| |
| |
| |
| |
De grafische kunst in de samenleving
Wordt er wel eens aan gedacht, wordt niet veelal grif vergeten bij het zien van een prent, een affiche, een zegel en.... van een letter - die het geheim verloor harer afkomst in het geteekende beeld - hoe oud, hoe overoud de grafische kunst eigenlijk wel is. Haar edelen stamboom reikt tot in de nevelen der oudste menschheid. Geen volk, zelfs het meest primitieve niet, of het behoefde de grafiek om aan rasgenoot, tijdgenoot en ook aan ons, vele eeuwen later, mededeelingen te doen over al wat hen beroerde.
Zij is de verklarende schakel tusschen ons en de oermenschheid. De lijn die de grafische kunst doorliep toen zij van beeld opgroeide tot symbool en door de aaneenschakeling der symbolen schrijfkunst gaf is wonderlijk mooi, tegelijk aangrijpend eenvoudig. En nu, nu men al te zeker is van dit schoone bezit, schijnt de waarde der grafiek meer en meer afgemeten te worden naar zakelijke opbrengst. Over de beteekenisvolle letter wordt losweg, onverschillig gesproken. De prent wil men liefst beschouwen als een aangename verpoozing, het affiche aanvaardt men meer als een rauwen kreet dan als een geestvolle mededeeling. Men wenscht deze dingen te dulden als alledaagsche dorre gebruikszaken, men wil niet beseffen of erkennen den rijken, diepen zin van deze uiterst menschelijke, doordringend geestvolle uitingen.
Dat de prentkunst tot voor kort met halve welwillendheid werd beschouwd, dat haar niet werd toegestaan de gerechte plaats in te nemen, die haar toekwam, dat was voor een niet gering deel toe te schrijven aan de zekere nonchalance, waarmede zij door de schilderende bent werd behandeld. Toen alles picturaal moest zijn en men zwoer bij het naturalistische element - ach, hoe kort duurt toch een kunststrooming, waarvan de bron slechts oppervlakkig werd aangeboord - verviel de prentkunst. Zij werd een bij-bezigheid. Het eigenlijk bedrijf
| |
| |
was schilderen; de krabbel, de schets werd bewaard voor het koper.
Japansche houtsnede in kleur.
Als men ‘op’ was van den arbeid ging men ‘flaneeren met de naald’ zooals Vosmaer zeide en al flaneerende bracht men de schoone prentkunst in miskrediet. Zij werd een afleiding, een bezigheid, het werd een hopeloos amateurisme. Het schoone métier verviel. De prent werd
| |
| |
een verzamelaars-eigendommelijkheid, een portefeuille-curiositeit, een rariteit, een onnut meubel.
R.N. ROLAND HOLST: Theaterbiljet (litho).
Niet zoo was het bij de Oostersche volkeren, en vooral bij de Chineezen en de Japanners heeft de grafiek - ook in betrekkelijken zin de losse prent - zich gehandhaafd als een noodzakelijkheidskunst.
| |
| |
een kunst van algemeene, het leven sterk doorsijpelende kracht.
WALTER VAN DIEDENHOVEN: Aanplakbiljet (litho).
Welke voorwaarden hier voorhanden waren om de waarde der grafiek te doen eerbiedigen, kan in dit beperkte opstel niet worden nagegaan. Wel kan als zekere overtuiging uitgesproken worden dat in een land waar de losse letter, hoe ook van vorm vereenvoudigd, toch nog
| |
| |
steeds te herkennen is als het symbool van een bepaald beeld of begrip, m.a.w. waar in zekeren zin nog een letterkunst bestaat, waar het uiterlijk der letter verwantschap gaf aan het vereenvoudigde beeld, daar ook is meer natuurlijken samenhang tusschen letter en veraanschouwelijkte prent. Daar vult het beeld het begrip aan, daar is geen eentonigen letterenreeks denkbaar, daar verlaat soms het styleerende symbool zijn streng gewaad om als bloemig beeld, fleurig en kleurig de gedachten scherper te contoureeren.
LEO GESTEL: Aanplakbiljet (litho).
