Onze Kunst. Jaargang 17
(1918)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Het portret van Jan Neyen door RubensOp de tentoonstelling van Oude Kunst uit het bezit van bewoners van Haarlem en omstreken, van 14 Juni-12 Juli 1915 in het Frans Halsmuseum gehouden, kwam voor een portret door Rubens geschilderd. Over deze expositie werd door mij in dit tijdschrift een artikel gepubliceerd, waarbij als een der voornaamste inzendingen deze beeltenis van een man op middelbaren leeftijd, in raadsheerstoga gekleed, een boek in de rechter hand houdend, werd afgebeeld. Door de Hollandsche kenners en Prof. Dr. Leo van Puyvelde werd dit portret, zonder eenige uitzondering, voor een echten Rubens gehouden. Hoewel niet geteekend, verraadt het door den vasten penseelstreek, door het lichtende der kleuren, waarin het typische karmozijn, Rubens eigen, een voorname rol speelt, door de paarlemoeren schaduwtonen, zoo smijdig in het licht overgaande, geheel en al de hand van den Vlaamschen grootmeester, zooals deze werkte, toen hij uit Italië naar de Scheldestad terug kwam in de hoop van zijn moeder nog in leven te vinden. Een donkere, gedeeltelijk overschilderde achtergrond doet wat erg heel tegen het transparante in gelaat en kleederen. Nochtans is de voorname toon van dit portret, de sterke en zekere karakterbeelding, het spontane in de wedergave, welke direct naar de natuur geschiedde, van buitengewone schoonheid. Evenals bij de beeltenis van Isabella Brant in het Kaiser Friedrich-Museum, geschilderd in 1615, komt de figuur licht tegen een egalen achtergrond af, waar ook het licht concentrisch werd aangebracht, in tegenstelling met het latere werk van den meester, waarin het lijkt of van boven naar beneden, van links naar rechts, alles in één licht is gezet, waar ‘dat groote zonlicht aan den Nederlandschen Konsthemel’, zooals Houbraken Rubens noemt, met zijn stralen alle deelen van zijn schilderijen bereikte. | |
[pagina 42]
| |
Kort geleden werd dit boeiende portret met den sluwen, listigen, naar links kijkenden kop, met krullend kastanjebruin haar en dunnen, rooden sikbaard, waaronder een platten smallen kraag, voor onbepaalden tijd in bruikleen afgestaan aan het Frans Halsmuseum, en mocht het mij gelukken op den achterkant van het paneel, op een bijna verbleekt, gedeeltelijk afgescheurd etiket, een, door de nerf van het eikenhout, welke door het papier heen komt, bijna onleesbaar opschrift in 18de-eeuwsche karakters, de naam van den voorgestelde te ontcijferen. Volgens dit opschrift is hier voorgesteld Johannes Neyen, de bekende commissaris-generaal der Minderbroeders te Antwerpen. De inscriptie, zooals die nog te lezen is op het verbruinde, vergoorde, gedeeltelijk afgescheurde papier, luidt: JOANNIS NEYEN ANTVERPIENSIS. Jan Neyen, Ney, ook Jean de NeyGa naar voetnoot(1) geheeten, was een bekende figuur in de plaats zijner inwoning, Antwerpen: Geboren uit Zeeuwsche, protestantsche ouders, zijn vader, Maarten Neyen, was gezworen klerk en griffier der Antwerpsche rekenkamer, kwam Jan of Johannis in Antwerpen ter wereld, werd Katholiek, en Franciskaner pater. Bij den Aartshertog Albert en zijn gemalin Isabella kwam hij al zeer spoedig | |
[pagina t.o. 42]
| |
P.P. RUBENS: Portret van Jan Neyen.
