| |
| |
| |
| |
De verzameling John F. Loudon
Er is iets wonderlijk tegenstrijdigs, dat zich bij de beschouwing van Delftsch aardewerk telkens weer opdringt. Immers, wanneer we er ons in verdiepen, en er ten volle van genieten, komt toch telkens weer op eenmaal de gedachte bij ons op, dat hier toch eigenlijk meestal slechts bedoeld was porselein na te maken. En vergelijken we dan, om ons zelf in het genot, dat we smaakten, te controleeren, een voorwerp van bijv. Chineesch porselein met een van Delftsch aardewerk, dan is inderdaad het doorschijnende homogene witte porselein technisch een oneindig fijner product dan het Delftsch, waar een laag wit tinglazuur een zachte poreuze roomkleurige aarden kern bedekt, waarvan ze ook licht weer afschilfert. Nagebootst ornament verliest bovendien veel van zijn karakter. En toch..... de zachtheid van de aarde, de molligheid van het prachtige warmwitte tinemail, de nuances van blauw, het krasse kleurige, zoowel als het meer gedempte palet, de typische omwerking en keus van de Chineesche motieven, en last not least, de toch altijd ook veelvuldig voorkomende meer origineele versiering - ze zijn even zoovele factoren, die ons het Delftsch warmer, levender doen zijn dan het vaak toch wel wat koude porselein. En we keeren na de vergelijking tot ons Delftsch terug om er ons weer in te verdiepen en er van te genieten.
Het zal den meesten lezers van dit tijdschrift wel bekend zijn dat het Nederlandsch museum reeds een kleine verzameling Delftsch bezat, die langzamerhand was uitgebreid met de bedoeling om van alle soorten tenminste één specimen te kunnen vertoonen. Zeer belangrijk komt nu de collectie Loudon die verzameling aanvullen. Deze toch bevat een rijkdom van zeer mooie stukken, wier overvloed ons eigenlijk pas een indruk van de fleurige, de schitterende kleuren van het Delftsch vermag te geven. Er is bij de opstelling dan ook zooveel mogelijk zorg gedragen om elk voorwerp bij zijn genooten onder te brengen. En zoo kan de
| |
| |
verzameling Loudon ons thans een magnifiek overzicht geven van het palet en den smaak van de Delftsche plateelbakkers.
Afb. I. Blauw kannetje van 1658.
(Collectie Loudon, Nederlandsch Museum, Amsterdam).
Bezien wij in de eerste plaats het ‘blauwe Delftsch’, waarvan het ornament in blauw van verschillende tinten tegen witten fond afsteekt. We kunnen er natuurlijk slechts enkele grepen in doen en zullen ook van het polychrome aardewerk slechts het voornaamste even naar voren kunnen halen.
| |
| |
We noemen in de eerste plaats een aantal tegels, die aan China slechts herinneren door het feit, dat de landschappen en andere voorstellingen, waarmee ze versierd zijn, in blauw tegen wit zijn uitgevoerd. Interessant zijn deze stukken vooral, omdat ze meestal gedagteekend zijn en ons een reeks van vrij vroege data als 1657, 1658, 1660, 1662 te zien geven.
Een fijn geschilderd portret, vermoedelijk dat van Bogerman, president van de Dordtsche synode ± 1617, behoort tot dezelfde (blijkbaar een) serie als het portret van Robertus Junius, dat het museum reeds bezat en dat ook 1660 gedateerd is.
Omstreeks dien zelfden tijd zal ook een bordje met landschap gemaakt zijn, dat zoo niet door Frijtom (van wien het belangrijke groote landschap op tegel in het Nederlandsch museum), dan toch geheel in zijn manier is geschilderd. En evenzoo een paar kleine landschappen op ovale plaques.
Naast de tegels treft ons een zeer bizonder kannetje met het opschrift Dirck Janse van Yselsteyn en het jaartal 1658. Afb. I maakt een beschrijving overbodig. Slechts willen we even de aandacht vestigen op de fijne teekening van de origineele bloemversiering in zacht genuanceerd blauw.
Den naam van een fabriek konden wij tot hiertoe nog niet noemen. De letters A.K., die voorkomen op vier fijne schoteltjes met Chineesch radiair bloempatroon, beschouwt men gewoonlijk als het merk van de fabriek van Aelbrecht de Keizer. Hier is op inderdaad bedriegelijke wijze Chineesch porselein nagebootst. Slechts de lichtheid der schoteltjes en het zachte aanvoelen bewijzen dat het Delftsch aardewerk is.
