Onze Kunst. Jaargang 15
(1916)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Nieuw werk van Victor RousseauTerwijl de wereldbrand zich uitbreidt, keert een ieder tot zichzelven in. Elk wil iets bijdragen tot leniging der algemeene ellende. Ook de vrouwen, welke de goddelijke elegantie en tien lieve vingeren bezitten, zijn ter hulp gesneld - en het is een heerlijk schouwspel om onze moeders, onze zusters, onze gaden gebogen te zien over zijde en wol, over pareltjes en gouddraad. Terwijl ik dit schrijf, hebben ze het te Londen zeer druk. Zij snijden, naaien en borduren poppenkleeren, die zullen tentoongesteld worden als niet verwelkende bloemen, en te koop geboden ten bate van het Kleedingswerk der Belgische soldaten aan het front. De liefde waarmee deze bloemen van stof en van paarlen worden geschapen, omringt hen als met balsemgeur. Met een dergelijken geest bezield, trachten de uitgeweken kunstenaars het lijden onzer broeders te verzachten, en geven daardoor blijk van hun moed en hun vertrouwen. Zij voegden de weelde van hun talent bij de vruchtbare fantazie onzer vrouwen. Dank aan hen zullen de poppen, als feeënkinderen door droomlanden wandelen. Zij schilderden bekoorlijke landschappen voor die schepseltjes van hout, van gaas en van glas. De kunstenaars hadden echter niet tot dan gewacht om hun toewijding te betuigen. Verschillende verkoopingen hunner werken werden aangericht ten bate der slachtoffers van den oorlog. Het heeft ook niet zeer lang geduurd eer ze tot zichzelven kwamen. Zoo ik hier de medewerking der kunstenaars aan de Poppententoonstelling vermeld, (ook aan de Fancy Fair in de Albert Hall werkten zij mede) bedoel ik daardoor te doen blijken, dat zij reeds vasten voet op den gastvrijen bodem hebben verkregen, en, met geweldige krachtsinspanning, den gebroken draad hunner gedachten wisten te hervatten. Voor allen waren de eerste weken der verbanning donker. Zoo | |
[pagina 86]
| |
gevoelde ook Victor Rousseau zich ontredderd. Maar deze toestand duurde niet voort.Ga naar voetnoot(1) Weldra wist hij om zich heen de atmosfeer te doen leven, waarin zijne scheppingen kunnen ontstaan. Ik zeg niet dat het breede gebaar van den meester niet belemmerd werd. Maar niets werd, in hem, onderbroken. Hij is voortgegaan met werken te scheppen, als vonken van genie. Zij bewijzen ons, dat het prachtige vuur niet is uitgedoofd; dit mogen wij bevestigen. De vreemdeling, die Rousseau's werk vóór den oorlog niet zou hebben gekend, zou zich over zijn plastisch kunnen een denkbeeld kunnen vormen door de statuetten welke hij te Londen boetseerde. Die vreemdeling zou er iets in weervinden van een Grieksch beeldhouwer van vijfhonderd jaar vóor Christus, die midden in de 15e eeuw te Florence zou zijn weergekeerd. Hij zou in zijn werk figuren van mannen en vrouwen vinden, van verbazende lenigheid en physieke kracht. Hij zou er de intellectueele verfijning in opmerken, welke de humanisten uit alle werken van kunstenaars en kunstnijveren wisten te doen spreken.
Niemand zal Rousseau's Moderne Silhouëtten met Tanagra's verwarren. Een persoonlijke trek onderscheidt hen van de Grieksche figuurtjes. In de Silhouëtte welke een jonge vrouw voorstelt, een hand op de heup rustend, bemerkt men de afwezigheid van het classicisme der groote school, welke de gezette gracie der Tanagra's uitmaakt. De terracotta's van het goede tijdvak zijn heerlijke statuetten, terwijl de werken van Rousseau standbeelden zijn met onbeperkte afmetingen. De beeldjes der heilige eilanden zijn het kleingeld der groote Grieksche beeldhouwkunst, de figuurtjes van Rousseau moeten op zichzelf bestaan. Zij zijn geen verkleiningen van de massa der heidensche goden. Vóor hun conceptie en na hun geboorte vindt men slechts andere werken van denzelfden kunstenaar. In een andere Silhouëtte, een vrouw welke een stroohoed opzet, bewondert men nog hoezeer elke vorm wèl gewogen en overwogen werd. Zelfs wanneer de vormen vervagen, dragen ze de sporen van studie en bezonnenheid. De naam Silhouëtte past bij de Tanagra's. De figuren van Rousseau verraden andere bedoelingen. Elke lijn dezer beeldjes is zacht in verband gehouden met alle andere lijnen. De buiging der armen duidt, door haast onmerkbare teekenen, de houding der beenen aan. En in dit alles is er een nieuw samengaan der details, welke om het werk dat fijne, geestelijke netwerk weven, dat ons steeds aan den | |
[pagina 87]
| |
kunstenaar doet denken. Anonyme of al te algemeene trekken ontbreken hier geheel. VICTOR ROUSSEAU: De Ontmoeting.
