Onze Kunst. Jaargang 14
(1915)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondentenTentoonstellingenAmsterdamTentoonstelling van kinderportretten door Mevrouw van Duyl-Schwartze in De Kunstzalen van Buffa.Zoo veeleischend kunnen de ouders niet zijn of Mevr. Van Duyl-Schwartze zal hun wenschen vervullen; - meer nog: deze schilderes zal den meest verwenden moedersmaak verbazen door de weergalooze handigheid, waarmee zij de natuurlijke schoonheid van haar kind in pastelkleuren omtooverd in de kunstschoonheid van het portret. Het zijn kinderen met zondagsche kleêren en een zondagsche psyche. Deze kinderen spelen niet en lachen niet, - en boos kijken mogen ze ook niet, - want ze zijn op visite bij de schilderes. Maar wat is er ook meer te verlangen van een kinderportret? Kan men van dit verfijnde talent méér verlangen? Een dieper doordringen in de ziel der kinderen? - Er is in haar werk ongetwijfeld iets van het diepere zieleleven, juist voldoende om de ouders te bevredigen, en nu en dan blijkt ook bij haar de neiging dieper te tasten Het is te veel geëischt, als verlangd wordt naar meer psychologie dan deze portretkunst, die in pastel zich het zuiverst uit, vermag te geven. Deze kunst stelt haar eigen grenzen, en de schilderes denkt er niet aan deze te verkrachten, daar zij zich in hare beperking eene meesteres toont, tot heden ongeëvenaard. | |
Herdenkings-tentoonstelling van den Larenschen kunsthandelDe oprichter van dezen kunsthandel, Van Harpen, wijst in de twee laatste ‘Maandblaadjes’ (1 April en 1 Mei) met rechtmatigen trots op de ideëele strekking daarvan, n.l. belangstelling en een markt te scheppen voor de kunst van talentvolle jongeren, op onbaatzuchtiger grondslag dan de gewone kunsthandel, gevestigd als de zaak nochtans is op materiëelen grondslag, - waarvan het belang der jonge schilders de hoofdzaak was. Deze herdenkings-tentoonstelling van een 10-jarig bestaan is vooral eene historische belangrijkheid voor deze inrichting, al greep hare werkzaamheid ook eenigszins in in het Nederlandsche en... Belgische kunstleven. Een van haar beste daden is haar initiatief voor tentoonstellingen van Belgische, in de eerste plaats Vlaamsche kunst, waardoor deze in Nederland breedere en diepere belangstelling vond, dikwijls in ‘Onze Kunst’ gememoreerd. Dan herdenken we de eerste belangrijke Toorop-tentoonstelling in deze zalen, die aanleiding werd tot eene uitvoerige monographie over dezen kunstenaar in ‘Onze Kunst’, later door Veen afzonderlijk uitgegeven. Verder herdenken we een lange reeks van jongere schilders, allereerst Van Beever, de voor de kunst te vroeg gestorvene, de Broedelets, Lizzy Ansingh, Coba Ritsema, Kramer, P. van Wijngaerdt, G. de Boer, Garf, Van der Ven, Langeveld en vele anderen. | |
[pagina 106]
| |
Welnu, van vele schilders, die connecties niet dezen kunsthandel hadden aangeknoopt, is hier belangrijk werk, terwijl in de nieuwe Villa Mauve te Laren eene tentoonstelling is ingericht alleen met het werk van Langeveld. D.B. | |
