Onze Kunst. Jaargang 16
(1917)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Ons aandeel in de ‘Vedute di Roma’
| |
[pagina 157]
| |
maken wij het eerst kennis met het schetsboek van Cornelis Poelenburg, nu in de Uffizj in Florence, dat Bartoli verder rijkelijk gebruikt voor de bouwvallen van den Palatijn, die onze sympathieke meester met zorg en goed verstand van klassieke en romaneske bekoring afbeeldde. CORNELIS POELENBURG: Het Colosseum.
Uit Poelenburg's schetsboek: Uffizi, Florence (naar Bartoli, Cento Vedute, no. XXXI). Bartoli's nummer XXII: Anonymus van de zestiende eeuw, zou een Pieter Brenghel kunnen zijn. Dat is tenminste de naam, die op den eersten aanblik opkomt, hetgeen wel eens een criterium is voor het herkennen van teekeningen. Ik zou het voorgaande nummer aan Cock willen teruggeven. Het is een prent uit het boek van Scamozzi, Antichità di Roma, 1583, waarin al de prenten geteekend Pittoni, en gedateerd 1581 kopieën van oudere prenten van anderen zijn (daaronder door Bartoli 26 stuks van Cock herkend) niet eens à contrepartie gegraveerd en dus een faliekant ‘Roma antica’ opleverend. Bartoli herstelde die fout in de onderhavige prent, die er toch zeer naar Cock's werk uitziet, en o.a. eene voorstelling van Santa Lucia in Settizonio bevat, die naar de Italianen het zoo aardig kunnen uitdrukken: ‘meer eenig dan zeldzaam’, is. Voor het Septizonium zelf geeft ook Bartoli de twee teekeningen van Heemskerk en het volgend belangrijk getuigenis, dat van iemand komt die onder zijne vele uitmuntende topographische studies bizonder werk van dit monument gemaakt heeft: ‘...fra tutte le rap- | |
[pagina 158]
| |
presentazioni che finora conosciamo, bellissime sono queste due dell' Heemskerck, che qui si riproducono: nella prima il Settizonio è rappresentato di fronte, nell' altra esso presenta la fronte e il fianco settentrionale. Per tale riguardo questo secondo disegno è un documento unico ed importantissimo, perchè nessun altro disegno, schizzo e incisione rappresenta il fianco del Settizonio. L'uno e l'altro disegno sono condotti con squisito senso d'arte e con scrupolosa fedeltà, così che fanno bene distinguere l'originale architettura classica e le medievali misere strutture ad essa mescolatesi. Di più mettono in evidenza lo stato fatiscente del monumento e in qualche modo giustificano la demolizione, che mezzo secolo dopo ne fece eseguire Sisto V da Domenico Fontana per adoperarne il materiale per la cappella sistina di S. Maria Maggiore, il portone della Cancelleria, il palazzo del Laterano, l'obelisco di Piazza del Popolo, la chiesa di S. Girolamo e molte altre fabbriche di Roma’. Een zeer leerzame prent van Cock stelt ons een hoek van Rome voor, die sedert groote wijzigingen heeft ondergaan, tusschen den nog bestaanden: ‘Arco di Pantano’ (Forum van Nerva) en: ‘Tor de' Conti’. Wij vinden hier de kolommen van den tempel van Minerva nog op haar plaats, die in 1606 de fontein van Paulus V op den Janiculus zouden gaan versieren, en den: ‘arcus Aureus’, later afgebroken, die ook nog op een van de fresco's van de Vaticaansche Bibliotheek voorkomt. Deze prent van Cock zal zeker nog van nut zijn, als de geniale directeur-generaal van Schoone Kunsten en Archeologie in Italië: Corrado Ricci, zijn grootsch plan voor de blootlegging der keizer-fora kan uitvoeren; en ook de andere prent, met het Forum van Trajanus, die Bartoli een van de mooiste ‘vedute’ noemt, die in de 16de eeuw gemaakt zijn. Het Pantheon is hier ook door een Nederlander, Lieven Cruyl, wiens verdiensten alsmede door Egger in het licht gesteld worden, afgebeeld. Deze meester, van wien Gaspar van Wittel geleerd mag hebben, had oog voor het typische Romeinsche straatleven, als een Stefano della Bella of Israel Silvestre: pelgrims, bedelaars, karrevoerders, en statige karossen in dit middelpunt van het winkelend Rome, alleen wat te tooneelmatig, zelfs voor een Romeinsche werkelijkheid. Aan Hendrik van Cleve, wiens panorama van Rome wij in eene uitstekende reproductie in den tekst der inleiding van Bartoli ingelascht vinden, komt het voorrecht toe in een prent de zeldzame voorstelling van de nog in zijn tijd voortgezette spelen van den Monte Testaccio bewaard te hebben. Hij had blijkbaar smaak voor volksspelen, want | |
[pagina 159]
| |
zijn prent van het plein voor palazzo Farnese, die ik hier geef, stelt een stierengevecht voor, als daar reeds aan een pontificaat, een tijd voorheen, een Spaansche tint toegevoegd hadden. HENDRIK VAN CLEVE: Stierengevecht vóór het Palazzo Farnese te Rome.
