| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Tentoonstellingen
Den Haag
Elsa Berg kunsthandel Walrecht.
Het futurisme zoo hoog, zoo driest ingezet, verkwijnt in zijn meest wilde, als losgebroken driften. Zijn invloed is weinig ondergaan en slechts enkelen hebben in hun arbeid er een verruimenden invloed van ondervonden. Weinigen zijn de jongeren, die getrouw bleven aan de vurige eerste beweging, die een verdwazing geleek van hoofd en zinnen. Een paar jonge vrouwen meenen te moeten blijven volharden in het blauw en geel, groen en paars, in de primitieve vormgeving waaruit, wat er ook uit blijke, stellig niet blijken kan de aanleg van den kunstenaar of kunstenares. Want alle vormen zijn vermomd, handen liggen weggeduwd, gelaatsplastiek is vermeden. Aan het voornemen bizarre te zijn, ligt alles opgeofferd. Of is er niets opgeofferd en ligt slechts te beter verscholen de naakte onbegaafdheid of poovere middelmatigheid. Pretentie hebben, liever dan onbesproken te zijn, ziedaar wat ik in werk van een Elsa Berg herken.
| |
Michel Cuypers.
Na den genialen grootvader den hervormer, na den knappen vader, die de St. Bavo te Haarlem deed verrijzen, is deze Michel de derde uit het beroemde geslacht.
Staand voor de buste van den grootvader door den kleinzoon ontworpen, heeft Michel Cuypers verteld van zijn ideeën omtrent binnenhuiskunst. Want na de groote architectuur van vader en grootvader komt de zoon en kleinzoon met meubels, wanddecoratie en eenig beeldhouwwerk. In de kunstzalen Kleykamp vonden de uit prachtig materiaal vervaardigde meubelen een aanpassende en verrassende omgeving. Blank Surinaamsch hout, zilvergrijs berkenhout, Surinaamsch groenhart en Cuba mahonie waren de houtsoorten, die wij zagen aangewend. Dat hieruit aangename meubels konden ontstaan, lag voor de hand. Doch het zijn ook smaakvolle meubels, die Michel Cuypers schiep. Afkeerig van het pionier-zijn eens kunstenaars, wilde Cuypers blijkens zijn voorwoord ruimte gunnen aan den smaak van 't publiek. Vergetend hierbij echter naar het ons voorkomt, dat mannen als De Bazel en velen zijner geestdriftige volgelingen op het gebied van binnenhuiskunst reeds met hun principe 't oordeel van het publiek belangrijk hebben beïnvloed en zelfs een bepaalde richting uitgestuurd. In deze groote strooming van goeden smaak heeft de jeugd gelegen van Michel Cuypers. Is het dan te verwonderen, dat deze nog zeer jonge man meent oorspronkelijk te zijn, nu hij slechts den weg blijkt te volgen door De Bazel ingeslagen. Al meent dan ook de kunstenaar zich los te maken van het schoone voorbeeld door mannen als Nieuwenhuis, De Bazel en Van den Bosch gegeven, in waarheid is hij een volgeling der grondslagen door hen gelegd, grondslagen zelfs door het groote publiek reeds verkoren en aanvaard. Weinig als oorspronkelijk scheppend kunstenaar doch wel als man die, door een voortreffelijken smaak geleid, voortgaat op den weg door anderen aangewezen, verschijnt ons deze derde, uit een kunstenaarsgeslacht.
| |
| |
| |
Pulchri studio.
Van de grootheid niet meer doch van de fijnheid der Haagsche school wordt door den schilder Kramer verhaald. Eenige schilderijtjes in zijn hoofdgroep, op de groepententoonstelling hebben het atmosferische, dat wel de kenmerkende eigenschap scheen van alle werken uit dien schitterenden schilderstijd. Ze zijn geheel uit het kader gegrepen, waarin Poggenbeek's werken behooren om nu de allergrootsten maar niet aan te roeren.
De zachte stemming, geheel uit toonvolle grijzen gewonnen, de droefheid der mineurklanken, die samenklinken tot een schoonheidszang om onze sombere luchten, onze nevelige schemeruren en niet licht wordenden winterdag; deze indruk van stemmingsfijnheid, niet van groote aangegrepenheid, heeft de ook al ouder wordende schilder Kramer gegeven in eenige van de allerbeste werken, die hij maakte.
