Onze Kunst. Jaargang 15
(1916)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondentenTentoonstellingenArnhemEere-tentoonstelling H.A. van Ingen.De zeventigste geboortedag van den Gelderschen schilder H.A. van Ingen werd aanleiding tot een eere-tentoonstelling van zijn werken. De Geldersche Kunsthandel van Lerven, dezelfde, die het werk van den schilder Markus onder de aandacht van het publiek heeft gebracht, zorgde er thans voor, dat een verzameling van de belangrijkste schilderwerken van Van Ingen bijeenkwam. De Kunsthandel heeft hiermede nuttig werk verricht want de inderdaad zeldzame bescheidenheid van dezen kunstenaar, die een groot gevoelsmensch is, was reeds in zichzelf een hindernis voor een gulle openbaarmaking van zijn werk. En het talent van Van Ingen verdient zeer zeker, dat men zich bevlijtigt het recht te doen wedervaren. Des schilders ingetogenheid heeft zich bepaald tot die landschapsbeelden, welke zich in de onmiddellijke nabijheid van zijn woning rond Renkum bevonden. Het merkwaardige van deze weinig varieerende onderwerpskeuze is, dat de schilder, nooit hierin tot routine vervallend, steeds erin bleef studeeren. In ochtendzon, in avondnevel, in stille middagrust ziet hij zijn sujetten in steeds wisselende aanschouwing. Het koedier is hem als een menschelijkheid geworden. Met persoonlijke expressie te midden van een gelijkgestemd natuurbeeld. In den dauw van den avond rust het zwaarmoedige vee. Een ons bekend schilderij van Daubigny van koeien in den avond geeft op gelijksoortige wijze den weemoed van den maker van het kunstwerk weer. Die eenheid in een schilderij tot een absorptie van stemming, kenmerkt den meester. Van Ingen heeft zich herhaald en weer herhaald doch immer is het de vrome gevoelsstem uit deze stukken, die boeiend tot ons opstijgt. ALB. DRAAYER-DE HAAS. | |
Musea en verzamelingenAmsterdamAanwinsten. Rijksmuseum.Dank zij den steun van de vereeniging Rembrandt, heeft zelfs in deze tijden van bezuiniging het Rijksmuseum zijn vertegenwoordiging van Frans Hals met een nog geheel onbekend en onlangs eerst ontdekt werk kunnen uitbreiden. Het is van slechts geringe afmeting, doch de omstandigheid, dat naast de portretstukken van den meester in het museum er nu ook een enkel op half levensgrootte aanwezig is, verhoogt het belang van deze jongste en zeer onverwachte aanwinst. Het zou een overschatting wezen het onder de hoofdwerken van Frans Hals te rangschikken; zijn onvergelijkelijke schildermacht wordt zeker in andere werken uit ons museum, als de vroolijke Drinker, de twee portretten uit de schenking Van de Poll en den zwierigen Vaandrig uit het bekende schutterstuk, schitte- | |
[pagina 58]
| |
render nog geopenbaard - ook wel bij enkele andere conterfeitsels op kleine schaal, als dat uit de collectie Gumprecht te Berlijn. Maar het hoort met zijn ver doorgevoerde schildering, met het massieve en de rijpheid van zijn kleurwezen, toch zeker tot het degelijkste wat Hals, vooral in die weinige kleine portretstukjes, voortbracht. Het biedt als 't ware tastbaar bewijs voor den deugdelijken zin achter die technische bravoure, waarmee Hals boven alle penseelvoerders uitmunt. Want hij kon zeker met sneller en schielijker slagen zoo'n kop in elkaar timmeren - onbesuisd en roekeloos schilderspel schijnbaar - maar zoo juisttreffend in de vluchtigste accentuatie's en reëel in de frotti's van dunne verven, dat we het verbijsterd aanstaren als de onnavolgbare bewegingen van een jongleur. Hij is daarmee altijd weer frappant, en meer, bewonderenswaardig, omdat die weergalooze virtuositeit de macht heeft er ons van te overtuigen, dat zij slechts doelmiddel is. Een portretje als dit komt het nader bevestigen; maar dit product van een meer analyseerende beschouwing, van een, niet zoo zeer meer verzorgde, doch nauwer lettende uitvoering, toont tevens, dat ook in de detailleering de geniale slagvaardigheid altijd veerkrachtig blijft. Zoo natuurgetrouw hier al het stoffelijke aan den kop van een man op middelbaren leeftijd is weergegeven, in alle onderdeelen en eigenaardigheden aandachtig gevolgd, in alle onderdeelen plastisch begrepen en verantwoord, zetje voor zetje - zoo intensief is ook de uitdrukking van het leven zelf. Met al zijn uitvoerigheid, in al zijn rijpheid van kleurtjes, subtiele toonwaarden ook, is er weer hier het dàdelijk begrip, de dàdelijke uitbeelding. Zeker, dit portretje is niet diep als een menschenbeeltenis van Rembrandt; het is een man die poseert voor den wonderlijk vaardigen schilder, daarom ook gaarne even stil zit, in spanning wachtend op de verrassing, die hem straks dit gegoochel met penseelen en verf brengen zal. Want dit is het karakteristieke van Hals' kunst, dat hij met zwier en smaak het instantané van een physionomie vermocht te geven - anders echter dan in de oogenblikkelijke zenuwverstarring bij een fotografische opname. Maar in zekeren zin toch ook, zou er van een mechanische werking te gewagen zijn, daar het wel schijnen kan, dat zijn gepenseel uitsluitend door zijn schildersinstinct gedreven werd.
