| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Tentoonstellingen
Amsterdam
Suze Bisschop-Robertson tentoonstelling van schilderijen in den Larenschen kunsthandel
Tien jaren geleden opende de Larensche Kunsthandel hare zalen in het mooie patricische gebouw aan de Heerengracht, met eene tentoonstelling van werken der schilderes, die nu - ter herdenking - wederom den schoonen ernst van haar kunst uitbreidt langs de wanden. Een ernst, die, door de realiteit heen, gloeit in diepe kleuren, en vol werkelijkheidszin nochtans zich tot romantiek verheft, en van daaruit zich neerbuigt over het tragische. Het is de schoone ernst van het ‘impressionisme’, maar gezien onafhankelijk van het ‘oogenblik’. Het moment is opgelost in eene langdurige, aandachtige, beschouwing der dingen en menschen. De vormen en kleuren, zwaar en diep als beladen met de dracht des levens, getuigen niet alleen van den schijn der dingen, maar ook van het wezen van... ja waarvan: van haar eigen eenvoudige, eerlijke, echt-ménschelijke ziel.
Of men een atelier-hoek ziet met achteloos neergeworpen dingen, of een achterbuurt, of een binnenhuis of den ouden toren te Harderwijk, of een stilleven met tinnen schotel en appels, - het is âl om 't even: het impressionisme heeft zich verdiept in ernstige meewarigheid om het lot der dingen. Het is of zij meer den binnenkant ziet dan den buitenkant, het ‘menschelijke’, dat er overal in verborgen lag. Men heeft haar werk dikwijls mannelijk genoemd, om de kracht van haar temperament, om de breedheid van haar schildering, de zwaarte van haar toets, om de diepheid van kleur en volheid van toon, - maar het is veeleer het echt menschelijke, alle eenzijdigheid omspannende gevoel, dat haar handwerk beheerscht, hetwelk men onbewust bewondert. Welnu, dit algemeen-menschelijke is méér dan eenzijdig vrouwelijk. In dien zin is b.v. ook Käthe Kollwitz méér dan vrouwelijk.
Käthe Kollwitz, Vincent van Gogh, Jan Toorop, Jozef Israëls... zij zijn haar verwante geesten; maar, terwijl de een meer teekenaar is (expressionist) en de ander meer dichter of ziener, getuiger of prediker, is zij méér dan één hunner zuiver schilderes. Zij is picturaal in haar kleur en toon, in haar werkwijze en ook in haar onderwerpen. Wel eens moest daarom een tekort aan psychologisch inzicht worden erkend, - zelden b.v. gaf zij rechtuit een menschelijk gelaat te aanschouwen. Doch ik moet bekennen, dat meer en meer bleek, dat haar schroom of onvermogen om het ‘portret’ van den mensch te geven - hoe vaak zag men afgewende houdingen en gezichten - innig verband houdt niet zoozeer met de beperktheid van haar talent als met den aard daarvan. De oude vrouw in het groote interieur toch moge geen portret zijn, - zij is méér: zij is het tragische leven zelf, zij is het menschenlot, dat zich in lijden en dulden nauwelijks boven de natuur van het leven vermocht te verheffen. Toch is er geen tendenz in, geen schijn of schaduw van politiek, van caricatuur, - omdat zij zuiver picturaal bleef.
In tien jaar blijkt haar psychologisch besef zich te hebben verbreed en verdiept. En uit de donkere diepten van haar palet schijnt een echt menschelijke ziel u tegen, die schildert uit drang en uit verlangen naar een schoonheid, die vooral ‘schilderachtig’ is.
