Onze Kunst. Jaargang 15
(1916)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Rik Wouters.Het toeval heeft gewild, dat de golf van ellende die van uit België over ons land kwam, toch ook wat goeds bracht: de blijde kunst van een jong, krachtig kunstenaar. In Amsterdam zagen wij werken van den Belgischen beeldhouwer-schilder Rik Wouters. Door zijn teekeningen, in het Prentenkabinet van 's Rijks Museum ten toon gesteld, door zijn schilderijen en beeldhouwwerken in het Stedelijk museum, kunnen wij ons een vrijwel volledig denkbeeld vormen van zijn talent. Ik vermoed, dat dit talent in Holland naast veel bewondering toch ook bevreemding zal wekken, want het publiek is slecht voorbereid het te waardeeren. De waarheid is, dat men de groote aesthelische stroomingen op het gebied der beeldende kunsten in het laatst der 19de eeuw en in het begin der 20ste niet heeft gevolgd, dat men nog nagenoeg uitsluitend onder de suggestie van de Haagsche school leeft, die met haar nationale eigenschappen toch in wezen een zelfde verschijnsel was als de veertig jaar vroeger ontstane Barbizon school. Voor hetgeen het internationale leven later voortbracht bleef het publiek blind. Van de Fransche impressionisten bemerkten wij hier heel weinig, al had de Hollander Jongkind aan hun streven mede een stoot gegeven; een enkele pointillist, als Hart Nibbrig, die, wat betreft de technische behandeling, de bijkans academische richting der school vertegenwoordigde, was zeker niet in staat ons publiek voor de meer levendige prestaties te winnen. Alles wat Cézanne en Gauguin voor de moderne aesthetiek gedaan hebben bleef hier onbekend, zoodat ook wederom latere consequenties van hun kunst, welke bij voorbeeld de cubisten zoo nu en dan op onze tentoonstellingen laten zien, niet anders dan onredelijke verbazing wekken. En zoo is het dan ook niet te verwachten, dat men zich rekenschap zal kunnen geven van het toch zeer normale in de verschijning van Wouters' werk. Ik denk | |
[pagina 34]
| |
voorloopig alleen aan zijn teekeningen en schilderijen, want hoe weinigen interesseeren zich in ons land voor beeldhouwkunst. Zijn plastiek zal allicht niets dan verwarring in de hoofden stichten. RIK WOUTERS: Houding.
Wouters, als schilder, stamt af in rechte lijn van den Belgischen kunstenaar Ensor, van Renoir en de zijnen en van Cézanne. Liever gezegd, zijn werk is verantwoord, wanneer wij de kunst van genen als aesthetisch verschijnsel in onze gedachten laten doorwerken. Het ontleden van de kleur der divisionisten is bij Wouters voorondersteld, maar het wetenschappelijk zoeken naar effecten, steunende op de werking van complementaire kleuren, werd nagelaten, zou ook niet passen in zijn spontaan willen. Wouters werkt liefst met de drie primaire kleuren die hij in zijn schilderijen en aquarellen gaarne met groote vlekken, wijd uit elkaar op het papier brengt; de kleuren mengen zich niet voor het oog, blijven zich zuiver en zelfstandig handhaven. Zij worden hem gesuggereerd door de tinten in de natuur, maar voor hem krijgt dan dikwijls één dier tinten een domineerende rol te spelen, zoodat heel het geziene als het ware er in gestemd wordt. Zoo de toeschouwer zich nu maar even rekenschap wil geven, dat hij allerminst naturalistisch wil schilderen, dat eene voorstelling in rood en blauw niet minder redelijk is dan eene voorstelling in zwart, in sepia of in bistre, dan zal hij zich wellicht over het ongewone van Wouters' opvatting kunnen heenzetten. Met Cézanne huldigt hij het beginsel, dat een schilderij in de eerste plaats een vlak doek moet zijn dat op den toeschouwer behagelijk inwerkt door het harmonische der kleuren-compositie, compositie waarvoor de schilder het motief in de natuur heeft gevonden, maar die niet een min of meer getrouwe afbeelding van de natuur behoeft te zijn. Nog meer dan Cézanne is Wouters er op bedacht zijn plans zeer | |
[pagina t.o. 34]
| |
RIK WOUTERS: Vrouw voor het Interneeringskamp.