W. STEENHOFF. | |
KunstveilingenNiettegenstaande de tijdsomstandigheden behoudt de kunstmarkt te Amsterdam haar oude beteekenis; uit de voornaamste veilingen bleek, dat de prijzen zich vrijwel handhaven. Een uitzondering moet worden gemaakt met de veiling van het atelier van F. Hart Nibbrig, onzen pas en helaas véél te vroeg gestorven schilder. De bestede bedragen bleven hier betrekkelijk laag. Hebben wij te doen met het veel voorkomende verschijnsel, dat de schilderijen na het overlijden van een kunstenaar eerst een kort tijdperk van depreciatie doormaken? De kwaliteit van het gebodene was een betere ontvangst van de zijde der verzamelaars waard geweest. Hart Nibbrig is een figuur van afzonderlijke beteekenis. Zijn zonnige, gepointilleerde schilderijen, de landschappen uit Zeeland, waar hij te Zoutelande woonde en zijn figuren van het Larensche leven hebben onafgebroken op onze tentoonstellingen aandacht getrokken. Voor den catalogus (de veiling had 2 Mei bij Frederik Muller plaats) schreef professor A.J. Derkinderen een sympathieke voorrede, waarin hij onder meer zegt: ‘Het is haast natuurlijk te noemen, dat wie zóó zijn werk als schilder gevoelde, niet bij voorkeur de geslotenheid der binnenhuizen met hun zoo bekende en beminde tonaliteit zoeken zou. Voor hem waren de open en wijde landen met verre verschieten, het turen in de verte, het zoeken in de wemelende tinten van den horizont, de steeds wijkende plans en vormen.’ Anders ging het op de veilingen, waarvan wij noemen de collectie moderne schilderijen van W.J. van Randwijk uit den Haag, 11 April bij Frederik Muller geveild en de uitgebreide | |
[pagina t.o. 58]
| |
FRANS HALS: Mansportret.