| |
| |
| |
Arti et amicitiae tentoonstelling van teekeningen en aquarellen door leden der maatschappij
Het is niet te loochenen, dat de groote tijd der waterverfteekening, die in het Haagsche impressionisme bloeide, voorbij is. De Hagenaars hebben school gemaakt, maar het schijnt, dat de tijd haar leerlingen niet gunstig meer is. Niet alleen de groote aquarellist Weissenbruch - een geniaal werker, zoowel in het groote atelierstuk als in de kleinere studies, waarin de natuurmomenten op heeter daad werden betrapt, uit zijn driftig penseel op 't papier gevloeid - laat een leegte achter zich, doch ook Jacob en Willem Maris, Mesdag en Jozef Israëls en Mauve, - zij lieten allen, toen zij vielen, een ruimte achter, waar geen nieuwe gestalten verrezen, die tot hun hoogte reikten. - Wat er nog aan talenten overbleef was vereenigd in de Hollandsche Teekenmaatschappij. De ongunst der tijden voor de aquarelleerkunst trad ook naar voren in het modernisme van allerlei gading, waarin het kenmerkende intellectualistische, de lijn overheerscht, terwijl zelfs de kleur min of meer meetkunstig (stippel, streep, vlak en omtrek) werd verwerkt. Dat intellectualisme heeft het impressionisme in een hoekje geduwd of het van 't geloof van zijn levenskracht beroofd. De talrijke blijken van zulk levensarm impressionisme gaan wij voorbij, hopend op een wederopbloei.
Een nieuwe kant zijner kunst laat Jan Veth zien in zijn buitengewoon belangwekkend portret: in een sterk doorgevoerd werk, zeer intellectualistisch aangezien, doch dat in zijn psychologische uitdrukking diep leed vertolkt. Het nieuwe is, dat dit geschiedt buiten het impressionisme (Israëls!) om.
Een magistraal aquarium-stuk van Dysselhof, overweldigend door kracht van teekening, breedheid van aanleg en zwier van voordracht, vormde een tweede verrassing.
Aan een groot havengezicht van Hobbe Smith viel de koninklijke onderscheiding te beurt.
| |
Ernest Leyden tentoonstelling van schilderijen in ‘De Bijenkorf’.
Zigeuners en Pioenrozen, een Portret en een Naakt, de Reguliersgracht en een Bergweg, een Boekenstallejte en een Strand, - langs deze verscheidenheid van onderwerpen dartelt dit luchtig talent, als een vlinder langs een lentetuin, en werkelijk, het puurt overal wat schoonheid uit, welkom als honig voor weinig verwende smaken. In drie jaar tijds zou zich dit talent gevormd hebben, zoo gaat de mare. Van de kantoorkruk tot den Bergweg (Hillegersberg), is een heel eind!
Wat kleurenspel van bloemen en vruchten, oppervlakkig bekeken - maar toch den schoonen smaak streelend -; wat impressionistisch borstelen van stadsstraten en -grachten en van een paar wintertjes; wat romantisch zwerven door de moderne stad (Amsterdam), langs de Loosdrechtsche plassen, het strand, en terug langs Zigeuners naar het Boekenstalletje; het een met het ander vormt een talent, dat u aangenaam bezighoudt, - voor een oogenblikje. Toch, als 't schilderen iemand zoo ‘aanwaait’, dan heeft men zich niet te verwonderen, dat het diepere wezen der schoonheid zich verbergt, omdat het schaamt zich te onthullen voor blikken, die zoo vluchtig fladderen van het eene naar het andere ding.
Men heeft ál te luidruchtig dit talent geprezen, alsof met één slag het meesterschap was veroverd. Laat hij zich nog jaren lang leerling voelen, werken en leeren, aandachtiger zien en dieper tasten! De vluchtige gemakkelijkheid van zijn schilderen kan een gevaar worden.
Het krioelt in dezen ‘Bijenkorf’ van wezens, die misschien nijvere werkbijen zijn, doch bij het vluchtige bezoek dezer magazijnen vlinders gelijken. Wondere verlangens drijven hen voort in deze bonte wereld. Enkelen dwalen af naar de hoogere kringen dezer kunstzalen. Zoeken zij schoonheid? Kleuren lokken hun oogen: zeker, daar is schoonheid, oppervlakkige schittering met hier en daar wat dieper gloed. - Laat de schilder zich spiegelen aan het beeld van de werkbij, die in de diepte de honigraten vult.
| |
Thérèse van Duyl-Schwartze. portretten bij de firma Buffa.