De Ontmoeting, drie figuren van jonge vrouwen, behoort tot dezelfde reeks. Zij, die Rousseau's werk kennen, raden wat zulke ontmoeting kan zijn. Zij voorzien hoe alle spieren van het lichaam ontspannen zijn, en hoe alleen de maskers en de handen een taal vol innigheid spreken. Zij weten hoe de uitgestrekte arm van een der vrouwen en de hoofdbuiging bijdragen tot een zang van 's kunstenaars schepping, zooals geen commentaar dit kan doen gevoelen. Ik vergeet de oogen der krijgshaftige Pallas niet, die oogen vol wijsheid, maar toch doorgloeid van passie, die zich onder de edele welving van het voorhoofd openen. Een diepe en oorspronkelijke harmonie is de groote verdienste dezer werken. Deze harmonie der expressieve vormen uit zich met nog | |
[pagina 88]
| |
grooter innigheid en met dieper beradenheid in een Jongen Man, in herinnering verzonken, en ook in een Studie voor een tragischen dans. Deze twee werken zijn als een heerlijke weerschijn van vroeger door Rousseau geboetseerde beelden. Nog iets anders dan het waas van Donatello maakt ze voor ons aantrekkelijk, nog iets anders dan het accent van het Toscaansche brons. Ze zijn modern, van het geheim der expressie tot aan de vormelijke houding toe. Dit is een getuigenis der tragische en verborgen diepte der moderne gedachte. Wij zijn de klassieke smart, die sedert de twaalfde eeuw bezongen werd, ontgroeid. Zelfs de hel, waarin wij Dante volgen, schijnt ons eng. Onze gevoelens hebben zich in alle richtingen uitgestrekt. De geweldige strijd van pessimisme en optimisme, waaruit de kunstenaar geboren wordt, heeft een zijner toppunten bereikt. Dit is de worsteling welke de Russische kunst teistert, en die zij ons wellicht eenmaal zal openbaren. Reeds heeft de dans ons schakeeringen en golvingen verraden en vertolkt, die buiten het gebied der verbeelding schenen te liggen. De moderne geest heeft de microscoop van het gevoel niet uitgevonden - want op dat gebied bestaan geene afmetingen, - maar hij heeft enkele verbijsterende psychologische reactieven ontdekt, die hij later wellicht weer zal vergeten. Soms geeft Rousseau een weerklank vol smart en weelde van onzen bewusten tocht door ons nieuw domein. De Jonge Man, in herinnering verzonken, spreekt ons van genoegens, die wij in die oorden genieten. Tusschen dit werk en het vroegere naar de Sterren of de Lezer, zijn vele dagen over het hart van den kunstenaar heengegaan, en hebben het met het fijne stofgoud der gracie bepoederd. Deze in herinnering verzonkene gevoelt het schrijnen der aandoening. Hij krimpt inéén onder een rilling van genot. Het is een hijging, plastisch uitgebeeld. De jonge man schijnt met vlammen vervuld, en op het punt te breken als een mooie vaas. Hij is als neergehurkt bij het heilige vuur dat in zijn binnenste brandt. Hij schijnt zich aan zichzelf vast te klampen om niet op te lossen in de vreeselijke vreugde der herinnering. En zijn rusteloos jagend hoofd houdt hij met beide handen omvangen. De moderne smart, waar ik van spreek, is uitgebeeld in de Studie voor een tragischen dans. De gebroken lijn dezer studie kenschetst de innerlijke smart. De vloed der nedergolvende baren versterkt nog de uitdrukking der gebogen houding, die is als een riet dat knikt onder de kwaadaardige winterbuien.