Een zeer zeldzaam stuk is voorts de origineele intkoker met de wapens van Oranje, Delft en Leiden. Het fijn geschilderde blauw vertoont overeenkomst met dat van een roompot, welke 1687 gedateerd is, zoodat we wel mogen aannemen dat de intkoker van ongeveer dienzelfden tijd dagteekent. Een serie van zes bordjes, met voorstellingen o.a. uit den bijbel, moeten met hun wit gelaten rand hier eveneens genoemd worden.
De fabriek van Samuel van Eenhoorn is vertegenwoordigd door twee vazen met verheven medaillons. Zij vertoonen den voor deze fabriek steeds zoo kenmerkenden donkeren ‘trek’. Van de fabriek van Hoppesteyn is er, behalve een polychroom kannetje, waarover straks nader, een zeer groote vaas te noemen in dezelfde techniek als het werk van Samuel van Eenhoorn, maar met donkerpaarse omtrekken en blauwiger van wit, welke, hoewel niet gemerkt, geheel het karakter van die fabriek vertoont.
| |
| |
Afb. II. Tegel beschilderd door G. Verhaast.
(Collectie Loudon, Nederlandsch Museum, Amsterdam).
Van het 18deeuwsche blauw noemen we een theebus, gedateerd 1700, schotels van 1712, 1725, een fijn geschilderde theebus van 1727 en schotels van 1728 en 1729, waarvan een, met middentafereel van Christus voor Caiaphas naar een prent van Hendrick Goltzius, om de teekening in helder blauw afzonderlijk vermeld dient te worden. Dezelfde prent is ook het voorbeeld geweest voor een van de 9 bordjes, welke alle naar prenten van Goltzius uit één serie zijn beschilderd, waarbij intusschen de plateelschilder zich eenige vrijheid (uitbreiding) veroorloofde om naar 18deeuwsche wijze de borden met rand en al met de voorstellingen te kunnen vullen. Van den Rotterdammer J. Aalmis, die ook in Delft werkte, is er voorts een onderschotel, vervaardigd in de Delftsche fabriek ‘de Ster’, gedateerd 1731. Een zeldzaam voorwerp, de viool, blijkt bij vergelijking met de voorafgaande stukken omstreeks dezen zelfden tijd gemaakt. De eveneens zeer zeldzame groote spiegellijst van het jaar 1736 is geschilderd met een zeer krachtig blauw. Hier als bij de meeste der voorafgaande stukken valt weer geen imitatie van Chineesche motieven op te merken.
Nadat we nog hebben gewezen op een groote met Lodewijk XIV ornament versierde vaas en op een serie borden naar 18deeuwsche prenten, voorstellende de geschiedenis van den verloren zoon, noemen
| |
| |
we thans nog een zeldzaam voorwerp, een vogelkooi, met bloemenornament versierd. De kooi, die wel uit het midden der 18de eeuw zal dagteekenen, komt technisch overeen met twee bordjes, welke thans op geheel andere wijze dan in de 17de eeuw, ons het bedriegelijke nabootsen van Chineesch porselein te zien geven. Met de vermelding van een stel pullen en vazen, een paar fijn geschilderde botervlootjes van 1750 en een mandje met deksel besluiten wij de bespreking van het 18deeuwsche blauwe Delftsch.
Wanneer we het Delftsch indeelen in ‘blauw’ en veelkleurig, en het veelkleurige weer verdeden in 1o. aardewerk, waarbij de versierende kleuren tegelijk met het glazuur in het groote vuur zijn gebakken, 2o. aardewerk deels met in het volle vuur gebakken (meest blauw) en deels met in een tweede lichter vuur opgebakken kleuren en 3o. aardewerk met louter opgebakken of gemoffelde kleuren, dan houden we niet geheel en al rekening met de ontwikkeling van het Delftsche bedrijf. Polychroom werk in den zin, zooals we dat thans van de late 16de en vroege 17de eeuw kennen (zie de artistieke schotels e.a. voorwerpen welke thans bijeen geplaatst zijn in het Ned. museum), heeft men wel gedurende de geheele 17de eeuw en waarschijnlijk ook wel later nog gebakken, maar de heldere kleuren tegen prachtig wit, die we zoo speciaal van Delft kennen, hebben zich toch pas in de late 17de eeuw en later dan het vroege blauw ontwikkeld. Immers ter zelfder tijd dat Louwijs Fictoor en Lambertus van Eenhoorn met hun in het groote vuur gebakken kleuren werkten, en mogelijk reeds eerder, zien we Adriaen Pijnacker en Rochus Hoppesteyn hun veelkleurig aardewerk deels in het groote vuur bakken, ten deele van gemoffelde kleuren of goud voorzien.