Een uitgezochte groep werken dezer vermaarde portretschilderes!
| |
| |
Wat dit buitengewoon talent vermag komt wellicht in het bij uitstek picturale - ‘Rembrandtiek’ zeggen de meesten - van het welbekende portret van Lissy Ansingh, én in het bij uitstek psychologische van de familiegroep (der schilderes), het duidelijkst aan 't licht. De meeste dezer werken zijn reeds bekend, doch nu zij bij hernieuwde kennismaking, waarbij uiterlijke met innerlijke waardeering wordt verhoogd, niet aan belangwekkendheid blijken in te boeten, blijken zij ook de moeilijkste critische proef te kunnen doorstaan. Slechts hoogstaande portretkunst kan bij herhaald aandachtig, critisch beschouwen blijven boeien. Dat dit hier mogelijk was komt door de vereeniging van de psychologische belangwekkendheid met de picturale schoonheid.
Als schilderes, die in de ‘mode’ is - de modus is eene categorie die gaarne tot herhaling voert en tot sleur vervalt - heeft zij gevaren te duchten, waarvan zij zich dikwijls te weinig bewust was. Haar picturaal talent, waarvoor zij blijkbaar, vooral in pastel, geen mededinging heeft te vreezen, redt haar menigmaal over psychologische ondiepten heen. Deze zijn bij bestelde portretten moeilijk te ontkomen. Oppervlakkige glans moet dikwijls gemis aan zielsdiepte, zelfs gebrek aan inzicht in karaktertype of persoonlijkheid bedekken. Daar zij echter steeds hare typisch picturale handigheid tot haar beschikking schijnt te hebben, kunnen de menschen zich daaraan verlustigen, evenals aan het smaakvolle, ja, de zoetheid, harer kleuren. Bij kinderportretten wordt dit zelfs een prijzenswaardige deugd, al ziet men ook van een kind achter de smettelooze kleuren, anders als bij een mooie pop, het kleine menschenzieltje, dat niet altoos zoo smetteloos hoeft te zijn. In den grooten mensch willen wij toch vooral de ziel zien, al is deze niet groot. Welnu, in deze kleine keuzetentoonstelling blijkt, dat zij in dit opzicht ook véél vermag.
| |
Larensche kunsthandel, richtingen der Nederlandsche schilderkunst.
Het is een verdienstelijke gedachte, te midden van de veelheid van richtingen, een poging te doen tot oriënteering. Voor anker gaan liggen, het peillood uitwerpen, het kompas raadplegen en het hemelgewelf beturen... Van waar en waarheen?
Een kleine commissie van kunstenaars heeft den directeur der instelling bijgestaan in de keus en schikking der werken. Het is problematisch of kunstenaars, meestal bevangen in den kring van hun werk en belangstelling, daarvoor geschikt zijn. Critici zouden daarvoor het meest bevoegd zijn, doch daar deze in hun oordeel vrij willen blijven, kunnen zij zich daartoe niet leenen.
Van een 72-tal kunstenaars werd één enkel werk geplaatst. Vermoedelijk zullen nog een of meerdere dergelijke tentoonstellingen volgen. Want enkele ontmoet men hier met bevreemding, en velen mist men noode.
Wat allereerst aangenaam treft is de aesthetisch verzorgde ophanging der werken, in de mooi gebouwde zalen, te meer waardeerbaar als eenheid van architectonische en picturale schoonheid, waar de breuk dezer twee elders, zelfs in musea, een gruwel is.