(Rijksmuseum, Amsterdam). | |
[pagina 59]
| |
verzameling kunstvoorwerpen van Rosenfeld-Goldschmidt, die bij dezelfde firma 9 Mei onder den hamer kwam. Wat hier geboden werd waren geijkte grootheden van een geijkte waarde. Van de collectie Van Randwijk zijn een reeks van de bekendste stukken door een legaat aan het Rijksmuseum gekomen. Onder het resteerende, dat in veiling kwam, bevonden zich enkele bizondere werken van Jacob Maris, ‘De Molen’ (f 8700), ‘De Zusjes’ (f 7800, ‘Avondstemming’ (f 14000). De aquarel ‘De Baker’, studie voor het schilderij in het museum Boymans bracht f 7300 op. Een studie naar een jong meisje ‘Henriëtte’ geheeten, werd voor f 4100 verkocht. Een minder geslaagd werk van Thijs Maris ‘Het Dochtertje van den schilder Swan’ bereikte nog f 12500. Daarentegen bracht een uitnemend werk van Breitner ‘Amsterdamsche Gracht in de Sneeuw’ het slechts tot f 2800. Mauve's ‘Herder met kudde in de Hei’ haalde den hoogsten prijs, namelijk f 37000. De opbrengst van de geheele veiling kwam over het cijfer f 289000. Voor de Duitsche collectie Rosenfeld-Goldschmidt, bestaande uit Fransche en Vlaamsche wandtapijten, bronzen van de XVe tot de XVIIIe eeuw, Italiaansche faïences, Saksisch porcelein en andere kunstvoorwerpen was veel belangstelling en werden hooge prijzen besteed. Van de tapijten moet genoemd worden de laat XVe-eeuwsche voorstelling ‘Alexander geeft de Vrijheid aan de Familie van Darius’, die f 13500 opbracht. J.Z. | |
Boeken & tijdschriftenA book of Belgium's gratitude comprising literary articles by representative Belgians, together with their translations by various hands, and illustrated throughout in colour and black and white by Belgian artists London. John Lane, 1916. price: 5/- net
| |
[pagina 60]
| |
in het Book of Gratitude reeds tot een zeker punt werd verwezenlijkt; in meer dan twintig landschappen en stadsgezichten, in kleur en in het zwart werd het schema neergelegd of geschetst. Natuurlijk zou het voorbarig zijn, om algemeene conclusies uit deze verzameling te willen trekken. Wij moeten er ons mee vergenoegen om, zooals The New Statesman het deed, den machtigen indruk te constateeren, welke de vermaarde rivier, die Londen besproeit, op de Belgische kunstenaars maakte. ‘We observe,’ zegt dit blad, ‘that both the Belgian writers and the artists seem to be dominated above all by their impressions of the Thames.’ Zoo heeft Baertsoen de Theems bij winter geschilderd; Julien Celos, St. Paul's kerk met de Theems op het voorplan; Pierre Paulus, Hungerford Bridge, in ons November-nummer afgebeeld; Alex Marcette, de Brug te Maidenhead; Maurice Wagemans, de Theems; Maurice Blieck, London Bridge, Alfred Bastien, Maneschijn op de Theems. De tweede uitgave, die we hier wilden bespreken, is, misschien, de belangrijkste reeks afbeeldingen, in het zwart en in kleur, van hedendaagsche Belgische kunstwerken. De kritiek welke op de uitgave zou te maken vallen, vindt bijna uitsluitend haar grond in de moeilijkheden, welke het bijeenbrengen van het illustratiemateriaal in de tegenwoordige omstandigheden oplevert.Ga naar voetnoot(1) Na de uitgave van die mooie, geïmproviseerde reeks, en dank ook aan de talrijke kunsttentoonstellingen en de medewerking der Belgische kunstenaars aan weldadigheidswerken, mag men zeggen, dat geen Belgische gilde zich zoo volledig aan het Londensche publiek heeft geopenbaard. In dit album werd een groot gedeelte der levende schilders, en alle tegenwoordige strekkingen vertegenwoordigd. Onnoodig hier te vertellen welke deze schilders en deze strekkingen zijn. Onze lezers zijn daarvan genoegzaam op de hoogte. Zij kunnen zich zonder moeite voorstellen, wat de verzameling kan zijn van bijna honderd hedendaagsche werken van uitstekende Belgische kunstenaars. Het meerendeel dezer werken dagteekent nog van vóór den oorlog. Onder de stukken welke op Engelschen bodem zijn ontstaan, merkt men ook hier een groot aantal gezichten van de Theems op. En wie de strekkingen en hoedanigheden der Belgische kunst kent, zal niet verbaasd zijn over de groote bekoring welke de grijze en bedrijvige rivier en de haven van Londen voor ons hebben. Bij het doorbladeren dezer beide boeken, en bij het aanhooren van het commentaar, dat onze Engelsche gastheeren er over ten beste geven, denken we onvermijdelijk aan hetgeen wij in ons tijdelijk vaderland hebben aangebracht. Zooals het dikwijls gebeurt, hebben wij, vreemdelingen, aan de Engelschen een heel bizondere schoonheid van hun ontzaglijken stroom geopenbaard. Sommigen, die er zich in den aanvang over verbaasden, ons hun vrachtschuiten en hun ijzeren bruggen te zien schilderen, bekijken die thans met minder tegenzin. Deze openbaring van schoonheid was zeker onbewust en onvoor bedacht, maar wij beschouwen ze gaarne als een andere uiting van onze bewondering voor Engeland, en van onze ‘gratitude’ jegens onze edelmoedige vrienden. F.D. |
|