Van het polychrome aardewerk van Rochus Hoppesteyn, die tusschen de jaren 80 en 90 der 17de eeuw werkte, bevat de collectie Loudon een kannetje met de fijne kleuren en het bekende bewonderenswaardige goud, de specialiteit van Hoppesteyn. Het is vooral belangrijk, omdat het behalve met de letters R.H.S. ook gemerkt is met een moorenkop, het merk van Rochus' fabriek ‘het Moriaanshoofd’. Toen we in het begin van dit opstel over de keuze van het Chineesche voorbeeld schreven, dachten we in het bizonder aan het werk van Rochus' fabriek, waarvoor vaak ouder, 16deeuwsch, Chineesch, waarschijnlijk blauw porselein tot voorbeeld diende. Van zijn tijdgenooten is het alleen Samuel van Eenhoorn, die hierin soms met hem meeging.
Uit denzelfden tijd als het werk van Hoppesteyn en vermoedelijk
| |
| |
zelfs uit zijn omgeving is een landschap op tegel (Afb. II) in geheel in het glazuur gebakken zeer fijne nuances van blauw, bruin, geel, groen en grijs tot rosgrijs, waarbij vooral de schildering van het verschiet een groot meester verraadt. Als die meester maakt zich met zijn signatuur in gouden lettertjes G. Verhaast bekend, van wien we thans weten dat hij als plateelschilder bij Rochus Hoppesteyn - maar ook voor zich zelf en anderen - werkte omstreeks 1690.
Afb. III. Olie- en azijnstel uit de fabriek van Adriaen Pijnacker.
(Collectie Loudon, Nederlandsch Museum, Amsterdam).
Adriaen Pijnacker's fabriek is bij uitstek en voortreffelijk vertegenwoordigd in de collectie. Het overheerschende rood en goud tegen blauw met soms als een fijne verheldering frisch groen doet mooi in een zoo groote hoeveelheid bijeengezet. Hier is minder de keuze - immers de bedoeling moet wel zijn een bepaald soort Japansch porselein na te maken - dan juist de omwerking van de motieven en kleurencombinatie
| |
| |
belangrijk, welke zoo een afzonderlijk palet deed ontstaan. We gevoelen hier als het ware de vreugde over het goed gevonden rood. We zullen niet alle de vele schotels, borden, pullen, kannen en andere voorwerpen noemen, die veelal gemerkt zijn met A.P.K., het bekende merk van Adriaen Pijnacker, of eenige met A.R. (vroeger verklaard als Augustijn Reygens, die omstreeks 1660 werkte, maar het aardewerk vertoont een later karakter) gemerkt zijn. We wijzen slechts op de decoratieve grootere en kleinere schotels, de mooie pullen, de theebussen, het fijne olie- en azijnstel, (Afb. III), het dito trekpotje en bakje met veel goud. Een groot waschbekken met bijbehoorende kan is al even zeldzaam als verschillende andere der opgenoemde stukken. Belangrijk om zijn volledigheid is een stel van 12 zeer fijne bordjes. Ook de koeien met hun eigenaardig bloemendek ontbreken niet. In één woord een prachtige verzameling Pijnacker.
Afb. IV. Veelkleurige schotel, met in het glazuur gebakken kleuren.
(Collectie Loudon, Nederlandsch Museum, Amsterdam).
Ook bij de fabrieken, welke de Pijnacker techniek toepasten, kan men de zucht om nauwkeurig te imiteeren waarnemen. Eenige bordjes en doozen, alle ongemerkt, nabootsing van Japansch porselein (al is dan ook de vorm van twee er van wel echt Hollandsch), zijn er om
| |
| |
dit te bewijzen. Een klein stel van vijf pullen en bekers draagt weer een eenigszins ander karakter.
Afb. V. Veelkleurige spaarpot.
(Collectie Loudon, Nederlandsch Museum, Amsterdam).
