Onze Kunst. Jaargang 15
(1916)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondentenTentoonstellingenDen HaagTentoonstelling J.G. Heijberg bij Biesing.Merkwaardig mag het wel heeten, dat het zeevarende Holland zoo weinig zijn schilders stof leverde voor hunne schilderijen. Wij bedoelen dat het leven aan boord, het visschersbedrijf geen enkelen schilder of teekenaar heeft geïnspireerd tot het maken van kunstwerken, zooals het soldatenleven een gansche bende van schilders opwekte tot het vertolken van het franke, vrije bestaan van den soldenier. Opmerkelijk is dit te meer, daar de Hollander als soldaat niet zijn grootste triomphen heeft gevierd, maar de zeeman in hem nog steeds in zijn nationale helden Tromp en De Ruyter wordt gevierd. Wouwermans, De Moulijn, Huchtenburg, Verbeeck en Gael, om maar enkelen te noemen, hebben het soldatenbedrijf in al zijn chevalereske schoonheid uitgebeeld. Philip Wouwermans vooral was de penseelvoerder, die een ruitercharge met de steigerende, brieschende paarden, de wapperende vaandels en de kruitdamp uit musket en kanon tot een schilderachtig ensemble wist te verwerken. Ook in wachtlokalen, kortegaards geheeten, groepeerden een Duyster en een Terborg gaarne hun kaartende en drinkende krijgslieden, wier fleurige kleedij hun een dankbaar sujet voor delikate kabinetstukken leverde. In de achttiende eeuw gingen Troost en Dirk Langendijk voort de gerokte, gepoeierde krijgsknechten in hun doen en laten uit te beelden. De laatste gaf een serie van het krijgsleven in verschillende tafereelen. Met Pieneman deed de romantische bombast zijn intree, die zijn hoogtepunt bereikte in den Slag van Waterloo, het zoo door en door bekende stuk uit het Rijksmuseum. Om vaderlandsliefde, heldenmoed, trouw en doodsverachting te manifesteeren was het hier te doen; niet uit een zuiver picturaal oogpunt werd die groote machine vervaardigd. Van de modernen zijn het Hoynck van Papendrecht en Luyt, die hun bewondering voor het militaire leven op illustratieve wijze te kennen geven. Breitner en Isaäc Israëls, in hun jonge jaren, zagen het meer als schilders. De eerste gaf op impressionistische wijze het schilderachtige weer van een huzarencharge of van een rijdende artillerie-manoeuvre met al het beweeg en het geflonker van de zon op het staal der wapens. Heyberg is een bezoeker van de chambrées, van de wachtlokalen, waar de soldaten in négligé of in uniform bezig zijn te werken of zich den tijd verdrijven met praten en spelen aan de lange, ongeverfde tafels. Hij weet het armzalige van zoo'n interieur sterk voelbaar te maken, weet het vervelende in zoo'n wachtlokaal goed uit te drukken, de houdingen der soldaten juist te typeeren. Sterke actie behoeft ge bij hem niet te zoeken. Als een morceau-schilder is hij te beschouwen, die met groote liefde en gesteund door veel kennis de figuren van minderen, korporaals en sergeanten weet uit te beelden. De kleur is soms zeer fijn, gewoonlijk wat zwaar, de atmospheer zeer juist gevoeld. Rust spreekt er uit deze doeken, die wel | |
[pagina 113]
| |
eens iets van groote stillevens krijgen, door de weinige beweging er in gegeven en door de zorg waarmee de stof werd uitgedrukt tot in alle onderdeelen. | |
Rik Wouters bij d'Audretsch.Voor het eerst waren wij in de gelegenheid gesteld een overzicht te krijgen van het werk van Rik Wouters, door de tentoonstelling in de kunstzalen d'Audretsch gehouden. Den Haag kwam in dezen achteraan, waar reeds Amsterdam en Rotterdam in hun bewondering voor het talent van den jeugdigen Belg voor waren gegaan. Welk een levenslust werd ons hier geopenbaard, hoe getuigen deze schilderijen, deze landschappen, stillevens en figuurstukken, door hun vroolijke kleuren van de blijde natuur van den maker, hoe vertellen de beeldhouwwerken, het portret van Ensor en de vrouwenkop met het teere gebaar van het sproedelende leven, dat dezen genialen werker in alles