Zoo is het met de tijdgenooten en die onmiddellijk na de Haagsche school kwamen; ze hebben er wat van meegevoerd, ieder een klein deel er van veroverd. En thans, nu de hernieuwing der schilderkunst nog zoo weinig zichzelf als blijvend goed heeft veroverd, is het een bezit, in ons land, nog enkele oudere schilders te weten die, opgegroeid in de traditie van de Haagsche school, daaraan trouw bleven ondanks al het rumoer rondom.
Kramer is een dier weinigen, die zich niet anders uiten kunnen dan in de taal door hen van de jeugd af verstaan. De zuivere traditie der Haagsche school is in dit werk, in het schilderijtje van den schemeravond in een kleine stad, waar het turfschip ligt gemeerd aan de kade, er vertrouwde verschijning is van het gansche stadje. En nog eenige rijpe schilderijen hebben in het krachtig fijne een intiem beeld gegeven van Holland's stemmingschoon.
| |
Jan Heyse (d'Audretsch).
Jan Heyse blijft uit de schoonheid van het Zeeuwsche land putten. Altijd weer en hoeveel jaren reeds zijn het de boerinnetjes, wier schilderachtige verschijningen hij tegen de even schilderachtige natuur van Walcheren zet. Zelfs buiten dit Walcheren komt hij nooit. Geen bezwaar is hier tegen. Het wijst misschien zelfs wel op een eigen diepte van ziel weinig het van den buitenkant te moeten hebben. Een kunstenaar, die weinig zich verplaatst en zijn onmiddellijke, toevallig hem beschoren, omgeving, in zijn kunst lief weet te krijgen, heeft ongetwijfeld een schat van schoon-zien in zich, die grooter en meer echt is dan in het tegenovergestelde geval. Uit verre, hen vreemde landstreken hebben onze groote schilders weinig gehaald.
De schoonheid van elke Hollandsche school was een schoonheid te midden van welke de schilders leefden. Een proces van dieper tot de kern geraken ging met dit grijpen van nabij meestentijds gepaard. Doch dit is niet zoo met Jan Heyse. Zijn voortgang is ongewis; bijwijlen meent men dat hij zelfs terugwijkt. Hier nu, op deze tentoonstelling van zijn werken, komt hij met een Walchersch boerinnetje, peinzend zittend in het lange gras, dat slordig groeit rond 't verwaarloosde Veere; het stadhuis van 't stadje is op den achtergrond van de potloodteekening. Precieuse teekenarbeid is dit, waarin een sobere en door strakheid ook wel sterke samenvatting schuilt van 't Walchersch schoon. Het is een der niet veel grootsch omvattende doch wel zuivere teekeningen. Het overige werk geeft telkens vat op aanmerkingen van vooze behaagzucht.
| |
Haagsche kunstkring.
Het nieuwe Kringgebouw met zijn lichte zalen is bij uitstek geschikt voor een tentoonstelling van zwart-en-wit, waartoe de meeste inzendingen op deze tentoonstelling behooren. Het licht is overvloedig en gelijkmatig, de wanden licht reekleurig. Hier komt alle zwart-en-wit kunst afgeteekend en dus gunstig op uit. Van Konijnenburg, opgewekt klaarblijkelijk door de algemeene waardeering onlangs ondervonden bij zijn tentoonstelling in den huize Kleykamp, is, vruchtbaar, opnieuw aan 't werk getogen en heeft hier lijn- en kleurcomposities, die suggesties lijken voor later, dieper ingedacht werk. Een vrouw met herdersstaf, peinzend neergezeten, kan in haar
| |
| |
volkomen apathie het beeld gelijken van Dürer's Melancolia. Moderner is Van Konijnenburg's vrouwenfiguur niet. En juist zou een beeld naar den tijd de belangstelling kunnen opvoeren tot de innige sterkte van Dürer's onvolprezen beeld. Thans is deze zwaarmoedig peinzende herderin de schoone aanduiding van een uiting, die volkomener zou moeten zijn om te voldoen aan de behoefte van juistheid, welke men op den langen duur stelt aan den tijd trotseerende kunstwerken.