Maar technisch heeft de Delftsche pottenbakker nog meer bereikt, toen hij al zijn kleuren in en tegelijk met het glazuur in het groote vuur bakte. Dit gelukte hem met: blauw, roodbruin tot rood, geel, groen, paars en zwart. Goud moest steeds opgemoffeld worden; dit vinden we dan ook niet op het werk van de fabrieken, die het mooiste aardewerk van het ‘groote vuur’ hebben geleverd, onder welke Lambertus van Eenhoorn en Louwijs Fictoor genoemd moeten worden. Hun palet: zacht blauw, dito rood, paars en groen, soms verhelderd door een kras geel, heeft soms iets mats, maar is zeer smaakvol. Vaak is de vorm geribd, z.g. cachemire. Wij noemen o.a. een stel van vijf pullen en vazen, een zeer groote pul met deksel, twee piramides, hyacinthenvaasjes, een mooi trekpotje en andere stukken, welke allen het palet zonder geel vertoonen, terwijl een prachtige zeldzame koffiekan met lange tuit, een opengewerkte mand met gemodelleerde engelfiguurtjes, welke wel van iets later tijd zal zijn dan de voorafgaande stukken, en een kleine tegel door het krasse geel vervroolijkt worden. Een van twee zeer mooie muurplaten met Chineesch bloempatroon, waarin eveneens het
| |
| |
frissche geel, geeft door zijn dateering, namelijk 1739, het bewijs dat dit werk ook in het tweede kwart der 18de eeuw nog werd vervaardigd.
Met beperkter palet van zachtblauw en rood bootsen twee aardige muiltjes met hun fijn bloempatroontje het Rouaansche ‘rouille et bleu’ na.
Afb. VI. Tegel van 1765, door P. Vizeer.
(Collectie Loudon, Nederlandsch Museum, Amsterdam).
Het aantal der kleuren, welke het groote vuur konden verdragen, is met zwart volledig. Dit zwart vinden we allereerst op twee borden met wapens en het jaartal 1704. Op eenige andere geheel zwarte voorwerpen wijzen we hier meteen. Dezelfde techniek als de bordjes vertoont een trekpotje met in zwarten fond uitgespaarde versiering van blauw, rood, zacht groen en wit. Het merk A.P.K. zou als bewijs kunnen dienst doen dat ook Pynacker zich voor andere procédés interesseerde en er goed geslaagde specimina van kon vervaardigen. De andere stukken zwart zijn geheel zwart geëmailleerd en met op het zwart gebakken of gemoffelde kleuren versierd. Het zijn een borstelrug en een bordje, dat meer aan lakwerk dan aan aardewerk doet denken.
Technisch op dezelfde wijze versierd, maar op blauwen fond, zijn twee aardige pulletjes, waarop losse bloemtakken in kleuren zijn aangebracht.
Van de vele polychrome borden, die we, ongemerkt als ze meestal zijn, niet aan een fabriek kunnen toeschrijven, maar waarvan we moeten aannemen dat ze meest alle in de 18de eeuw door verschillende fabrieken werden vervaardigd, kunnen we natuurlijk slechts enkele noemen.
Nog uit de 17de eeuw dagteekent wel een groote schotel, waarop in blauw met wat geel en paars het laatste oordeel is voorgesteld. Een tweede groote schotel vertoont met zijn volledig palet van in het glazuur gebakken kleuren geheel het karakter van het Roos gemerkte werk in het Nederlandsch museum en kan dus van de fabriek de Roos afkomstig zijn.
De 18de eeuw wordt vertegenwoordigd door een rijkdom van polychrome schotels met bloemvazen of bloemboeketten en voorstellingen naar Europeeschen of Chineeschen trant. Prachtig kras van kleur tegen
| |
| |
helder witten fond zijn er vele, fijn van palet zijn andere. De meeste zijn ongemerkt. Slechts een paar zijn voorzien van een jaartal: 1756, 1776.
Afb. VII. Veelkleurige schotel met opgemoffelde kleuren.
(Collectie Loudon, Nederlandsch Museum, Amsterdam).
Een groote groep van schotels vertoont een blauw landschap binnen polychrome randversiering, welke 18deeuwsche stijlmotieven vertoont. Onder de schotels, welke met bloemtakken en bloemvazen versierd zijn, noemen we er vooral twee met min of meer Chineesche bloemen en vogels in prachtige heldere kleuren (Afb. IV). Voorts spreken twee schotels met Chineesche figuurtjes met hun fijne kleurencombinatie een eigen taal.