| |
[pagina 35]
| |
weinig te laten wijken, te wonderlijker omdat hij beeldhouwer is en hij zijn vormen toch zeer plastisch ziet. Ik zou willen zeggen, dat hij in laag reliëf werkt en nooit meer dan met drie plans, waarvan hij dan vóór- en achterplan gelijkelijk ondergeschikt in kleurwaarde houdt, ten einde het overmatige vóórspringen of wijken te mijden en ten einde tevens de middenpartij aan het vlak van het doek te binden. Op een wand gehangen naast een teekening of schilderij uit onze Haagsche school bij voorbeeld, doet een werk van Wouters bij eersten aanblik, als een mooie tapisserie, als eene aangename maar overigens weinig zeggende kleuren-combinatie. Bij nader beschouwen ontwikkelt zich dan, in zelfs zeer vast geteekende vormen, eene voorstelling van binnenhuis, figuurstuk, landschap of stilleven, welke ons in bijzondere stemmingen vermogen te brengen. Die stemmingen gaan van het exuberant juichende tot het gedempt sombere. Voor de vroolijke zon-belichte middaguren, voor de rose schijnsels van vroege avonden, wanneer de zon zich naar den horizont begint te neigen, is het eenvoudige palet van den schilder al bijzonder geschikt, niettemin biedt het voor de bewogen luchten en boomgroepen in zijn diepe blauwe en paarse scalas verrassende dramatische effecten. Het gelukkigst en het rijkst schijnt Wouters zich te gevoelen in zijn rosse oranje-bruine najaarslandschappen, maar ook blijkt hij genoeg lenigheid van kijk te bezitten om, toen hij in Nederland geïnterneerd werd, uit onze zwaar drukkende luchten, uit onze klein-burgerlijke binnenkamers de eigenaardige poëzie van matte tinten te halen. RIK WOUTERS: Houding.
Hoe sterk echter de impressie welke de kunstenaar van de natuur moet gekregen hebben ook geweest moge zijn, zijn bijzondere techniek brengt meê, dat hij aan de persoonlijke opvatting van den toeschouwer een veel grooter marge laat dan misschien ooit eenige kunstenaar | |
[pagina 36]
| |
vóór hem. RIK WOUTERS: Zonnige Middag.
Nooit schijnt hij ons zijn aandoeningen te willen opdringen, hij wil ons alleen lokken en rekent op onze intelligentie en op onze medewerking om diepere gevoelens op te wekken. Men kan droomen voor zijn werken, zijn discrete lyriek is aanstekelijk. En mocht het dezen pas vierendertigjarigen eens te beurt vallen een groote decoratie te moeten uitvoeren, dan zou hij in zijn jonge onbevangenheid, met inachtneming van de eischen ten opzichte van muurschildering gesteld, aan de door hem versierde ruimten een wonderlijk suggestieve kracht kunnen meêgeven. Indien hij hier het menschelijk figuur bij te pas bracht dat hij zoozeer in zijn macht heeft, dan behoefde hij zelfs nooit zijn kwaliteit als beeldhouwer te verloochenen, hoe vaag zijn vormen bij wijlen ook geschetst mochten zijn, wanneer hij het noodig achtte door de reliefs de rustige werking van het vlak niet te laten storen. Hij bezit de zeldzame zelfbeheersching zijn beeldhouwersvisie dienstbaar te kunnen maken aan zijn picturaal verlangen. In dit opzicht is zijn kunst waarlijk een tot dusver eenig verschijnsel. Ik denk hier, alhoewel het stuk uit den aard niet als wanddecoratie bedoeld is, in de eerste plaats aan het zoo mooi gemodelleerd portret van den fluitist, gezet voor het geopende raam, tegen den heerlijken achtergrond van een wijd landschap dat op zich zelf reeds een kleuren- | |
[pagina t.o. 36]
| |
RIK WOUTERS: Rust.
| |
[pagina 37]
| |
lust is van huizen en geboomte. En ik denk ook aan dat latere doek, in Holland geschilderd: de achterover geleunde vrouw met den doorkijk op een gracht, krachtproef van élan en van rust tevens, wonderlijke symphonie in blauw. Welk eene ongekend schoone, levendige realiteit openbaart zich aan ons uit die doeken, waarvan toch ook eene decoratieve kalmte uitgaat als van wandtapijten.