Den HaagKunstzaal Kleykamp. Collecties Dr. A. Bredius en J.O. Kronig.Ga naar voetnoot(1)Voor een liefdadig doel, het lenigen van den nood, die er bij verschillende schilders heerscht, stelden de Heeren Bredius en Kronig hunne verzamelingen beschikbaar. Van Dr. A. Bredius kennen we reeds lang het voornaamste deel van zijne verzameling, door het bruikleen er van aan het Mauritshuis, waar Rembrandt, dank zij dezen kunstkenner, zoo naar waarde kan worden genoten. Wat hier door Bredius werd ingezonden is het restant, datgene wat hij nog thuis overhield. Daaronder echter zijn nog hoogst belangrijke zaken, waarvan we in de eerste plaats vermelden den Christuskop van Rembrandt. Hierin toch is het dezen grootmeester gelukt een bijzonder type te scheppen. Kenden we hem bij de primitieven als Smartenman, uit de Renaissance als een Zeus bij Michel Angelo, of een Apollonische volmaaktheid bij Raphael, Rembrandt gaf hem als type van deernis, als de incarnatie van het medelijden. Zeer juist past bij dit meesterstukje het gezegde van Bréal, door Schmidt-Degener in het voor-woord van den catalogus aangehaald dat ‘Rembrandt a peint l'Evangile, comme on se figure que Jésus le parlait’, omdat we kunnen gelooven dat deze lippen het Evangelie brachten. Niet goddelijk, maar zuiver menschelijk, is de beeltenis van Thomas de Keyser, het portret van een oude dame voorstellend, een gelaat waarin het leven zulke diepe sporen groef. Geslagen en verbitterd ziet de kop er uit, waar het been onder het dunne vel heenschemert. Er zit iets van een opgejaagde schuwe kat in den fellen blik der oogen, die zoo sterk den toeschouwer aanblikken. We denken onwillekeurig aan den Condottiere van Antonello da Messina of de oogen van de apostelen van Dürer, die even sterk fascineeren. Gaver van schildering is het portret van Drost; het ziet er haast te mooi uit, zoo glad is het gedaan. Het bezit echter niet die psychologische verdieping, welke den Thomas de Keyser kenmerkt. Als verzamelaar en kenner van het werk van Jan Steen is Dr. Bredius op weg zich een even grooten naam te verwerven als hij dezen als Rembrandtonderzoeker reeds bezit. Dank zij zijnen onvermoeiden speurzin zijn ons thans uit de archieven verschillende bijzonderheden bekend van dezen schilder. Heel interessant is hier de studie welke Jan Steen, naar het heet, in een ochtend schilderde in wedstrijd met Van Mieris. Weergaloos is hier de bravoure, waarmede de figuren werden gepenseeld, alleen mogelijk voor iemand die beschikt over een détailkennis en een vormbeheersching, als deze schilder. De schilderij ‘Satyr bij den boer die koud en warm blaast’ heeft groote figuren, die wat dicht op elkaar geschilderd lijken. Er is onderling niet veel verband tusschen deze personen, die wel elk afzonderlijk gemaakt schijnen en waarvan de voorsten wat erg lang toonen tegenover de achtersten. Het is alsof Steen hier niet genoeg het geheel overzag. De onderdeden apart zijn meesterstukjes, zóó de koppen waarin het karakteristieke sterk lot uiting kwam. Dit Jordaens-onderwerp werd door Steen op eigen humoristische, minder uitbundige wijze behandeld in een fijner kleurenscala, dan waarover de grovere Vlaming beschikte. Diens krachtiger coloriet kon men bewonderen in de schilderij ‘Juno die Io ter bewaking aan Argus geeft’, uit het bezit van den Heer Kronig. Interessant zijn de Adriaan van Ostade, waar de schilder zichzelf af beeldt, op bezoek bij de familie Questiers, de David Teniers en de Albert Cuyp. De verzameling Kronig heeft een meer inter- | |
[pagina 107]
| |
nationaal karakter. Er zijn Fransche, Engelsche en Italiaansche werken onder. THOMAS DE KEYSER: Vrouwenportret (verz. Bredius).
