Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Tentoonstellingen
Londen
Exhibition of Belgian art Dowdeswell Galleries Mei 1917.
Een tentoonstelling, die haast nog belangrijker was dan die, welke enkele maanden geleden te Croydon werd gehouden. Dezelfde namen, werken van gelijke verdiensten. Ze was niet zoo schitterend; kenners vonden er niet de twee of drie verrassingen, welke het zout zijn van een tentoonstelling aan verschillende kunstenaars gewijd.
Alle deelnemers zijn Belgische schilders welke Engelsche dingen en Engelsche landschappen schilderen - behalve enkele uitzonderingen, als Alfred Delaunois, met een schoon ‘Kloosterland’ vertegenwoordigd, en Ensor met bloemen, schoon als zonneschijn en optimistisch als het ontwaken van een schilder op een schoonen, zorgeloozen zomerdag. De beste onder de uitgeweken kunstenaars treffen we hier aan - enkele middelmatige, en geen slechte. Hebben deze niets ingezonden, of hebben de inrichters de inzendingen geschift?
De Hoeve van Valerius de Saedeleer - wij noemen alleen enkele der beste werken - is zoo bekoorlijk als een der gebouwtjes, die in een hoek van een schilderij van Brueghel zijn verscholen; een glacis dat de kuiltjes in het doek te nauwernood dekt - en dat is al; het werkje is in ongerepte frischheid uit 's schilders handen gekomen; niets zwaars, geen grove, onnoodige en onoogelijke verf. We merkten ook een majestatisch sneeuwlandschap van denzelfden schilder op.
Constant Permeke is de kleur ter dege meester - méer de aquarel dan wel de olieverf; maar alleen zijn Landschap met Ruiter ware voldoende om hem tot een buitengewoon schilder te stempelen.
Verschillende stukken van E. Claus - maar over dien meester spreken we elders. L Frédéric en V. Gilsoul zijn goed vertegenwoordigd. Houdt het publiek nog steeds van portretten, zooals J. Rosier en A. Cluysenaer die schilderen?
Twee zonnestralen, wáár en eerlijk, van een naakte en naïeve eerlijkheid, door Jan de Clerck. En een aardige Wytsman.
Wij rangschikken onze indrukken niet - wij volgen de orde van het tentoongestelde.
Emile Motte stelt ons te leur, omdat de keuze zijner onderwerpen ons veroorlooft een geheel verschillende techniek te vergen. Er is tegenspraak tusschen zijne primitieve profielen, den droomerigen achtergrond en de forsche, stootende penseelstreek. Men verwacht altijd beters wanneer men de werken van dien overigens knappen schilder nadert.
Enkele stukken van Pierre Paulus. Aardige Azalea's van mej. Jenny Montigny, heerlijk, soepel, werkelijk bloemen, en tevens goed schilderwerk.
En de poëzie, ook hier, de schoonste kleurpoëzie vinden we in een aquarel van Emile Vloors. Een schilder kan zich buigen over een vlek blauws, zooals een jong meisje over de toekomst.
L. Reckelbus, heeft in een zijner doeken, zijn wat nuchtere techniek te zeer zichtbaar gelaten: het is een genot voor den kenner om de middelen van uitvoering, de wording van een werk na te sporen; een zekere inge-