Moderne kunstkring. Keizersgr. 756.
Bij de oprichting van de ‘Moderne Kunstkring’ en bij de beschouwing der tentoonstelling van moderne kunst in het Gemeentemuseum is reeds een kenschets gegeven van het standpunt der modernen ten opzichte der kunstgeschiedenis. Hier volgen eenige aan teekeningen bij het tentoongestelde in het gebouw van het nieuwste schilder-genootschap.
Er is eene Eere-tentoonstelling van 23 schilderstukken en 8 teekeningen van Vincent van Gogh. De zwaarmoedige dweper zal van zulk eene eere niet hebben gedroomd. 't Is bekend werk, dat men intusschen nimmer genoeg zien kan. Zoo de ‘Slaapkamer’, vol tragische realiteitszin, belangrijk als een experiment, welke men evenwel niet gaarne als wandversiering zal gebruiken, - geen ‘speelgoed’ dus kan men weer eenzijdig opmerken. Gruwelijke ernst; gelijk de onvolprezen ‘Aardappeleters’ en ‘Sorrow’. - ‘Zonnebloemen’, ‘Boomgaard’ en de ‘Amandeltak’ geven weer andere hemelstreken van Vincent's ‘paysages de l'âme’ te zien.
Van Toorop de ‘Dante’ der Inferno en de ‘Vluchtelingen’.
Wat Le Fauconnier betreft, die hier 16 zeer verschillende werken toont, verwijzen we naar onze karakteristiek van zijn werk in't gebouw van de Mij voor Bouwkunst. Het werk is het best waar zijn vormgeving en voortreffelijken kleurzin zich min of meer schikken naar de kunsthistorische eischen. Zie ‘Bloemen en Vruchten’ (42), ‘Cactus’ (43), ‘Anemonen’, de ‘Zee bij Zandvoort’.
Petrus Alma schikt zich ook naar decoratieve eischen, zelfs in ‘Vrouwenkopje’ (hout). Het ‘Lezend Meisje’ lijkt op borduurwerk, terwijl meerdere werken, b.v. ‘Stilleven’ (41) vragen om uitvoering in gebrand glas.
H.F. ten Holt, een ongemeen talent met groote visionaire kracht, zou in muurschildering wellicht voldoening vinden.
Conrad Kickert, te veel miskend, toont veel kleurzin in de stillevens ‘Het roode tapijt’ en ‘De blauwe Doek’ (60 en 61) en in ‘Hoeve te Veere’ (69).
Petrus Lau bereikt hier en daar het monumentale; zie het ‘Witte Paard’. Zijn kleurgevoel is ook zeer sterk in de ‘Vanenburgerbeek’ (77).
J. Baedecke heeft zich nog uit den Egyptisch-Assyriologischen achtergrond te ontworstelen.
J. Verhoeven's werk heeft een paar stillevens, die vermelding verdienen.
J.G. Weyand zit nog wat vast aan cubistisch maniërisme, doch zijn ‘Graflegging’ (87) is toch van magistrale vormkracht. Waar is het gebouw, dat zulke verbeeldingen - ik denk ook aan Ten Holt's ‘Vlucht naar Egypte’ (58) - op zijn plafond en muren een plaats geeft?
Ettelijke oude Chineesche keramische werken (uit de verzameling van A. Vecht en Co.) bieden in de zalen en kamers van het patricische gebouw, te midden van het moderne, rustpunten voor oog en verbeelding.
Wij erkennen gaarne, dat het Amsterdamsche kunstleven door dezen Modernen Kunstkring is verrijkt. Men heeft voor deze tentoonstelling zijn best gedaan en slechts het beste getoond wat ter beschikking was. Wij hopen evenwel dat men zijn best zal blijven doen dit streven flink te houden op of bóven Amsterdamsch peil.
D.B.