geopenbaard werd. Ver van alle academisme is deze arbeid de uiting van een natuurtalent, dat door frischheid steeds bekoort. Wonder-frêle zijn de beeltenissen van zijn vrouw met het fijne ponyhaar, in de helderste kleuren gehouden tegen de lichtste achtergronden, waarop de kleurige arabesken der behangselpatronen een zeer modern accent tooveren. Het werk van deze exubérante natuur is als een spel van licht en kleur, van beweging en leven, vol passie, als dat van Rubens, overtuigend door het echte, het onstuimige van den scheppingsdrang. Uiterst subtiel zijn de interieurs gegeven, waar de tegenstelling van ongebroken kleuren een rijkdom en een weelde evoqueeren, als bij de Japansche prenten. Zijn werken zijn echter niet zoo gestyleerd, zijn impressionistisch opgevat, komen daardoor misschien het dichtst bij den naturalistischen Hokusai. De kleuren werden niet uitgehaald, staan zonder eenig vernis op het witte doek, dat overal doorkomt en hebben een charme, door de uiterst gevoelig waargenomen atmospherische werking, die van zeer persoonlijken aard is. In het licht, zóó eenvoudig te zijn en zóó kleurrijk tevens, zóó krachtig en zóó subtiel, is het geheim van dezen kunstenaar, die als een gebenedijde zijn visie van het leven wist uit te zingen. Veel meer dan Van Tongerloo is hij de gever van het leven, dat daar ademt onder het hooge licht van een expositiezaal, geboetseerd op een wijze, als in Holland nog niet werd gedaan, breed en kloek, teer en innig, van een opvatting als we alleen van Rodin kennen, die zijn ‘tranches de vie’, misschien grootscher weet te houwen, maar zeker niet speelscher, luchtiger en beminnelijker dan dit wondermensch uit Vlaanderen, dat door de oorlogsomstandigheden in het Noorden is gekomen, om er gedurende zijn kort verblijf wat vreugde te geven, wat licht te doen schijnen, wat geluk te brengen. Een slepende ziekte heeft deze zon, zooals Houbraken zoo gaarne Rubens noemt, kort geleden tot dalen gebracht; moge hij meerdere kunstfakkels met zijn licht ontstoken hebben, moge een vonk van zijn genie de nog sluimerende kunst der jongeren in Holland tot bewustwording hebben gebracht. Frans Marc, de streng Germaansche stijlvolle geest, bracht de oorlog aan een ontijdig einde; Wouters met het levendige, blijde, eeuwig-jonge Vlaamsche karakter, vond eveneens door dezen krijg een te vroegen dood. | |
Tentoonstelling van den heer en mevrouw R. Wijtsman in Pulchri Studio.De landschappen van dit schilderend echtpaar lijken zeer veel op elkaar. Eerst bij aandachtige beschouwing komt men er toe het onderscheid te constateeren. Zoo op het eerste gezicht is alles van één palet, uit één potje geschilderd. Kranig werk leverde Mevrouw Wijtsman, waar zij op verbluffend knappe wijze de weelderige vegetatie aan de oevers van de Maas uit elkaar wist te houden, de plannen in hare composities deed wijken. Zij heeft dat zoo dikwijls gedaan, heeft daarvan zulk een routine gekregen, dat het in tooneel zetten van hare vergezichten daardoor iets receptmatigs heeft gekregen. De eenigszins droge schildering op het ongekleurde doek geeft iets pastelachtigs aan de kleur, waardoor | |
[pagina 114]
| |
hare werken het aspect van Gobelins bezitten. De schilderijen van Rodolphe Wijtsman vertoonen, bij nadere kennismaking, de hand van een meer impulsief kunstenaar. Sommige zijn om het sterke licht uit te drukken gemaakt, andere weer om een stemming op te wekken vervaardigd, als de opkomende maan te Houx, dat nochtans weinig émotioneert. Krachtig doet het rotsgezicht met de boot op den voorgrond aan. Het fijnst gevoelde vonden we de Waalsche Hoeve, waar het zonlicht zoo petillant door het teere groen speelt. Hevige, diepgaande indrukken geven de werken van deze echtelieden niet, wél verrassen ze door het gemak waarmee technische moeielijkheden in de perspectief zijn opgelost, verbazen ze door het uitdrukken van het licht in elk onderdeel. Waar het plaatselijk typische zeer goed tot zijn recht komt, zijn het gemakkelijk te begrijpen werken; ook voor den eenvoudigsten van geest toegankelijk. | |
