Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Tentoonstellingen
Amsterdam
Arti et Amicitiae. Johan George Schwartze, Thérèse van Duyl-Schwartze, Georgine Schwartze en Lizzy Ansingh.
Een daad van piëteit en meteen van kunst is deze tentoonstelling, vooral dan om het werk van den portretschilder Johan George Schwartze. Het ‘In Memoriam’ van den catalogus is veelzeggend, - en toch is het nog maar een eeuw geleden toen deze schilder geboren werd (20 Oct. 1814). Wij leven snel en vergeten veel, en had niet het dikwijls gereproduceerd portret van Jacob van Lennep en andere bekende Nederlanders van omstreeks het midden der 19e eeuw de herinnering verlevendigd, zoo zou ook de beteekenis van Schwartze als schilder door den tijd geheel uitgewischt zijn. Dat men zich de portretten levendig herinnert en den schilder bijna vergeten kon typeert juist den kunstenaar. Zijn portretkunst kenmerkt zich door een academisch realisme van voorname houding, - waarachter men den schilder zelf nauwelijks opmerkt. Dit maakt men zich vooral bewust ten aanzien der conterfeitsels van Jacob van Lennep, De Genestet, Isaac da Costa en den merkwaardigen Amsterdamschen geneesheer Dr. Rive. Karakters en typen zijn deze menschen, die wij van aangezicht tot aangezicht meenen te zien. Het is heerlijk en genoeglijk eenige oogenblikken te verkeeren, rustig en onbekommerd, in dezen burgerlijk voornamen kring, - voor ons, juist als uit een autotaxi, uit het roerige leven van den dag gestapt in de stilte der herinnering. En we vergeten, dat ook Da Costa vroeg: ‘Wachter, wat is er van den nacht?’
Maar vergeten we den schilder weer niet? We leeren hem nochtans kennen in uitmuntende zelfportretten, waarin hij het schoolsche laat opnevelen in psychische bewogenheid, waarin hij geheel zichzelf is en werkelijk eene buitengewone hoogte bereikt; benevens in enkele andere min of meer spontane portretten - waarin men zeer eigenaardig de penseelvoering, ik zou haast zeggen het handschrift, van zijne dochter Thérèse Schwartze en van zijne kleindochter Lizzy Ansingh herkent. We leeren den engeren en ruimeren familiekring kennen en krijgen een beeld van de gansche Hollandsche familie dier dagen, waarin het levendigst Da Costa's stem weerklinkt. En daarin speelt de schilder Schwartze zijn bescheiden, stille rol.
Het is eene tentoonstelling, welke van zelf een officieel waarmerk draagt, en het is geen wonder dat onze historicus laureaticus Prof. Blok een avond beschikbaar had om in Arti et Amicitiae met vele genoodigden te verkeeren in den goeden ouden tijd.
Ten slotte moge nog opgemerkt worden, hoeveel ongunstiger Schwartze's tijd was voor oorspronkelijke talenten dan de tegenwoordige. We zien het aan hem 'tentoongesteld' hoe een zeer begaafd en oorspronkelijk schilder - zie vooral de portretten van zichzelf en enkele familieleden -, langzamerhand in conventioneele banden gekneld raakte, omdat elke vrije uiting beschouwd werd als een uit den band springen. We zien intusschen ook hoe de eigen aard van het werk van den vader en grootvader nog voortleeft in de portret- en beeldhouwkunst van Thérèse en Georgine Schwartze, en merkwaardiger-