De grafiek is bij de Oosterlingen door het leven geweven. Is er niet iets feestelijks in de wijze waarop de Japanner of Chinees zijn theekisten beplakt met kleurige stroken, die hij over de hoeken vleit met soepele elegance. Het doel is tweeledig. De ribben der kisten worden met een strakken band aangegeven, zij kenmerken de constructie, zij vormen tevens het rustige kader voor de prent of lettersymboliek die op de zijvlakken wordt aangebracht. En op die vlakken wordt weer sjeuig en guitig en speelsch verteld over den oogst, het bloemenfeest of ook wel men kondigt er een geestige aanbeveling van de verpakte waar op aan. De theater-affiches in de straten, zij lokken als kleurige vendels in een zonnigen vroolijken stoet. En in de prentenboeken geven zij niet het naturalistisch beeld van het verhaal, zij verwijden de verluchting tot dingen van algemeene levenswaarheden. De lezers en de kijkers worden verrijkt door puntige gedachten.
| |
| |
R.N. ROLAND HOLST: Cirkelvulling (litho).
Ja, dat missen wij hier al te veel. Er is kentering, gewis, doch wij hebben ons nog bijna gansch en al los te maken van het individueele. Wij trachten te angstvallig apartelingen te zijn met noodzakelijk resultaat dat wij tevens zoo veel onbeduidendheden blijken. Beter saâmhoorig tot een school met een groote gedachte tot grondslag, dan al dat wringerige gewurm om toch vooral persoonlijk te zijn.
Wij westerlingen zijn zoo wanhopig nuchter. Voortreffelijk dat wij de grondslagen van de sierprentkunst trachten terug te vinden, dat ons de overtuiging gewerd dat er maat tusschen vorm en versiering moet zijn; maar hoe ijselijk koud, hoe wiskundig dor wordt dit vaak gedemonstreerd. Onzen arbeid ontbeert de sappige mildheid, de bevallige gedegenheid die oog en hart gelijktijdig doorhuiveren. Teederheid wordt wel gegeven, doch door gebrek aan innigheid heeft
| |
| |
zij den weeën bijsmaak van overgevoeligheid, van overbeschaving.
Er is in Europa een streven om de grafische kunst haar waardige plaats in de samenleving terug te geven. Dat is een ernstig willen, doch vooreerst schijnen wij ons op zijn best te voelen bij het aankondigen van frivole zaken. Een naaktdanseres, een open-luchtbal inspireerde wel eens een artiest tot een bruisende uiting van levenslustigheid, het essentieele der danskunst zelve werd nochtans niet gesymboliseerd. Hier werd dan slechts het oppervlakkig zinstreelende gegeven: de oude fout, te veel werkelijkheid, te weinig geest bleef weer het struikelblok tot hooger opgang. Maar toch, de beste der grafische kunstenaars zoeken breeder weg. Zij veroverden zuiverder inzichten in de toegepaste grafiek: in het affiche, de reclamezegel, de postzegel, ja hoe veel is in het dagelijksch leven dat niet iets met de grafiek uitstaande heeft. En zij zullen in hun ernstig willen te sterker komen te staan, naarmate de overtuiging veld wint, dat het picturale, het oogenblikkelijk bekorende - niet blijvende - kleurige eendagsvliegen zijn zonder vruchtbare nakomelingschap.
J.G. VELDHEER: Ex Libris (houtsnede).
In Holland zijn er eenige knappe voorvechters, strijders die het woord aan den daad weten te paren van zuiverder begrip in toegepaste kunst. Roland Holst, Van Diedenhoven, Rol, om slechts enkelen te noemen, hebben reeds, laat ons zeggen, reclame-kunst gegeven van zeer bijzonder gehalte en zòò wijzigt zich de idee: bij ultra-moderne schilders komt het affiche - het decoratieve affiche, in goede eere. Ook dezen wenschen het reclame-biljet niet meer te beschouwen als een schilderij op papier. Een opmerkelijk voorbeeld in dit opzicht was het biljet dat Gestel op steen teekende voor de Hollandsche Kunstenaarskring. Mooi van kleur, zuiver van indeeling met een wel doordachte, niet te bizarre letter is dit biljet een merkpaal in de algemeene begrippen, die zoo geruimen tijd in vrije schilderkunstige kringen heerschten.
Ook de boek-versieringskuust wordt van degelijker principes door- | |
| |
filterd. Sommiger uiting moge wat te methodisch, wat te zeer organisch zijn: meetkunstige maat en verhouding blijven de positieve grondslagen ter reconstructie der boekkunst. Allengs zal het gronddenkbeeld gewikkeld worden in mildere vormen, vormen die schoon zijn en het beginsel èn de harmonische verhouding meer doen voelen dan wiskunstig vaststellen.