Het meest belangrijke, behalve eenige vroeg-Rembrandts, is het landschap van Hercules Seghers, den uiterst zeldzamen meester, die visioenen schilderde en drukte als geen van zijn tijdgenooten maakte, Rembrandt uitgezonderd. Zijn prenten toonen invloed van de Japansche kunst, zijn nu zeer kostbaar, terwijl hij er geen geld voor krijgen kon en uit wanhoop zich ging bedrinken, toen het hem onmogelijk bleek zijn gezin te onderhouden. Zoo kwam hij van een trap te vallen en stierf aan de gevolgen daarvan. Rembrandt schatte zijn werk zeer hoog en bezat vele van zijne etsen. Nog te vermelden zijn van deze jonge collectie o.a., de Venus in de smidse van Vulcanus uit de Venetiaansche school om het prachtige coloriet en het fraaie modelé, en de Gabriel Metsu, opvallend door het groote formaat. G.D. GRATAMA. | |
[pagina 108]
| |
LondenThe National Portrait Society. 4th annual exhibition. Grosvenor Gallery, New Bond Street. March and April 1915.De belangstelling van het Engelsche publiek voor Belgische kunst blijft onverzwakt, en de gastvrijheid der Engelsche kunstvereenigingen steeds even groot. Op de 4e tentoonstelling der National Portrait Society waren enkele Belgen vertegenwoordigd, welke we nog niet in de Royal Academy hadden ontmoet. In de eerste plaats Theo van Rijsselberghe, met een half dozijn portretten en portret-studies. Men moet een kunstenaar nemen zooals hij is, en Van Rijsselberghe is nu eenmaal een overtuigd stippelaar en voorvechter der divisionistische theorieën. Maar wanneer men een zoo knappe niet gestippelde pastel, als zijne van 1912 gedagteekende Naaktstudie, vergelijkt met zijne groenbeschaduwde, kalkachtige olieverf-schilderingen, kan men niet anders dan het betreuren, dat een zoo groot talent zich aan de doorvoering van een dor systeem vergooit. James Ensor grinnikt ons tegen uit een paar bonte masker-fantazieën en vertoont ons twee zijner vroege werken: Femme au nez retroussé en musique russe. In 't banale, benauwde burger-interieur, waarin die muziek gemaakt wordt, heeft hij een wondere atmosfeer weten te doen leven. Men vraagt zich een oogenblik af, of die kamer er wel heel anders zou hebben uitgezien, indien de juffrouw in plaats van Russische nu eens Poolsche of Zweedsche muziek had laten hooren; maar wij zijn zeker te grof bewerktuigd, om het subtiele verband tusschen klank en kleur, rythmus en vorm te snappen. De teedere, verfijnde maar ietwat bloedelooze kunst van Victor Rousseau wordt in Engeland zeer gewaardeerd; hij stelde hier een kop van een jongen man, twee tengere vrouwenbustes en een ‘masque de tristesse’ ten toon. Alfred Delaunois had enkele geteekende studies van monniken; ook een aquarel en een ets. Armand Rassenfosse heeft een wolachtige manier van schilderen, die wat vermoeit, en zijne achtergronden zijn soms te schel, zoodat het wel schijnt of de figuren er niet vóór staan maar er een stuk uit happen. Fille aux citrons is wel het beste der hier tentoongestelde naaktstudies. Een paar jongeren vertegenwoordigen de nieuwste generatie: Marnix d'Haveloose, een veelbelovend beeldhouwer met een levendig hoewel wat sommair behandeld torso van een Jong meisje, en den schilder-beeldhouwer Rik Wouters met acht gebeeldhouwde figuren. Bij zijn debuut werd deze kunstenaar even hoog geprezen, als laag verguisd, wat al geen slecht voorteeken is. Er zit zeker véél in studies als het portret van Ensor, ‘Parrain’ enz.; maar in 't algemeen is zijn werk nog te zeer en te uitsluitend schetsmatig. Wanneer men Michelangelo heet, of zelfs Rodin, kan men zich de weelde veroorloven om rudimentair werk voor àf den volke te vertoonen; maar anders doet men maar best het op zijn atelier te houden, tot het voldragen is. | |
Royal Institute of Painters in Water Colours. 106th exhibition March-April 1915.Op deze nogal suffe expositie was ook België maar povertjes vertegenwoordigd. Wij noteerden weer eenige monnik-studies van Delaunois, die hier eenigszins den Leys-achtigen kant uitgaat; in zijne kerk-interieurs is hij persoonlijker; Alexander Marcette had er een paar aquarellen van de Vlaamsche kust; II. Cassiers eenige kiekjes, pasklaar om in prentbriefkaart te worden afgebeeld; E. Khnopff zijn Medusa-masker; Emile Vloors zijn op de Royal Academy tentoongesteld ontwerp voor een fries; verder enkele stukjes van Uytterschaut, A. Lynen, Julien Celos, E. van Holder, Ed. Claes, C. Jacquet en A. Hamesse. B. | |
[pagina 109]
| |
JAN STEEN: Satyr bij den Boer, die koud en warn blast (verz. Bredius).
