naar de achterhoede gezonden. Hij belandde er in een hospitaal, ziek, het zenuwstelsel diep geschokt door maandenlange aanraking met zooveel gruwelen. Hij genas echter spoedig, hervatte het leven en het werk, maar hij had het heimwee naar het front behouden, naar het ruwe leven in de loopgraven en op de slagvelden, waarin degenen die het eenmaal hebben meegemaakt een soort bitter en prikkelend genot vinden, evenzeer wegens het gevaar dat er aan verbonden is, als wegens de broederlijkheid, die er tot uiting komt.
Thans maakt Marc-Henri Meunier, met een tiental andere Belgische kunstenaars, deel uit van een schare ‘schilders van het front’, verbonden aan een documentatie-dienst van het leger, met fotografen en opnemers van films. Zij hebben opdracht om met kool en verf de oorlogstooneelen weer te geven in de Yzerstreek - welke door de officieren van den Roi-soleil ‘La grenouillère’ werd geheeten. Hunne werken zullen later ongetwijfeld in een oorlogsmuseum of een museum van het Belgisch leger geplaatst worden, zooals hij de Invaliden, te Parijs de schetsen van een Méheut, een Flameng, een Bernard Naudin, een Scot, met de laatste doeken van den ouden schilder Tattegrain, die enkele dagen vóór zijn dood in zijn tot puin geschoten stad nog ging schilderen op de Markt te Atrecht, toen het hommen regende...
De hemel beware ons voor de soldeniers der vaderlandsche schilderkunst, die gedurende 20 jaar onze tentoonstellingen zullen overweldigen en dezen oorlog exploiteeren, al hebben ze er niets van gezien! Maar we zullen nooit genoeg oprechte en waarachtige ‘ooggetuigen’ hebben, als Meunier en zijne makkers. Wat hen vóór alles heeft geïnteresseerd, is de streek, het buitengewone, geteisterde landschap aan het front. Dit treft vooral in dezen oorlog, die onderaardsch, neergehurkt wordt gevoerd, waar het eigenlijk samentreffen zoo zeldzaam is, en waar het decoratieve oprukken van troepen, dat een Van der Meulen bekoorde, bijna nooit is te zien.
In een reeks pastels, schilderijen en licht getinte etsen heeft Marc-Henri Meunier eenvoudig en natuurlijk weergegeven wat hij heeft gezien - méér niet. En de uitslag is bewonderenswaardig. Geen romantisme, geen opgeblazenheid, geen literatuur: niets van dit alles, waar de echte jongens van het front terecht den spot mee drijven.
Ziehier een landschap hij nacht, vreemdsoortig verlicht door vuurpijlen en shrapnels: men ziet eene hooimijt, die in een waterplas wordt weerkaatst, een rij populieren, waarvan er enkele middendoor zijn afgeknapt door de obussen, de verbindingsloopgraaf, den oever van den Yzer. En dit alles maakt een ontroerend landschap uit, een teeder