In Dansstudie herkent men, verzwaard en vergroot, Rousseau's | |
[pagina 89]
| |
liefde voor den dans, ik bedoel voor de plastische momenten van den dans, gegeven door de harmonie van muziek en rythmus. Ik zal hier de vroegere figuurtjes en schetsjes van den beeldhouwer niet noemen, welke ons aan deze liefde herinneren, noch zijn uitbeeldingen van Isadora Duncan's dansen. Thans is nog betooverender visie voor hem verschenen. Zijn emotie was even groot als die, welke op den geest der westersche kunstenaars werd uitgeoefend door de Russische baletten, waardoor al onze begrippen over esthetiek aan het wankelen werden gebracht. De dans van Armène Ohanian heeft hem doen inzien, dat de choregraphie een diepe en onbeperkte kunst is. Zoo hernieuwt en hervormt een kunstenaar zich voortdurend, en doet soms plotseling een sprong, gedreven door een onverwacht visioen. Niemand was beter dan Rousseau voorbereid om de kunstvisies te begrijpen, welke door de scheppingen der Perzische danseres worden opgeroepen. Ik geloof dat de ontdekking dezer dansen een oogenblik van stilstand in den gedachtengang van den kunstenaar heeft te weeg gebracht. Het moet een dier zalige oogenblikken geweest zijn, wanneer de ziel van den kunstenaar, als in het licht eener nieuwe lente, overvloeit van kracht en liefde voor zijne kunst. Een der laatste werken van den beeldhouwer, is als een genster, ontsprongen uit zijne liefde voor zijn kunst en voor den dans. Het is de Danseres met de Roos, een vrouw, - of is het niet veeleer een wolk van bloemengeur - die een zoo gewaagde sprong doet, als nooit op een antiek vaatwerk werd afgebeeld. Zij springt, maar tevens beweegt zij zich als in zinsbedwelming. Hier ook heeft de kunstenaar ons een onbeschrijfelijken muzikalen indruk medegedeeld. Men wordt, - ik moest het in deze korte bladzijden telkens opmerken, - van de werken des kunstenaars tot de diepst ontroerende muziek gevoerd. Aan de danseres Armène Ohanian danken we een der schoonste werken van Rousseau, Het is een buste. Ohanian vertoont zich zoo kuisch en aristocratisch als denkbaar is. Dit wil zeggen, dat ze het hoofd buigend afwendt, en, vooral, dat ze haar groote oogleden sluit. Ook de houding der armen verraadt den wil, om zich af te zonderen in een gedachte, die ze niet zal verraden. Alles duidt op een fijngevoelig, besloten wezen, zooals ook haar land ver en geheimzinnig is. Perzië zie ik als een land van kunst en stilte. Wat zegt Montesquieu? In een beeldhouwwerk brengen gesloten oogen de oplossing van een problema. Iedere uitdrukking wordt met beslistheid overgelaten aan de uiterlijke vormenspraak. Het is de taal, door de esthetici ‘uit- | |
[pagina 90]
| |
wendig’ genoemd. Geopende oogen geven, daarentegen, een zedelijk centrum aan de uitdrukking, een hoogtepunt in de plastische voorstelling. In den blik zoeken we gewoonlijk den zin der gedachten en der gevoelens van onze medemenschen. De bewegingen dezer geheime vlam, die in de diepte der oogen brandt, spreken tot ons. In de beeldhouwkunst, evenmin als in de schilderkunst overigens, bestaan deze ‘psychologische’ bewegingen niet. Het geldt hier dus uitsluitend een plastisch moment. Door de oogleden hunner beelden te sluiten, vertoonen de groote beeldhouwers ons geen raadselachtige sphinx, maar zij blijven in de vormen der werkelijkheid. Ondanks de gesloten oogen, blijven de gelaatstrekken, de werkende aangezichtsspieren duidelijker tot ons spreken dan de verdere vormen van het menschelijk lichaam. Maar het valt niet te betwisten, dat deze vormen een nieuwe en krachtige beteekenis krijgen, zoodra de oogen hunne hulp niet meer verleenen. Zoo Armène Ohanian met gesloten oogen is voorgesteld, is dit niet alleen om ons de heerlijke vormen van het gelaat beter te doen vatten. Een andere visie heeft Rousseau er toe gebracht, om deze hoogelijk sculpturale houding te verkiezen. Ik heb het hooger doen voorgevoelen: Ohanian sluit zich af van de buitenwereld, zij keert tot zichzelf in. En deze uitdrukking is zoo beslist, omdat zij uitlost op den deerniswaardigen achtergrond dezer wereld van smart, waar zij is doorheen gegaan. De herinnering aan lange marteling van het hart, de ontgoochelingen