(Prent uit een reeks uitgegeven door Phil. Galle). Van Heemskerk nog de - reeds in mijn: Sixtine Rome, London-New-York, 1911, dat ik met voorkeur, waar mogelijk, met werk van landgenooten verluchtte, gereproduceerde - zoogenaamde: ‘Trophaeën van Marius’, met het beeldwerk nog op de oorspronkelijke plaats, hetwelk onder Sixtus V de balustrade van het Kapitool-plein ging versieren. Een zeer Romeinsch gezicht is de prent uit: Herman van Swanevelt, Veues dedans et dehors Rome, 1653. Een machtige apsis uit de Baden van Diocletianus, met de eenvoudigste dakpannen gedekt, wat betreft de gebouwen nevens den kloek in de lucht zwevenden, met Zuidelijke gewassen begroeiden boog. In kalme tegenstelling met de grootsche ruïnes het uitgewerkt romanesk geval van eene soep-bedeeling aan armlastigen en pelgrims aan de poort naar het binnen de bouwvallen huizende klooster. Swanevelt had den rechten smaak, ook in andere van zijne ‘vedute’ bewezen, voor het veelzijdig Rome en wist zijne tafereelen te stoffeeren zonder overlading en te vermijden, dat het bijwerk op het eigenlijk onderwerp zou drukken. Tot een onge- | |
[pagina 160]
| |
dachte tragiek rijst het in zijn ets van den: ‘Muro Torto’, het reeds genoemd stuk muur aan de fundamenten van den Pincio, waar, zooals Bartoli het zoo treffend uitdrukt: ‘Tutta la località vicina, durante il medio evo, fu piena di spaventose leggende Neroniane’. Hij vermoedt, dat het daarom in de Middeleeuwen al in slechten naam kwam en als begraafplaats voor prostituèes werd gebruikt. Terecht zegt hij, dat de prent van Swanevelt bewijst, dat het deze usantie in de XVIIde eeuw werd voortgezet. Ik kan er uit een criminalistisch handboek van dezelfde eeuw een wreede plaats bij aanhalen, met heel wat minder deemoed, dan onze kunstenaar in het somber gebeuren gebracht heeft.Ga naar voetnoot(1) Op elkaar volgen teekeningen van twee meesters, die in het laatst van de zeventiende eeuw een hoog ontwikkeld gevoel voor de bekoring van Rome tot uitingen van kunst hebben weten te brengen: Gaspar van Wittel, onze landgenoot, en de Italiaan: Giovan Francesco Grimaldi. De eerste met een welgekozen teekening (ontwerp voor een schilderijtje, als er o.a. een aantal van zijne hand in de Kapitolijnsche Pinacotheek zijn) met een voor de geschiedenis van Rome zelf niet onbelangrijke afbeelding van de sedert afgebroken gevangenis van Tor di Nona; niet lang voor deze schets gemaakt werd had daar een ander Nederlander van geboorte: Dirk van Ameiden, een uitmuntend publicist uit dien tijd, droevige dagen van onverdiende hechtenis doorgemaakt. Eenige voortreffelijke teekeningen, uit Cornelis van Poelenburg's schetsboek, zeer kloek en toch met dat gladde van zijn op de Italiaansche kunst en beschaving van het eeuwbegin gegrondveste schilderwerk, besluiten het boek van Bartoli, dat als een sieraad in elk Nederlandsch prentenkabinet hoort te staan.
Hermanin's boekGa naar voetnoot(2) prent ons met eene teekening van Heemskerk: | |
[pagina 161]
| |
de Riviergoden van het Kapitool, nog eens in gedachten hoe vroeg de Nederlandsche meesters reeds van beteekenis zijn, als betrouwbare afbeelders van wat een zeventiende-eeuwsch boek noemt en tot zijn titel verheft: ‘Roma in ogni stato’. Er is daar trouwens nog een andere teekening van denzelfde, die zeker voorkomt in de uitgave van Huelsen en Egger; en een mooi-besloten afbeelding van het Pantheon, en er zijn andere die wij reeds uit Bartoli kennen. ALÒ GIOVANNOLI: Het Pantheon.