Tentoonstelling van werken van Th. Goedvriend bij Kleijkamp.Th. Goedvriend, een der meest verstokte van het drietal, waartoe ook W. van den Berg en D. Bautz behoorden, die dweepten met de oude schilderkunst en een herleving van de donkere, gloedvolle toonaard beoogden, die niet schroomden, waar noodig, te glaceeren en te sausen om maar het antieke aspect te bereiken, Th. Goedvriend, de schilder van de fonkelende paddestoelen, buiten ergens in een tooverwoud, van de bruin gerooste Geldersche landschappen met donkere, zware eiken, de kruinen dicht van geblader, de romanticus, die van bergen en ruïnes droomde, is geheel en al over slag gegaan, is naar het kamp der lichtschilders overgeloopen. Hij is blauw geworden, en niet maar zoo half en half, als iemand die een overgang doormaakt, maar door en door. Een stilleven en vele riviergezichten zijn de gevolgen van deze veranderde overtuiging. Voor hem is het zien der Belgische kunst, met zijn ruimheid, met zijn lichte, atmospherische qualiteiten, is het begrijpen van wat Vincent wilde, de reden van den overgang tot het moderne schilderen geworden. Bij voorkeur geeft hij panorama's, een sujet dat Wiggers zoo gaarne schildert, maar dan gedaan op de kernachtige, streperige manier van Vincent van Gogh. Zijn liefde voor volle kleur bestaat nog. Iedere streep van de divisionistisch opgevatte schildering is als uit gestolten email. Romantisch is nog de watermolen, waar echter te veel gloed het karakter schaadde, het geheel meer door kunstlicht, dan door daglicht beschenen lijkt. Het landschap met de katten lijkt ons het best geslaagde. Het heeft een fijnheid, welke ook bij de goede Fransche impressionisten als Pisarro en Sisley wordt aangetroffen. Eenige vroeger gemaakte teekeningen van boomen doen dezen kunstenaar als een zeer conscientieus teekenaar kennen, die het karak ter van het hout uitnemend begrijpt. Bij zijn streven naar pleinair-schilderen zal dit bestudeeren van details hem zeker van groot nut zijn. Hij kent daardoor de structuur der boomen en kan nu al zijn talent aan het uitdrukken van het zonlicht besteden. | |
Pulchri Studio. Exposition d'oeuvres Belges.In de zalen van Pulchri Studio werd, geheel op zijn Belgisch, sous le patronage van verschillende adellijke heeren, gezanten en invloedrijke personen, wier namen in den Franschen (niet Nederlandschen) Catalogus voorkomen, een tentoonstelling ge houden van Belgische kunst. Van de meeste hier exposeerende kunstenaars was ons reeds van vroeger werk bekend. Zóó van Walter Vaes, die met een drietal portretten, zeer gedistingeerd in halftoon gehouden, bijzonder naar waarde voor den dag kwam; zóó Bosiers, die met de binnenplaatsen uit Antwerpen, op de typisch wroetende manier van werken vervaardigd, vroeger bij den kunsthandel Hollando-Belge debuteerde. Zijn groot havenstuk gaat boven zijn krachten. Hij is niet iemand om krachtprestaties te leveren; intimiteit te geven is zijn fort. Opsoomer was hier minder bekend. Zijn gezichten op Delft zijn kloek gezien, vlot | |
[pagina 115]
| |
gegeven, met frissche, heldere kleuren geschilderd. Het is werk dat aan dat van Breitner en van Isaäc Israëls doet denken. Het is lichter van toon, maar niet zoo fijn van valeurs. Eenzelfde schilderslust komt u er uit tegemoet, door eenzelfde liefde voor de natuur is het bezield. Van Viérin hadden wij nimmer iets gezien. Hij is een fijnvoelend kunstenaar, die in zijn straatjes een doordringen in de détails geeft, als geen ander hier doet. Daarbij weet hij een zacht, getemperd, niet te sterk zonnetje buitengewoon bekorend op de oude muurtjes te doen spelen. Een krachtig figuurschilder is Smeers, wiens portret van een meisje in het blauw te midden van een bloemenveld een uitnemende prestatie van het pleinair-schilderen