die fijngevoelige schepsels in de samenleving ondervinden, alle smarten omsluieren de vluchtige uitdrukking van vrede welke om deze gevoelvolle gelaatstrekken zweeft. Het zich mengen van vluchtige vreugde en blijvende smart is met uiterste kunde op dit gelaat veraanschouwelijkt. Wij zien als het ware een uitgestrekt meer, waarin een stille hemel spiegelt. Alleen enkele bladeren van waterlelies worden door een lichte bries opgeheven: de smart. Maar het water van dit meer is zoo diep als de gevoeligheid der kunstenares, welke ons door het beeldhouwwerk veropenbaard wordt. Zij heeft de macht erkend van de eenig heilbrengende illusie: de schepping van den kunstenaar. - Maar ik zou hier niet over Ohanian spreken. Waar ik de uitdrukking van dit terzij gebogen gelaat bij een meer vergeleken heb, waarin waterlelies drijven, zou ik kunnen zeggen dat de door den wind der smart opgelichte bladeren de wijde plooien van het voorhoofd zijn. De smart is ook nog elders aangeduid. Men merkt ook weemoed in de bovenlip, hoewel de mondhoeken opgeheven zijn | |
[pagina t.o. 91]
| |
VICTOR ROUSSEAU: Armène Ohanian
| |
[pagina 91]
| |
tot een vagen glimlach. Boven de neusvleugels schijnt een kuiltje van smart niet door vluchtig lijden te zijn ontstaan. Ook zijn de eenigszins opgeheven wenkbrauwen vol zwaren ernst. Ik herhaal het: de kunstenaar wist een heerlijk accoord te treffen tusschen deze sporen van smart en van vreugde. Deze vreugde bespeurt men in de wijze waarop de wimpers zich sluiten op de wang, en in den trek van goedheid die daar zweeft. De buiging van den neus en het modelé der kin verraden evenzoo een korte rilling van vreugde. Maar er spreekt te veel wijsheid uit dit gelaat, opdat men zou kunnen denken, dat die zachte golf van vreugde deze vrouw zou medesleepen. Neen! zij zal zich niet te ruste leggen in gelukzaligen vrede. Het is een groote daad ons deze edele ziel in zulke onovertroffen buste te hebben geopenbaard. VICTOR ROUSSEAU: Danseres met de roos.
Victor Rousseau heeft te Londen nog een ander portret uitgevoerd, dat van Lady Diana Manners. De forschheid der trekken verbindt zich met de teederheid van een mooi gelaat. Dit werk is niet minder schoon dan het door den beeldhouwer geboetseerde portret van de Koningin der Belgen. | |
[pagina 92]
| |
Een kunstenaar verlaat noch zijne ziel, noch zijne gedachten. Ondanks zekere schommelingen in zijn gevoel, blijft hij in den grond onaangetast. Indien hij eenmaal de tragische strooming van dezen tijd moet gevoelen, is Rousseau, die thans op de volle hoogte staat van zijn kunnen, zeker nog ver van een keerpunt verwijderd. Bijna ieder in ballingschap uitgevoerd werk vertegenwoordigt een der zijden van zijn talent zooals ons dit van oudsher bekend was. De beeldhouwer der Liefde en der Vriendschap vinden we weer in drie kleine werkjes, waarvan ik nog niet gesproken heb: de Slaapster, Gesprek en een kleine groep van twee zich omarmende figuurtjes. De Slaapster is een gracelijk figuurtje, met sterke heupen. Haar jeugdig lichaam geeft zich over aan een zwaren slaap. Een zomerslaap, bij een bron, waarvan het murmelen den hartslag der slaapster begeleidt. Het effluvium van den slaap schijnt uit een zuiderhemel over haar neer te dalen. Overigens, schijnt het wel of zij nabij de heuvelen van Klein-Azië in slaap gevallen is, meer dan twintig eeuwen geleden. In Gesprek zijn twee vrouwen-figuurtjes als de Slaapster in een ontspannen houding neergevleid. De verrassing hunner ontboezeming heeft hen even opgericht, en zij steunen op den elleboog. De jongste deelt hare gevoelens mede aan de oudere, de wijzere, die echter niet veel verder gevorderd is op den weg der ervaring. Het evenwicht dat tusschen beide figuurtjes heerscht, is een muziek, zooals alleen Rousseau die heeft gecomponeerd. De jonge lichamen en de armen, slank als bloemenstengels, verleenen aan die muziek een accent van onvergefelijke poëzie. Het derde werk in deze richting is een kleine groep in grijze kleiaarde. Twee, zich hartstochtelijk omharmende figuren, zijn er krachtig gemodelleerd. Maar hier is, evenals in alle werken van den meester, de kracht gemeten en blijft binnen de grenzen der gracie.