(Naar Bartoli, cento Vedute, no. XLVIII). Ter vergelijking met de voortbrengselen der Nederlandsche plaatkunstenaars in Rome zijn een paar etsen van Etienne du Pérac zeer dienstig. De Franschman heeft ongetwijfeld het werk van Cock, mis- | |
[pagina 162]
| |
schien ook dat van Hendrik van Cleve gekend en gebruikt en in het oblong formaat gehouden, dat voor dergelijke albums o.a. zal aangenomen zijn naar het voorbeeld van onze meesters van het burijn en de etsnaald. Het vreemdste product: de verzameling etsen van Alò Giovannoli, uit de eerste jaren van de XVIIde eeuw, met een mengsel van klassieke en Christelijke archeologie als doeleinden, toont nog den invloed van de oudere voorbeelden, misschien door bemiddeling van de toen zeer nieuwe albums van Sadeler, die thans nog van de bijna uitgeputte koperen platen der voormalige Apostolische prentendrukkerij gewonnen worden. Willem van Nieuwlandt is hier met een van zijn beste prenten naar Rome: de zoogenaamde Toren van Nero, en omgeving, zeer typisch voor zijn werk, dat een bijna tot leegte geworden verlatenheid toch als een motief aandurft. Van Cock vooral een van die pikante gezichten op het Colosseum, met een dreigend stuk muur, die soms ook bij onze meesters in Italië het Barocco met zijn gewaagde tegenstellingen als een voorgevoel doen doorkomen.Ga naar voetnoot(1) Ook al is procentsgewijze het aandeel van onze landgenooten in deze uitstekend uitgevoerde verzameling reproducties kleiner dan in de andere, zoo geeft zij ons veel stof ter vergelijking en kan dienen om naar voren te brengen, wat ik nog beloofde aan te stippen: de beteekenis van onze kunstenaars in een groot en weldoordacht ondernemen: aan Rome, als leermiddel en voorbeeld, over de toenmalige beschaafde wereld de welverdiende bekendheid te geven. In aansluiting aan mijne opmerking zoo juist over Cock dient | |
[pagina 163]
| |
gezegd, dat zij in die beweging niet maar hun plaatsje innamen, doch naar eigen trant meededen en zelfs vooruit konden voelen hetgeen als naaste ontwikkeling moest komen. Die vasthoudendheid en dat bewustzijn en die open blik zijn toch zeer van onze kunstenaars. Het zou ons prettig aandoen het weer eens te kunnen opmerken, indien dit genoegen niet met wat meewarigheid tegenover ons zelf vermengd wierd. Wij kunnen toch het gevoel niet van ons afzetten, als wij ons behoorlijk met de hier besproken uitgaven hebben beziggehouden, dat wij als Nederlanders wel wat meer erkentelijkheid hadden kunnen toonen, het niet geheel aan buitenlanders hadden mogen overlaten ook deze provincie van onze kunstgeschiedenis, waar zij aan het groote gebied der algemeene historie grenst, te bezettenGa naar voetnoot(1). Te minder zijn wij te verontschuldigen, met al | |
[pagina 164]
| |
onze publicatieën van een niet al te batigen archivalistischen aard, omdat wij tevens onopgemerkt laten hoe de beschaving van onze zeventiende eeuw zich op de besluitende Renaissance en het ontkroppend Barocco grondvestte, als hier en daar aan te toonen zou zijn geweest, wanneer wij de gelegenheid gevat zouden hebben. Om echter niet met eene verzuchting te besluiten, na onze wandeling in den exotischen tuin, spreek ik de, ook eenigszins twijfelachtige, verwachting uit, dat in ons hooger onderricht weer eens een bescheiden plaatsje worde ingeruimd aan het Italië zooals de Muiderkring het kende. Eenige spranken zullen dan bij de bezichtiging van deze plaatwerken overstaan in den geest van een toekomstig Hooft, Tesselschade of Nicolaas Heinsius, naar het exempel van een voorgeslacht. In hunne voorkeur voor Italië hebben die voorbeelden tenminste meer erkenning gevonden, dan die goede graveurs van hun tijd voor al hunne moeite als zij buiten het besloten gezelschap, dat in liefde bloeide zoowel als vergaderde, en haar Bijenkorf, gingen zwermen en dan de honing al te sterk naar den uitlandschen tym riekend uitviel.
J.A.F. ORBAAN. | |
[pagina t.o. 164]
| |
PETER BREUGHEL DE OUDE (?): De Haven van Napels.
(Galleria Doria, Rome). |
|