Van Konijnenburg's scheppingen zijn fantasieën, die, of te weinig werkelijkheid of te weinig droom zijn. Het hybridische in het karakter dezer scheppingen doet ze meermalen afbreuk; tenzij dergelijke verdichtsels geheel gerekend worden uit het droomleven te zijn voortgekomen. Doch aan gestalten uit den droom herinneren nu juist Van Konijnenburg's menschen niet. Eer zijn het oude Egyptenaren, gehaald uit hun tijdsverband, aangezien met het kleuroog van den schilder, die de bronzen van Jacob Maris, het parelgrijs van een Weissenbruch kent.
Met dit al is Van Konijnenburgs, arbeid in zijn schoone kleurensuggesties tot het allerbelangrijkste te rekenen van wat thans in Holland verschijnt.
Op deze tentoonstelling, die de tweede is in het nieuwe gebouw hebben de leden hun best gedaan. Toorop toont er zijn ‘Bartolomeus’ en een nieuw werk: de leidende Christus. In pastelkleur, hard en sterk, teekent hij op de hem eigene hoekige wijze de Christusfiguur, die een tweetal vrouwen voortgeleidt, de stad uit, langs een weg, waar doornen voor de voeten wassen. Houtsneden van Dirk Nijland, een portret van Willy Sluiter naar Charles van Wijk, proeven van Haverman, etswerk van een nieuw lid, v. Duffelen, fijnzinnig werk van Schäfer, o.a. zijn magistrale zwart krijtteekening: de dom te Milaan, maken deze Kunstkring-tentoonstelling tot een waarlijk belangrijke.
ALBERTINE DE HAAS.
| |
Leiden
Tentoonstelling Van der Valk.
In Van der Valk zijn twee geheel ver schillende kunstrichtingen vereenigd. Hij, de nu zestigjarige, heeft in een Leidsch kunstzaaltje van zijn, op de Primitieven steunenden teekenarbeid hangen. Alles is klaar aanschouwd, staat als een formule van zekere gewisheid overeind. In het panorama op Amsterdam's buitenkant heeft de schilder geheel en al zich in deze richting geopenbaard. Ver ziet men op dit vergezicht het polderland rond Amsterdam doorsneden door wegen en slooten. Schaarsche wilgen, en vee in de velden stoffeeren het vlakke kleed der weiden, dat ongestoord voortloopt, zich verliezend in den einder.
Elke minutieuze afwisseling in de ongebrokenheid der weiden is nauwkeurig bestudeerd. Zóó schilderde Jan van Eyck een menschengelaat, waaraan geen ooghaar ontbrak en dat niettemin een psychologie toont, die het volkomene nabij is.
Na deze algeheele aanvaarding der Primitieven werkwijze heeft de schilder 't roer omgegooid en is hij - helaas op bescheiden wijze - fantastisch geworden. Fantastisch in stillevens. De koeien, die zoo klein als een vlieg werden in het wonderschoone hierboven genoemde panorama, waren niettemin waarneembaar in al hun vormen, zooals de natuur op een helderen dag deze ook volkomen zoo aangeeft. In de stillevens omhing Van der Valk de voorwerpen met een nevel. Nauwelijks kan men bijwijlen de vormen herkennen van de bordjes en potjes voor den toeschouwer opgesteld. Een enkele maal bereikt de kunstenaar een indruk van de geheimzinnige schoonheid van eenvoudige op zichzelf geenszins artistieke dingen door de doordringende visie, waarmee hij aanschouwt. Doch niet altijd is dit het geval.
Hebben we dus aan den eenen kant een Van der Valk met den zuiveren, synthetiseerenden blik van een modern-primitieven kunstenaar, ter anderer zijde ontmoeten we den fantast, die zijn fantasie niet verder doet
| |
| |
reiken dan tot de schemering van eenige bijeengeplaatste voorwerpen, 't zij boterpotjes of museum-curiosa.
Temidden van deze twee ligt de etser, die het Hollandsche landschap lief heeft met den waakzamen blik der Primitieven voor wie ieder detail een uiterlijk kenmerk van iets innerlijks was en mèt den coloristischen zin waardoor de nauwlettendheid der reëele waarneming verwijd is door de atmosferische stemming, die het echt Hollandsche, de locale bijzonderheid aan het landschap verleent.
Van deze etsen, droge naalden meermalen, kan men er niet genoeg voor de compleetheid der uitbeelding van ons Hollandsch landschap wenschen.