is. Uitstekend is de figuur getroffen; het weergeven van het licht is niet ten koste geweest van het peilen van de psyche van dit buitenkind, waarvan de luchtige gracie, het natuurlijke van de allure, zonder eenige vermoeiing, frisch en vlot werden gegeven. Het echtpaar Wijtsman was met werken vertegenwoordigd, bekend door hun tentoonstelling van eenige weken geleden. Weder verbaasde ons het gemak, waarmee de verschillende planten uiteengehouden waren, welke den voorgrond van de schilderijen aan de Maas ontleend, van Mevr. Wijtsman, vormden. Met genoegen zagen we het knappe stuk ‘la Sapiniere’ van haar echtgenoot terug. Geudens kenden we niet. Zijn ‘Koster’ is een serieus bekeken portret, dat echter niet op erg prettige manier is geschilderd. Deze beeltenis is wat knoeierig, wat protserig, wat onfrisch in elkaar gezet, schoon de uitdrukking van den kop te loven valt. Gouweloos had een zeer handig geschilderd figuurstuk ingezonden, dat den expressieven titel droeg van ‘Robe noire et pain gris’, een toespeling op den wereldkrijg. Van de overige inzenders noemen we nog Pol Dom, R. Kenedy, Paerels met teekeningen van Deventer, J. Posenaer, met wel gevoelige maar wat sombere landschappen, Rik Wouters, niet bijster goed vertegenwoordigd en de beeldhouwers. Toon Dupuis, die als geboren Antwerpenaar was uitgenoodigd, Van Asten en G. van Tongerloo. G.D. GRATAMA. | |
SterfgevallenRik WoutersHet is nauw vijf maanden geleden dat een der eerste Nederlandsche autoriteiten op kunstgebied, de heer Dr. A. Pit, door een bondig maar scherp analyseerend opstel, in dit tijdschrift de aandacht opeischte voor dezen, onder de jongste Belgische kunstenaars meest begenadigden schilder-beeldhouwer. En nu reeds valt mij de treurige taak te beurt, te zelfder plaatse een ‘in memoriam’ over hem neer te schrijven. In den vollen bloei zijns levens, op het oogenblik dat hij, zonder den minsten twijfel, de glorieuze toekomst intrad, heeft de dood hem ongenadig weggerukt. De jonge Belgische kunst verliest in hem haar schoonste en sterkste kracht; zijn vrienden betreuren hem als den hartelijksten, als den edelsten aller menschen... Hij was pas 33 jaar oud, geboren te Mechelen op 21 Augustus 1882. Zijn vader is een van die, in de kleine, schilderachtige Dylestad zoo talrijke houtbeeldhouwers, die voor de plaatselijke meubelnijverheid niet zelden uitnemende kunstwerken leveren. De jonge Wouters volgde, gedurende zeer korten tijd slechts, de lessen van de kunstacademie te Antwerpen, maar verkoos weldra die van Brussel, waar hij onderricht kreeg o.a. van Van der Stappen, na vooreerst nog te Mechelen te hebben gewerkt op het atelier van Blieckx. Van den beginne af voelde hij neiging zoowel voor schilderen als voor beeldhouwen. Al heel spoedig gaf hij toe aan den drang van zijn uitbundig en vrijheidlievend temperament en maakte zich los van alle academische schoolschheid. Dadelijk openbaarde zich bij hem een kunstenaar van zeer ongewoon gehalte. De roep verspreidde zich dat te Mechelen een beeldhouwer was opgestaan, die verrassende beloften deed voor de toekomst, en dat zelfs, door zijn overtuigend voorbeeld en aanstekelijke levenslust, een gansche schare jongeren hem geestdriftig volgde. Het was dan ook reeds in 1909 dat Kunst van Heden, de Antwerpsche vereeniging, die er steeds op uit was jonge opkomende krachten met waardeering en sympathie te helpen, hem uitnoodigde een gedeelte van zijn werk op haar jaarlijksch salon ten toon te stellen. | |
[pagina 116]
| |