| |
[pagina 110]
| |
KunstveilingenNiettegenstaande den oorlog, worden in Amerika goede prijzen voor kunstwerken betaald. Een collectie van 15 schilderijen, grootendeels herkomstig uit oude Engelsche verzamelingen, kwam in April te New-York onder den hamer. Ze hoorden toe aan de firma Duveen Brothers en bevonden zich in November 1.1. aan boord van het stoomschip ‘Mississipi’ toen daar brand ontstond; enkele stukken hebben dan ook een beetje geleden. Een importante Albert Cuyp: Ruiters bij een rivier ging voor 58.100 dollar; het stuk was tentoongesteld te Londen, Burlington House, in 1872 en 1894; in 1860 was er £ 1.575 voor betaald. Een tweede Cuyp, Ossen, deed 28.000 dollar (in 1873 £ 236.5 sh.). Een derde stuk van denzelfden meester, de Vlucht naar Egypte, ging voor 3 200 dollar (in 1878 £ 304.10 sh.). Deze drie stukken waren afkomstig uit de verzamelingen van Maurice en Rudolph Kann te Parijs. Een Van Dyck, Portret van Alexander Triest, gedagteekend van 1620 ging voor 6.800 dollar; het kwam eveneens uit de verzameling Rudolph Kann, (eertijds in de verzameling van Lord Carlisle). Een aan Rubens toegeschreven Heilige Familie deed 16.000 dollar. Een Landschap met Vee van P. Potter, in 1898 op de Veiling Kums te Antwerpen voor frs. 26.000 verkocht, werd thans voor slechts 3120 dollar toegewezen. De verzameling, die ook stukken van Thomas Lawrence, Joshua Reynolds en van enkele Italiaansche meesters bevatte, bracht in het geheel 190.125 dollar op. | |
Boeken en tijdschriftenThe burlington magazine Sept.-Dec. 1914, Januari - Maart 1915.Dr. Bredius bespreekt een nieuwe vroege Rembrandt (omstreeks 1629) voorstellende de moeder van den kunstenaar, in het bezit van M.A. Silvestre, te Genève. H. Clifford Smith wijdt een interessante beschouwing aan den bekenden St. Elooi van Petrus Christus, en bestudeert vooral de talrijke accessoires op dit stuk. In het October-nummer wijdt Lionel Cust twee bijdragen aan Nederlandsche Kunst: één over de gewelfschilderingen in de St. Walburgis-kerk te Zutphen (naar aanleiding der uitgave van Gustaaf van Kalcken) en een over twee portretten van Van Dijck, n.l. een nog onbekend portret van Ferdinand de Boisschot, in het bezit van den Heer Max Rothschild, dat een tegenhanger is van het bekende conterfeitsel zijner vrouw, Anna Maria deCamudio, in de Arenberg-Galerij. Het Novembernummer brengt enkele aanteekeningen over kunstwerken in België: over het ‘Colibrant’-drieluik (toegeschreven aan Gozewijn van der Weyden) in de St. Gummarus-kerk te Lier, over het Vleeschhuis te Antwerpen, en over twee Sakraments-huisjes te Lier. Deze reeks wordt in het December-nr. voortgezet met een stukje over het - hoogst waarschijnlijk totaal verwoeste - laat-gothische oxaal in de kerk te Dixmude. Hetzelfde nummer bevat een nota over de redding van kunstwerken te Mechelen. In de Januari-aflevering, herkent Sir Claude Phillips een aan Frans Pourbus