Hoe beeldhouwt nu deze schilder? Ook dan zet hij eene traditie voort. Zijn werken vooronderstelt zoowel Carpeaux als Rodin, maar tevens vooronderstelt het een zeer sterk eigen inzicht dat het na slechts weinige jaren zoekens in staat stelde belangrijke resultaten te bereiken, oogenschijnlijk zonder veel strijd. Van het vechten met herinneringen, zooals Rodin met de herinneringen aan de antieken en aan Michel-Angelo kampt, is bij Wouters, dunkt mij, geen sprake. Hij is overtuigd bewonderaar van de natuur waaraan hij zich zonder voorbehoud geeft en wat van oudere plastiek in zijn geheugen wordt omgedragen schijnt hem geenszins te bezwaren. Zoo verhoudt hij zich tot den naar het klassieke strevenden Maillol en sommige Duitsche beeldhouwers gelijk hij, als schilder, zich verhoudt tot de meer academische leerlingen van Cézanne, in hunne reactie tegen het impressionisme. Toch is hij als beeldhouwer het impressionisme te boven; hij ziet wel duidelijk het oogenblikkelijke van beweging en handeling, maar overweegt niet minder de werking der volumen tot zelfstandige schoone effecten. Zijn kunst is vooralsnog zuiver plastisch; naar uitgesproken vergeestelijking streefde hij nog niet. In zijn mannenportretten blijkt hij niet de gespannen denker te zijn die, onder de suggestie van een grooten voorganger, de houding van zijn modellen wat forceert tot heroïsche figuren. Wouters is veel gemoedelijker dan Rodin, minder indrukwekkend misschien, maar hij toont dikwijls veel hartelijker liefde. De menschen blijven onder zijne handen genaakbaarder, al treffen zij door monumentaliteit. De kop van zijn Bruggenaar houdt zich, door plastische verdiensten, naast de koppen van de Bourgeois de Calais, maar is gewoon-menschelijker, zijn mond zegt dingen die niets tragisch hebben en de eigenzinnige kop van den schilder James Ensor is bij lange na niet zoo schrikkelijk hoog als die van den Puvis de Chavannes of van den Jean Paul Laurens, om van den Victor Hugo en den Balzac niet te spreken. De buste van den welgedanen letterkundige, Jules ElslanderGa naar voetnoot(1), is een meesterstuk van raak | |
[pagina 38]
| |
modelé, zonder bijgedachten. Zooals de jas ietwat slordig over de schouders hangt, zooals het vest de bewegingen aanneemt van de borst, lijkt ons de onaesthetische moderne kleedij een zeer aannemelijk hulsel voor dezen gemakkelijk levenden verstandsman. Eigenlijke vrouwenportretten ken ik niet van Wouters. Het beeld van Mevrouw Giroux geldt meer als groote monumentale figuur in wandeltoilet dan als portret, het physionomische van den kop is van ondergeschikt belang gehouden. - Maar wat hij naast Rodin, die op dit gebied misschien het zuiverste en schoonste gemaakt heeft wat hij vermocht, zou kunnen geven kan toch eenigszins worden begrepen nu hij zulke voortreffelijke kinderportretten heeft geboetseerd. De onuitgesproken, weifelende vormen weet hij zoo teeder weer te geven in het frissche spel van licht en schaduw, dat men alles van hem mag verwachten, wanneer hij het bijzondere in vrouwelijke gelaatsuitdrukking zou willen beeldhouwen. Wel behooren de vrouwen-gestalten die hij tot dusver schiep tot zijn beste werken. Daarin komen ontegenzeglijk zijn meest eigen hoedanigheden als plasticus het gunstigst voor den dag: zij vermogen de schoonheid van soepele, welige vormen streng sculpturaal, monumentaal zelfs, in gesloten compositie van lichtpakkende reliefs te laten zien. Decoratief, dienstbaar aan een architectuur zijn die composities niet, zij willen op zich zelven, in het vrije licht staan. Zij vragen er om van alle kanten te kunnen worden bekeken die forsche warmlevende figuren; onder het heldere hemellicht wenschen zij zich te bewegen, het evenwicht harer krachtige vormen te laten bewonderen. Want hier spaart de kunstenaar niet zijn reliëf, zooals hij het in zijn schilderijen deed; integendeel hij overdrijft, zoo het noodig is, ten einde meer kleur, krassere tegenstellingen te geven. Een geconcentreerd spel van licht en donker zoekt hij door zijn houdingen in plotselinge zwenkingen samen te dringen tot dichte, rijk bewogen volumen. Aldus meen ik, en daarom was het mij te doen, het talent van Wouters in groote trekken te hebben laten zien. Maar ik zou toch al te onvolledig blijven indien ik niet, naast zijn kunstenaarsgaven van meer algemeenen aard, ook nog wees op een eigenschap van zijn intiemer wezen, die ik met het woord ‘gulheid’ het best geloof aan te duiden. De man wiens lyrisch gevoel behoefte heeft zich te uiten in vlammende kleuren en hevige bewegingen, toont toch ook een ruime liefde voor het welsprekend détail. Weinigen kunnen zooals hij de energieke of weeke trekken om een mond tot hun recht brengen, het licht laten glijden langs de golvingen van een wang en het laten | |
[pagina 39]
| |
RIK WOUTERS: De Fluitist.
| |
[pagina 40]
| |
vangen door het kantige van een oorschelp, die bij geen beeldhouwer een voornamer rol schijnt te spelen in het vervolledigen, in het vatten van een kop. En wie kan beter met breeden aanzet, met één veeg in de klei, het plooien van een kleed en de substantie van een slof uitdrukken, zooals die past bij den lichaams-stijl van een bepaald individu. Heel ernstig moet zich deze kunstenaar in het wezen van anderen kunnen invoelen, om zoo juist alle uiterlijkheden welke de physionomie van een persoonlijkheid opbouwen tot een synthese te verwerken. Hij bereikt zulks door dezelfde zich gevende levenskracht welke hem, in uiterlijk zoo droevige lotsbeschikking, in het geslingerd bestaan van geïnterneerde, ons land zoo vroolijk en zoo gekleurd liet zien als geen Hollander het ooit zag, welke den beeldhouwer-schilder deed werken, alsof hij in rustig verblijf zijn Belgisch-Fransche idealen kon vieren. A. PIT. |
|