S. MOULIJN: Landschap (litho).
De vrije grafiek komt eveneens op zuiverder stelling. Zij is niet langer de verpoozing voor schilders geworden, doch een met naarstige vlijt beoefend vak. Pogingen om schilderijkunst in zwart en wit te geven, worden steeds minder en minder. Zij, die het nog doen van oudsher worden zwakker en zwakker, hen schuift den grond onder de voeten weg. Zij blijken in een cirkel te loopen en het is merkwaardig dat onder de enkele jongeren, die bleven bij picturale uiting, zoo weinig oorspronkelijks is (het sterk persoonlijke naar voor te brengen is toch hun opzet) dat zij op elkaar gelijken en toch zich zelven niet zijn. - Merkwaardige staaltjes dienaangaande waren te zien op de ‘IGTA’ te Amsterdam. Er waren inzendingen, die met de meeste nauwlettendheid niet van elkaar te waarmerken waren en toch waren zij van verschillende auteurs.
De vrije grafiek zal steeds meer uitgroeien tot een kamer of wand- | |
| |
versiering. Zij vormt door haar bescheiden optreden, door haar ingetogen houding - in tegenstelling met het olieverflandschap dat veelal een gat in den wand vormt - een schakel in den ring die loopt door gebruiksvoorwerp en schoonheidsvoorwerp. Zij heeft buitendien in elke omlijsting een groot aanpassingsvermogen aan de binnen-architectuur, kan zelfs in een lambri of wand toegepast doeltreffend de schoonheid van het interieur verhoogen. In haar eenvoudig gewaad verhoogt zij den stillen rijkdom der kamer.
Nu is uit haar aard de grafiek in haar veelsoortige uitingen als houtsnede, ets, droge naald, litho, aquatint meer een handwerkskunst dan de schilderijkunst. Natuurlijk wordt met dit laatste niet bedoeld de monumentale schilderkunst. Deze is, door hare gebondenheid de eenige schilderkunst der toekomst, want zij zal zich verheffend boven emotioneele en individueele uiting, zich weten op te stuwen tot algemeene waarde. - En eigenlijk staat het met de grafiek evenzoo. De ernstigsten onder hare beoefenaren hebben hun weg afgebakend. Het is een schoon métier, dat wel het mildst wordt uitgesproken in de gravure, de houtsnede en de litho. De ets heeft den bedenkelijken kant, dat er nog te veel ‘op zien komen’ gewerkt wordt. Het is voor een deel ‘blind’ werk. Het zuur dat de inkervingen der plaat moet stevigen, speelt den maker soms niet te voorziene parten.
Maar ieder die iets verstaat van het stijgend enthousiasme van den grafischen handwerkskunstenaar, als hij zijn verbeelding, stevig onderschraagd, met liefdevolle zorg in hout, metaal of steen brengt, die zal ook begrijpen dat met de langzame opgroeiing van het beeld zijn geest zich al sterker spant om het werk tot de grootste hoogte op te voeren.
Hij, die beseft welke innige vreugde het geeft het schoone materiaal: het zonlichtende koper, het ivoorkleurige hout of de harde en toch zoo fluweelig soepele litho-steen, te mogen bewerken, hij kan ook beter gevoelen het opwekkende, frissche van grafischen arbeid. Want gelijk de beeldhouwer houwt in het harde graniet, de zilversmid het metaal omsmeedt tot een toover van flonkerende vormen, de handwerkskunstenaar in het algemeen zijn liefde voor het mooie ambacht paart aan zijn verliefdheid op het materiaal, zoo geeft ook de waarachtige grafische kunstenaar zich aan het schoone ambacht, dat hart en hand gelijktijdig beroert.
Het begrip, dat het materiaal iets waardevoller is dan een koude doode stof om zijn lusten op bot te vieren, dat het is een heerlijke materie, waar wel overwogen de kunstzinnigste gedachten van algemeene strekking in worden geuit, dat de stof meer eischt dan het
| |
| |
J.G. VELDHEER: De oude Wachter (houtsnede).
| |
| |
oogenblikkelijke van zinnelijke kunst, dat zal de grafiek verbreeden, veralgemeenen en het individueele doen uitgroeien tot kunst voor alle tijden.
L. SCHELFHOUT: Les Angles (droge naald).
In stagen groei zal de grafiek den bloemkelk ontplooien tot kunst van heden en voor de toekomst. Zooals eertijds zal zij weder den vorm van het leven omspannen, de levensrijkheid vermeerderen, indien de samenleving - dit kan niet uitblijven - meer bewust hare ontzaggelijke macht van ganscher harte wil erkennen.
J.G. VELDHEER.
|
|