De Lezer, Onder den Sterrenhemel en andere, eertijds door Rousseau uitgevoerde werken, verraden zijn smaak voor bewondering en contemplatie. Deze zin is een der karaktertrekken zijner personaliteit en vindt ook een weerklank in het te Londen uitgevoerde werk. Minstens twee statuetten kunnen gevoegd worden bij deze reeks werken, welke centemplatie, mijmering of extase uitbeelden. Het eene stelt een jongen, neergezeten man voor, gevangen in het net eener diepe mijmering. Men noemt het natuurlijkerwijze Bewondering. Dit gevoel, dat den mensch veredelt, is den jongeling tegemoet gekomen. De ontroering heeft hem de knie doen buigen. Gehoorzaam is hij neergezeten, terwijl | |
[pagina 93]
| |
de roes der bewondering hem met schoonheid overstelpt en zijn hart ontroert. Deze jongeling is schoon. Alleen schoone zielen betuigen bewondering; zij hebben er behoefte aan, zooals de middelmatigen behoefte hebben aan haat, zooals onschuldigen behoefte hebben aan gerechtigheid. De bewonderende jongeling maakt een onwillekeurige beweging met het hoofd, en drukt de verrassing uit, welke eerst en vooral door de hoogste schoonheid wordt opgewekt. VICTOR ROUSSEAU: Gesprek.
De andere uiting van dezen zin des meesters is een Manshoofd van rijpen leeftijd. Ontgoocheld en tragisch, staat die zwaarmoedige kop midden in Rousseau's werk als een mijlpaal. Het is het werk van een kunstenaar die geleden heeft, en nadenkt. Ik heb groote bewondering voor dit zeer menschelijke gelaat. Roerigheid (kindertooneeltje), lezen we onder een van teederheid vervulde groep; het instinct van den oorlog zou men het kunnen noemen: een neergezeten moeder strekt de hand uit om hare beide kindertjes te scheiden, die den strijd van mijn en dijn leeren kennen. O, dit is de gouden eeuw van den oorlog! Hier is 't nog maar de uiting van den fieren wil en van de physieke kracht der schepselen! | |
[pagina 94]
| |
VICTOR ROUSSEAU: Roerigheid (kindertooneeltje).
Victor Rousseau, die door de drukke straten van Londen schrijdt, ontmoet overal door den anderen oorlog geteisterde mannen - den oorlog die over heel Europa een zwaren nevel van bloed uitspreidt. Er zijn soldaten zonder armen of beenen; sommigen zijn blind aan een of aan beide oogen. Maar er zijn ook gewonden, waarvan desmartelijke toestand door geen uiterlijk teeken kenbaar is. Andere soldaten zijn voorgoed door ongeneesbare wonden buiten gevecht gesteld. En om deze te onderscheiden heeft men Rousseau een insigne laten uitvoeren, die door de gewezen Belgische soldaten zal gedragen worden, opdat men hen niet zou verwarren met degenen, die niet hebben medegevochten. Reeds ontmoet men mannen, die dit zilveren kenteeken niet zonder fierheid op de borst dragen. Dit werk van Rousseau getuigt van een groot hart. In een krans van eikenloof ziet men een man, die met de hand een in de borst ontvangen wonde sluit. De gewonde richt den blik op naar de koningskroon die de compositie afsluit. Wanneer men dit verzorgde werk bewondert, en de gedachte begrijpt welke den kunstenaar leidde, ver- | |
[pagina 95]
| |
VICTOR ROUSSEAU: Manskop.
| |
[pagina 96]
| |
heugt men er zich over, dat deze opdracht aan een waar kunstenaar gegeven werd. Een edel gevoel werd hier door een groot en gevoelig meester uitgedrukt.
Zoo is de phase in de loopbaan van den kunstenaar, welke ik hier vluchtig wilde bespreken. Zij sluit zich aan bij de vroegere werken van den meesterGa naar voetnoot(1). Wanneer de tegenwoordige gebeurtenissen zich aan onzen horizont zullen gerangschikt hebben, en hun oppervlakkige militaire en politieke trekken zullen hebben verloren, en, eindelijk, hun menschelijke en tragische beteekenis in het hart der kunstenaars zal kunnen doordringen, zullen we zien hoe de werken van Rousseau nog intenser zullen schijnen in een voldragenheid, een diepte die geworden is in de ontzettende tijden welke Europa heeft doorleefd. Victor Rousseau en andere groote kunstenaars, zullen, na dien gedachtenoorlog, het drama der werkelijkheid nog aangrijpender en dichter vóór zich zien. J. de BOSSCHERE. |
|