Ter zake. Er heerscht in de keus der werken geen beginsel of leidende gedachte, zelfs niet in den zin der tegenstelling. Zoo geven deze zalen een beeld des tijds, neen van veel tijden: de chaos der schilderkunst. Jan Mankes' Leeuwenschedel en Jan Wittenberg's Pompoenen zouden een Heda, Van Aelst of Rachel Ruys welgevallig zijn. ‘Compositie No. 2’ is slechts abstract schematisme zonder inhoud, uit welks kleuren misschien onze kleinkinderen hun droomen kunnen weven.
Van één tijd en tevens voor vele tijden is het picturaal schoon. Mevrouw Bisschop-Robertson's Koffiemalen, Boasson's Ondergaande zon, bekende werken van André en Hetty Broedelet, Chris Lebeau's Portret, Th. v. Pelt's Bloemen, J.C. Ritsema's Stilleven, Marie Wandscheer's O.I. kers en Corn. Kuypers' Bloembollenveld.
Bij de oriënteering blijkt, dat degelijke stuurmanskunst het best de klippen van futuristischen waan en cubistischen onzin ontzeilt - tenzij men met geniale bevlieging tusschen Scylla en Charybdis dóórzeilt. Doch geloof Schopenhauer, waar hij zeide, dat genieën in de eeuwen dun gezaaid zijn.
D.B.
| |
| |
| |
Musea & verzamelingen
Den Haag
Mauritshuis.
In het Mauritshuis heeft de directie in de plaatsing der schilderijen verschillende veranderingen gebracht, die het geheel zeer ten goede zijn gekomen en de verzameling overzichtelijker hebben gemaakt. Enkele groote werken uit de XVIde eeuw, b.v. de Kindermoord van Cornelis Cornelisz. van Haarlem zijn naar het museum in Haarlem overgebracht, waardoor er ruimte vrijkwam, die gebruikt is om het achterste zaaltje beneden links in te richten voor Vlaamsche kunst. De schatten van Rubens en Van Dijck, die het Mauritshuis bezit, zijn daar nu zoo goed mogelijk te zamen gebracht en Rubens' portret van Ophovius prijkt in het midden tegen een bespannen schot. De zalen met portretten beneden werden omgewisseld en boven heeft het groote doek van Jan Steen een betere plaats gekregen. In de zaal van den Saul en David hangen nu aan den tegengestelden wand de drie groote werken van Vermeer van Delft met de twee portretten van Hals van Jacob Pietersz. Olycan en zijne vrouw.
Een nieuwe aanwinst verdient nog bijzondere melding. Met hulp van de vereeniging Rembrandt en enkele particulieren werd een klein primitief schilderij aangekocht van een onbekenden Vlaamschen meester, een portret. Dr. Martin dateerde het, als van ongeveer 1510. Het is een paneel met felle kleurwerking van groen en steenrood, strak van lijn. De geportretteerde, die misschien dertig jaar oud is, heeft een hoekig gelaat, zijn hals en kin zijn forsch en beenig. Zijn mond met dunne lippen is gesloten. Met een starende uitdrukking in zijn fletse oogen maakt hij den indruk van een niet zwakke, maar wel eenigszins languissante persoonlijkheid.
De stijl van het schilderij wijst op de omgeving van Brugge. De directie van het Mauritshuis heeft verband gezocht in den handel, die Brugge met Engeland voerde en ziet in den afgebeelde iemand van Engelsche afkomst, die wellicht te Brugge verblijf hield. Men kan geneigd wezen het kunstwerk vroeger te dateeren; zooals het is opgevat, hoort het eerder thuis in de laat XVde eeuw. Maar de eigenaardige hoed met achterklep en keleband, op zijde versierd met een médaille, wijzen er op dat hier een latere meester aan het werk was, die echter aan oudere tradities vasthield. Ook geeft de schaduw van de lijst op het paneel kunstmatig aangeduid zekerheid, dat de XVIde eeuw reeds was ingegaan, toen dit interessante portret ontstond.
J.Z.
|
|