Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Tentoonstellingen
Den Haag.
Tentoonstelling van klein-plastiek bij d'Audretsch.
De vereeniging ‘Kunst aan Allen’ heeft gemeend nogmaals een tentoonstelling van beeldhouwwerken te moeten houden, om de aandacht te vestigen op een tak van kunst, die in ons land nog lang niet genoeg gewaardeerd wordt. Wij schreven nogmaals, omdat in 1912, in deze zelfde zalen, een expositie werd gegeven van Hollandsche beeldhouwkunst. Deze droeg wel een anderen titel, maar in wezen was zij toch wel ongeveer gelijk aan de tegenwoordige. Want wat onze beeldhouwers maken behoort grootendeels tot de klein-plastiek, daar opdrachten tot het maken van levensgroote beelden, om zoo te zeggen, niet voorkomen.
Een vergelijking tusschen beide exposities valt niet ten voordeele uit van de laatste. Wel geeft deze een vrij goed beeld van wat er in deze kunst voor stroomingen bestaan, hoe er gedacht en gewerkt wordt, maar het aantal deelnemers is veel kleiner dan dat, hetwelk in de zalen, toen nog aan Biesing behoorende, exposeerde.
Als we eens nagaan wie er alzoo hadden kunnen inzenden, dan komen we tot de conclusie dat ongeveer de helft ontbreekt, waaronder Pier Pander, Tjipke Visser, zoo uitnemend op de vorige vertegenwoordigd, Rachel van Dantzig, Georgine Schwartze, Jacobs, Bronner, Jeltsema, Falise Odé en Dea Meeter.
Tegenover het gebrek der onvolledigheid staat de groote zorg, waarmee de catalogus voor deze tentoonstelling werd geredigeerd. De Commissie voor de beeldende Kunsten heeft daar alle eer van. De werken zijn met data aangegeven, een massa reproducties verhoogt zeer het doelmatige van dezen catalogus, die voor later een prettig document zal zijn.
De realistische richting is vertegenwoordigd door Van Wijk, Dupuis en Hesselink, de decoratieve, ornamentale, stileerende, door Altorf, wiens ebbenhouten prediker, met den extatischen blik ten hemel, wel een zeer sterke impressie maakt. Dit beeld bewijst dat deze klein-plastieker bij uitnemendheid groot in het kleine kan zijn.
Verder behoort tot deze categorie H. Krop en Th. van Reijn, twee nieuwelingen, waarvan de eerste een beeldje ‘Honger’ inzond vol mysterie en de tweede, figuurtjes in zwavel, van geen al te aangename kleur.
Mendes da Costa staat met zijn monumentale opvatting dichter bij deze groep dan bij de eerstgenoemde realisten.
Wel is ook hij realist, maar geen impressionistisch kunstenaar, die de toevalligheden geeft, maar een die deze voorbij ziende, tot de kern der dingen weet door te dringen.
We denken hier aan zijn sterk zelfportret, dat een en al lachen werd, aan de groote ‘Havik’ met de streng gestileerde veerendos, die aan een Boeddhistische Garuda doet denken.
Japansche, Egyptische en Boeddhistische kunst heeft op de modernen zeer sterken invloed gehad. De Japanners leidden Altorf bij het snijden in ivoor en in hout. De Egyptenaren Mej. Van Hall bij het zoeken naar grootheid en rust.