Van dan af, is er haast geen jaar voorbij gegaan, of we zagen het talent van Wouters winnen aan diepte van inzicht, verruiming van vizie, aan sterkte van techniek. Zijn inzendingen, in den beginne alleen beeldhouwwerk, later ook schilderijen, vormden steeds een der allerinteressantste gedeelten dezer merkwaardige Antwerpsche salons. De jongeren, degenen die den drang der onafhankelijkheid in zich voelden, gingen er heen als naar een heilige plaats, om er telkens en telkens weer, een les van frissche werklust op te doen. Zijn begeesterend voorbeeld staalde en sterkte, en we beginnen nu reeds te bevroeden wat een ontzaglijken, heilzamen invloed de kunst van Wouters op de ontwikkeling onzer jonge schilders en beeldhouwers heeft uitgeoefend. Het is hier, in dit helaas noodzakelijk te korte bericht, niet mogelijk om het genie (want dit woord is voorwaar niet te sterk!) van dezen, ofschoon nog zoo jongen, toch reeds tot zoo verbazende hoogten gestegen kunstenaar, te karakterizeerenGa naar voetnoot(1). Al het goede dat over zijn zeer omvangrijk werk reeds gezegd werd, zal heel spoedig tot vaste omlijning komen; zijn figuur en ver in de toekomst reikende beteekenis van zijn verschijning zullen ongetwijfeld in de eerstvolgende tijden nog dieper worden ontleed, en dan zal het blijken dat de Belgische kunst hier een wereldfiguur baarde, van dezelfde reus achtige grootheid van een Vincent van Gogh, van een Paul Cézanne, van een James Ensor. Want ofschoon zijn blijmoedige, gezonde, levensblije en nat uur-geestdriftige aanleg in wezen zeer verschilt van de tragiek of van de melancholie zijner drie groote voorgangers, toch is zijn werk evenals het hunne, een mijlpaal op den evolutieweg der moderne kunst. Het einde van dezen tot dan toe door de goden begunstigde was diep tragisch. Opgeroepen om mede vóor Luik zijn vaderland te gaan verdedigen, kwam hij, oogenschijnlijk althans, ongedeerd uit den slag. Na den val van Antwerpen werd hij met zijn regiment in Nederland geïnterneerd. Heeft hij, zooals men beweert, in het kamp van Zeist de ongenadige ziekte opgedaan, of zat hem die reeds vroeger in het bloed? Iets is zeker, dat de vermoeienissen en emoties van den oorlog het einde hebben bespoedigd. De vrienden, in België achtergebleven, volgden angstig maar nog met hoop, de schaarsche berichten over zijn ziekte. Niemand onzer kon aanvankelijk vermoeden dat de dood. dengene dien we zoo innig lief hadden, slechts gespaard had om hem des te wreeder te treffen te midden van zijn werk en zijn geluk. Het groote talent van Wouters was in Holland spoedig opgemerkt geworden. Vermogende invloeden hadden weten gedaan te krijgen dat hij uit de eentonigheid van het interneeringskamp ontslagen werd, en te Amsterdam zijn intrek mocht nemen, om er weer in kalmte en rust zijn zoo ruw onderbroken arbeid voort te zetten. En hij werkte met koortsigen ijver, alsof hij voorvoelde dat hij zich haasten moest, wilde hij nog iets geven van al wat in hem leefde. De heer Pit toonde ons in het Febr. nummer van Onze Kunst eenige van die laatste werken, en wij, die bij vergelijking met het vroegere ons konden voorstellen wat zeldzame schoonheid hier nog tot uiting kwam, zagen nu pas ter dege in wat het genie van Wouters op het punt stond te verwezenlijken. Maar de ziekte verklaarde zich plots met schrikbarende snelheid. Nadat onze onrust telkens door vijf achtereenvolgende heelkundige operaties was aangegroeid, kwam ten slotte het verpletterend bericht dat er geen hoop meer overbleef. Na een afgrijselijken doodstrijd van twaalf dagen onzeggelijk lijden, stierf hij op 11 Juli te middernacht... Door zijn Hollandsche vrienden bleef Wouters tot het einde toe omringd met de teederste zorgen. Men schrijft ons dat het bijna aan het ongeloofelijke grenst wat men te Amsterdam gedaan heeft om zijn laatste pijnlijke dagen te verzachten... Namens de enkele Belgische vrienden, wier groote levenssmart het blijven zal, het heengaan van den grooten doode niet te hebben mogen bijwonen, hem niet als uiterst vaarwel de hand te hebben mogen drukken, en die zelfs tot heden toe den troost moesten ontberen eigenhandig wat bloemen op zijn graf te leggen, spreek ik hier een diepbewogen dank uit tot al die bekenden en onbekenden, waartoe wij ons, in ons nameloos leed, in vriendschap voelen aangetrokken... ARY DELEN. |
|