(Eigendom van de familie Wilson te Bloemendaal). | |
[pagina 43]
| |
in de gratie, werd hun biechtvader en in Februari 1607 door hunne Hoogheden gekozen tot afgezant naar Den Haag, om met de Hoogmogende Heeren van Holland die onderhandelingen te openen, welke later tot het Twaalfjarig Bestand zouden leiden. M. VAN MIEREVELT: Portret van Jan Neyen
(naar de gravure van J. MULLER). Twee malen moest de geslepen Vlaming de onderhandelingen opschorten om met zijn Koning over de voorwaarden te confereeren. En deze waren van den kant van Zijne Spaansche Majesteit niet gering. Neyen toch had in opdracht den afval der Noordelijke Nederlanden te verhinderen, den Hollanders de belofte te ontlokken de vaart op Indië te staken, en voor de Alleenzaligmakende Kerk gelijke rechten te verkrijgen als de Hervormde reeds bezat. Noch het een noch het ander gelukte hem. Slechts met groote moeite en eindeloos geduld bracht hij Philips III er toe de Noordelijke Nederlanden als vrijen staat te erkennen. Beter slaagde hij er in een wapenstilstand van acht maanden te bedingen, die leidde tot het voorbereiden van een definitiever opschorten van den oorlogstoestand, tot het Twaalfjarig Bestand, hetwelk in 1609 te Antwerpen werd gesloten. Uit die twee jaren van onderhandelen dateeren een dreital portretten van Neyen. Uit 1607, dat hetwelk Chrispijn de Passe graveerde; uit 1608, dat van M. van Mierevelt, door J. Muller in het koper gestoken, en uit hetzelfde jaar een beeltenis van Hondius, als gravure bekendGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 44]
| |
Tot deze drie typen, ze verschillen alle aan merkelijk, zijn de overige beeltenissen van Neyen in verschillende boeken en op een enkel schilderij, dat van A.P. van der Venne, de Zielenvisscherij genaamd, in het Rijksmuseum terug te brengen. CHRISPIJN DE PASSE: Portret van Jan Neyen.
Bij Mierevelt heeft Neyen een breeden kop, die hoog in de schouders zit, een open gelaat, waaruit frank en vrij de oogen kijken; bij De Passe een langwerpig gezicht met smallen puntbaard en bij Hondius een arglistigen trek, die op de overige beeltenissen niet voorkomt. In 1609, bij het sluiten van het Bestand, bereidde Antwerpen zijn grooten zoon een schitterende ontvangst; de Paus gaf in een speciaal schrijven zijn voldoening te kennen over zijn werkzaamheden, kortom, Neyen was de man van het oogenblik. Eenige jaren daarna overleed hij in Spanje den 20sten November 1612. Tegen het einde van 1608 kwam Rubens te Antwerpen terug. Waarschijnlijk, ja zelfs zeer zeker is het, dat hij den meest gevierden man uit te beelden kreeg. Dat dit geschiedde blijkt wel uit het feit, dat er heden nog een portret van Rubens bestaat, in de PinacotheekGa naar voetnoot(1), van een jongen Franciskaner monnik, dat vroeger in Dusseldorf hing en toen door Reynolds daar werd gezien, zooals uit zijn beschrijving van een reis in de Nederlanden in 1781 blijktGa naar voetnoot(2), en dat, volgens hem, de Ney en, zooals thans de catalogus van de Pinacotheek | |
[pagina 45]
| |
opmerkt, vermoedelijk Johannis Neyen voorstelt. HENDRIK HONDIUS: Portret van Jan Neyen.
In zijn ‘OEuvre de P.P. Rubens’, 4de deel (No. 1107), schat Max Rooses dit werk te zijn ontslaan in den tijd tusschen 1625 en 1630. Onnoodig te zeggen, dat de hier voorgestelde onmogelijk Neyen kan zijn, daar deze reeds in 1612 overleed. Mogelijk is men op den naam van Neyen gekomen door een zekere gelijkenis van dit portret, dat een ongeveer 35-jarigen monnik voorstelt, met de gravure van Chrispijn de Passe; alleen heeft de monnik uit de Pinacotheek een veel ascetischer uiterlijk, dan die bij De Passe. Het portret in het Frans Halsmuseum, al vertoont het eenzelfde type, wijkt wel eenigszins af van de drie beeltenissen hierboven besproken, het minst van dat van Van Mierevelt, toch minder dan dit laatste verschilt van de twee andere. Het bezit eenzelfde breede, korte figuur, wat hoog in de schouders. In den catalogus van de Collectie Wilson van 1873, verschenen bij de tentoonstelling dezer verzameling in den Cercle artistique te Brussel, komt dit portret voor onder den naam van Simon de Vos, den leerling van Rubens, die 1603 geboren werd. Ook de inscriptie wordt hierbij vermeld, echter leest men daar het jaartal 1637, wat ik uit het opschrift niet kan lezen. Daar staat deze volledig, luidende: JOANNIS NEYEN ANTVERPIENSIS, Dat Simon de Vos de meester zou zijn, die Neyen schilderde, is totaal uitgesloten, daar hij bij het overlijden van den pater nog maar 9 jaren telde. Waar Rubens vermoedelijk dezen verdediger van het Katholieke geloof heeft geconterfeit, gezien de toeschrijving van zijn naam aan het portret te Munchen, is de hypothese niet te gewaagd, dat we hier te | |
[pagina 46]
| |
doen hebben met het echte portret van Jan Neyen, omdat de schilderij als maker RubensGa naar voetnoot(1) aanwijst, de inscriptie Neyen tot den afgebeelden stempelt en het type overeenkomt met de bekende beeltenissen van dezen priester. G.D. GRATAMA. |
|