Van de muurplaten noemen we, behalve eenige met boeketten en bloemranden in krachtige kleuren, de fijn geschilderde licht getinte ovale plaques met zittende figuren. Ook bij de muurplaten draagt een enkele een datum: 1754.
Van twee tegels, die met een zeer fijnen smaak gedecoreerd zijn en de jaartallen 1752 en 1765 (Afb. VI) dragen, is één voorzien van den naam van den plateelschilder: Piet Vizeer. Het goed gekozen palet en de fijnheid van de teekening toonen ons dat ook hij een meester in zijn vak was. De 18de eeuw heeft hier in het polychrome aardewerk
| |
| |
van het groote vuur zeer zeker een hoogtepunt bereikt als de 17de in Verhaast's werk.
Bezien wij thans een aardigen spaarpot die door zijn bizonder palet (weinig rood) en door de teekening de aandacht trekt (Afb. V) en een fleurige, mooi geschilderde fopkan, welke in letters aan den opengewerkten hals het jaartal 1758 draagt. Met de vermelding van verschillende gemodelleerde figuurtjes o.a. beeldjes en verschillende soorten van dierfiguren, waaronder twee papegaaien van 1729 en twee van 1784, kunnen we deze opsomming besluiten om ten slotte het prachtige palet der in het glazuur gebakken kleuren nog eens in zijn volle kracht vertoond te zien op twee tegeltableaux, het ééne met een bloemvaas, het andere met verschillende Chineesche voorstellingen, waarin het zeldzame zwart, waarmee eenige mooren erop geschilderd zijn, een rol speelt en dat wel van een zeer bizondere kwaliteit is.
Van Lambertus van Eenhoorn en Louwijs Fictoor af tot - zooals de jaartallen aantoonen - ver in de 18de eeuw toe is dit palet van vuurvaste kleuren in zijn vele variaties toegepast.
Maar de zucht om alle porselein na te maken, die den Delftschen plateelbakker zoo bij uitstek eigen blijkt te zijn, had hem reeds in den loop der 18de eeuw tot uitbreiding van het palet gebracht. Maar de kleuren voor het groote vuur waren uitgeput. En voor de namaak van de 18deeuwsche soorten van Chineesche en Europeesche porseleinen moest de pottenbakker goud, zachte kleuren en tusschentinten aanbrengen. Welnu, Pijnacker en Hoppesteyn hadden hier reeds den weg gewezen. En voortgaande op dien weg heeft men tenslotte alle kleuren, ook het blauw, in een tweede lichter vuur opgebakken. Ook van deze soort van Delftsch biedt de collectie Loudon een ruime keuze. Eigenaardig is het dat we hier nergens een jaartal, zelden een merk vinden, maar de voorstellingen zoowel als de keuze van het voorbeeld geven ons duidelijke wenken.
Twee mooie schotels (merk: A.R.) en een langwerpig vierkante bak zijn zeer fijne imitatie op eigen wijze van het z.g. familie verte. De kleuren van famille verte, maar Hollandsche voorstellingen ziet men op een stel van vijf pullen en vazen.
Familie rosé bootst een klein bord nauwkeurig na. Variaties op famille rose zijn er vele. We wijzen o.a. op twee prachtige schotels met bloemen, vogels en een paar figuren op den achtergrond (Afb. VII), op een tegel met bloempatroon, een fopkan met Chineesche figuren, op de kleine bordjes met Europeesche bloemenvazen en manden, waar- | |
| |
Afb. VIII. Veelkleurige fontein.
(Collectie Loudon, Nederlandsch Museum, Amsterdam).
| |
| |
onder een met rood tegen gouden grond en komen zoo tot de nabootsing van Europeesch porselein.
Namaak van Saxisch porselein bedoelen verschillende stukken te zijn. De grootste en belangrijkste daarvan zijn de groote fontein (Afb. VIII) die in zijn ornament- en bloemrand een prachtig fijne kleurenscala te zien geeft, voorts de soepterrine, mandjes, theebusjes en intkokers, sauskommen, botervlootjes en andere voorwerpen, waaronder een aardig fijn mosterdpotje met kleurige bloemtakjes en gouden randen niet ongenoemd mag blijven.
Veel stipte ik aan, veel moest ik onvermeld laten. Maar ik meen toch een indruk gegeven te hebben van de schitterende verzameling Loudon.
ELISABETH NEURDENBURG.
Amsterdam, Eind Mei 1916.
|
|