ALBERTINE DE HAAS.
| |
Kunstveilingen
Amsterdam
Veiling Frederik Muller & co.
De tweede veiling, dit najaar door den heer A. Mensing gehouden, was weder van zeer uitgebreiden aard en ondanks oorlog en moeilijk verkeer zijn de kunstvoorwerpen voor een groot deel van uitmuntend gehalte gebleven en blijkt daarenboven de kooplust van het publiek onverflauwd. Er waren misschien minder exquise en zeldzame kunstvoorwerpen te bewonderen dan in de laatste voorjaarsveiling, het geheel maakte toch ongetwijfeld indruk. De oude schilderijen kwamen uit verschillende ongenoemde verzamelingen, de moderne collectie, werk van Breitner, Bauer en De Zwart bevattend, was door een Haagschen liefhebber bijeengebracht, de kunstvoorwerpen en antiquiteiten hebben voor het grootste deel toebehoord aan de heeren P. Wald, 's-Hertogenbosch; Van Heyst-Vermeulen, Bergen-op-Zoom en mevrouw Cohen - Tabak, Amsterdam, terwijl munten, teekeningen en een groote verzameling boeken uit de bibliotheek van Ds. C.P. van Eeghen Jr. (Amsterdam) afkomstig waren.
Ditmaal waren de oude schilderijen in de bovenzaal gerangschikt. Onder het vele noemen wij een minitieus vruchten-stilleven van Albert Cuyp, het portret van Rembrandt's moeder, in profiel, van Lievens, een Cuyp met paarden, een schilderij van Judith Leyster, de Nar, in grijs en rood, een grooten Brekelenkam en twee fijn-geschilderde portretjes van Nicolaes Maes. Wat de kunstvoorwerpen betreft, was er een kleine vitrine met verschillend familie rose, die bijzonder opviel; verder een groot eetservies van Haagsch porselein, dat voor f 9200 verkocht werd en een bord in fayence van den beroemden Bernard Palissy.
De behaalde prijzen van de oude schilderijen waren: No. 3, A. van Croos, gezichten in de omstreken van Den Haag, f 2200; no. 4, Albert Cuyp, vruchten-stilleven, f 6100; no. 5, van denzelfden meester, ‘paarden’, f 6700; no. 6, Dusart, ‘de rookers’, f 1500; no. 8. Jan van Goyen, ‘onweer’, f 3300; no. 9, van denzelfden meester, heuvelachtig landschap, f 1000; no. 10, manier van Van Helmont, ‘kaartspelers’, f 1750; no. 12, Jacob Jordaens, apostelkoppen, f 4800; no. 13, Judith Leyster, ‘De nar’, f 4100; no. 14, Jan Lievens, portret van Rembrandt's moeder, f 6700; no. 15, Van Mierevelt, portret van Wolfgang Willem graaf van de Paltz, f 3200; no. 16, van denzelfden meester, portret van een staatsman f 2400; no. 18, Adr. van Ostade, het geslachte varken, f 3800; no. 19, van denzelfden meester, kop van een boer, f 1250; no. 20, Egbert van den Poel, dood haasje, f 825; no. 21, Salomon van Ruysdael, riviergezicht, f 3300; no. 22, van denzelfden meester, ‘de Haarlemmermeer’, f 7700; no. 23, idem, riviergezicht, f 2000; no. 24, madame Vigée Lebrun, zelfportret, f 2500; no. 25, Jan Wijnants, herfstlandschap, f 2500; no. 28, H. Averkamp, ‘winter’, f 800; no. 30, L. Bakhuyzen, ‘Marine’, f 725; no. 31, Beerstraten, ‘Heiligenwegspoort’ te Amsterdam, f 800; no. 39. Brekelenkam, ‘het toilet’, f 6200; no. 40, Callot, ‘de valsche spelers’, f 700; no. 40a, Albert
Cuyp, ‘paarden’, f 6500; no. 41, W. van Diest, ‘rotsachtige kust’, f 775; no. 46, Jan van Goyen, ‘de oude stadswallen’, f 1750; no. 47, van denzelfden meester, ‘riviergezicht’, f 1750; no. 48 en 49 idem ‘riviergezicht’ en ‘Dordrecht’, f 4400; no. 51, Harmen Hals, ‘de Luit- | |
| |
speler’, f 775; no. 52, Heda, ‘stilleven’, f 1000; no. 53, De Heem, ‘stilleven’, f 1000; no. 55, Van Hugtenburgh, ‘historisch onderwerp’, f 1650; no. 59, Du Jardin, ‘een uiteenzetting’, f 1600; no. 60; Jan van Kessel, ‘stilleven’, f 2100; no. 64a, Nicolaes Maes, twee portretten, f 5100; no. 74, K. Molenaer, ‘stadswallen’, f 825; no. 75, Moeyaert, herders, f 800; no. 77, Monogrammist I.S., f 1000; no. 80, F. Netscher, vrouwenportret, f 950; no 81, Nooms genaamd Zeeman, ‘de Haven’, f 2100; no. 88, Dirk Stoop, groep boeren met paarden, f 875; no. 89, Willem van de Velde (de jongere), kalme zee, f 4000; no. 90, Willem van de Velde (de oude), Marine, f 875; no. 95, Willaerts, schepen bij rotsachtige kust, f 2800; no. 1476, Jan de Baen, mansportret, f 2000; no. 1478, Maerten Lengele, vrouwenportret, f 825; no. 1479, J.A. Rootius, portret van een meisje, f 3625.
