middel aan de hand doen om met brokken donker metselwerk een indruk van kracht en grootheid te verwekken. Tegenover de spits van O.L. Vrouwen van Antwerpen en den stompen toren van Veere, welke twee merkwaardige prenten beheerschen, moet het veelvuldig gebruik van figurengroepen gesteld worden, welke heftige handeling en aandoening uit- | |
[pagina 152]
| |
drukken. Dit houdt verband met 's kunstenaars hoofddoel, in zijne voorrede uiteengezet, om de volkstragedie aanschouwelijk te maken. De meest typische houtsnede in dit opzicht, even merkwaardig voor verscheidenheid van behandeling als voor kracht van lijn is wellicht Pl. 42, waar de schamele, bibberende Kathelijne op het punt staat om in de vaart te Brugge geworpen te worden, onder beschuldiging van hekserij. Er is iets duivelachtigers in de gezichten en gebaren van degenen, die met de strafuitvoering belast zijn, dan de beschrijvende bladzijden van De Coster vermogen uit te drukken. Door zulke treffende uitbeeldingen doet Masui-Castricque Thijl Ulenspiegel's roepstem luider en krachtiger klinken voor al degenen die Vlaanderen liefhebben. P.-A. MASUI-CASTRICQUE: Kathelijne tot de waterproef veroordeeld.
OSMAN EDWARDS. |
|