J.Z.
| |
Berlijn
Verzameling von Kaufmann, Berlijn, 5 december 1917
In het Augustus-nummer 1906 van dit tijdschrift gaf Dr. Max J. Friedländer een uitvoerige, geïllustreerde bespreking van deze voor onze ‘Primitieven’ zoo hoogst belangrijke verzameling. Wij verwijzen onze lezers tot dit artikel, en vermelden hier de prijzen (in Mark) waarvoor de voornaamste werken van Noord- en Zuidnederlandsche meesters werden verkocht.
No. 67, Rogier van der Weijden, Mansportret, 340.000; No. 68, Nederl. Meester omstr. 1440, Madonna, 80.000 (Kaiser-Friedrich Museum, Berlijn); No. 69, Memlinc, Zegenende Christus, 72.000; No. 70, Memlinc, Madonna, 135.000; No. 71, Meester der St. Ursula-legende, St. Anna met Heiligen, 265.000; Nos. 72-73, Alb. Bouts, Twee Altaarvleugels, 46.000; No. 74, Alb. Bouts, Christuskop, 135.000; No. 75, Alb. Bouts, St. Hieronymus, 180.000; Nos. 76-77, G. David, Johs. de Dooper en St. Franciscus van Assisi (twee altaarvleugels) 105.000; G. David, de Geboorte van Christus, 70.000; No. 80, Adriaen IJsenbrant, Vleugelaltaar, 76.000; No. 83, Colijn de Coter, Treurende Magdalena. 39.000 (Museum Boedapest); No. 85, Joost van Cleve, zelfportret, 215.000; Nos. 83 en 89, twee kleinere stukken van denzelfde, 32.500; No. 90, Patinir, Landschap met H. Maagd, 70.000; No. 91, J. Gossaert, Mansportret, 62.000; No. 92, J. Gossaert, Madonna, 59.000; No. 97, H. Bles, Landschap met St. Christoffel, 27.000; No. 101, Peter Brueghel, Luilekkerland, 310.000 (Pinakotheek München); No. 106, Geertgen tot St. Jans, Christus' Geboorte, 205.000; No. 107, Meester der Virgo inter Virgines, Christus' Geboorte, 91.000; No. 108, Hier. Bosch, Ecce Homo, 105.000; No. 110, Jan Joest van Calcar, Christus' Geboorte, 80.000; Nos. 111-112, Jan Mostaert, twee Portretten, 49.500; No. 113, Jacob Cornelis van Oostzanen, 52.000 en No. 114, van denzelfde 64.000; No. 115, Dirk Jacobs, Mansportret, 101.000; No. 116, Corn. Engelbrechtsen, Christus aan het
kruis, 24.200; No. 117, Lucas van Leyden, Maria met het Kind, 140.000; No. 119, Nicolas Froment, De opwekking van Lazarus, 390.000; Nos. 120 en 121, Meester van den H. AEgidius, twee Altaarvleugels, 43.000.
Behalve deze Vlaamsche en Hollandsche werken was de verzameling van Kaufmann rijk aan schilderijen van vroege Italiaansche en Duitsche meesters, welke eveneens voor hooge prijzen werden verkocht.
|
|