Jr. toegeschreven vrouwenportret als een jonge Rubens. Lionel Cust en F. Jos. van den Branden geven ieder een aanteekening over Joost en Cornelis van Cleve. J.O. Kronig geeft nota's over den weinig bekenden Rembrandt-navolger Carel van der Pluym. Het Maart-nummer brengt de afbeelding van een onbekend muziek-partijtje van Pieter de Hooch, besproken door Lionel Cust, welke verder ook een aanteekening geeft over den zoogen. ‘Young Samson’ van Rembrandt, door Dr. Bredius en door hem beschouwd als een zelfportret van Ferdinand Bol. Sir Martin Conway bespreekt ‘Some treasures of the time of Charles the Bold’. | |
[pagina 111]
| |
HERCULES SEGHERS: Bergachtig landschap (verz. Kronig).
| |
[pagina 112]
| |
Oud-Holland 32e jrg. afl. 3 en 4; 33e jrg. afl. 1.Uit den inhoud van afl. 3 vermelden we A. Bredius' Bijdragen tot de levensgeschiedenis van Hendrick Goltzius, geput uit het notarieel Archief van Haarlem. In afl. 4 stelt F. Schmidt-Degener drie nieuwe identificaties voor, van door Rembrandt geschilderde portretten, welke tot nu toe als van ‘onbekenden’ golden, nl. een mansportret van 1539 te Cassel (Frans Banning Cock), een mansportret in de verzameling B. Altmann te New-York (Constantijn Huygens) en de zoogenaamde portretten van den schilder Berchem en zijn vrouw (1647) bij den Hertog van Westminster te Londen (Hendrick Sorgh en Adriaentje Hollaer). Dr. Harry Schmidt publiceert eene archivalische vondst, waardoor het auteurschap van het fraaie portaal van den hertogelijken grafkelder in den dom te Schleswig wordt vastgesteld: het is een werk van Artus Quellinus. In de eerste aflev. van den 33en jrg. geeft Dr. Jan Veth een belangrijk opstel over Rembrand brandt en de Italiaansche kunst, waarin door tal van voorbeelden wordt aangetoond, hoe Rembrandt herhaaldelijk bij de Italianen te rade ging. Wij weerstaan niet aan den lust, om het volgende uit Veth's conclusie aan te halen: ‘Er is geen kunst, hoe stout ook, of zij moet van tijd tot tijd terugkeeren tot de wetten van haar oorsprong. De bij uitstek onafhankelijke Nederlanders hebben dit in verschillende perioden gedaan. Zij zouden gevaar geloopen hebben, in hun drassigen bodem te verzinken, als zij er niet stevige palen in hadden geslagen om op te bouwen. De talentloozen, de manieristen, de rederijkers hebben zich met hun romanisme aan het uiterlijke vergaapt. Maar het beste van het Nederlandsche volksgenie heeft zich juist in eigen lijn het sterkst kunnen uiten, wanneer het een tijdlang bij de Italianen ter school was gegaan.’ Dr. Hofstede de Groot identifieert een mansportret van Frans Hals, in het museum te Amiens, als voorstellende Jacob van Campen; daarbij komt schr. tot de slotsom, dat het bekende geteekende portret van Van Campen in het prentencabinet te Amsterdam, tot nu toe aan Jan Lievens toegeschreven het draagt diens monogram een 18de-eeuwsche falsificaat is. Dr. A. Bredius publiceert Twee testamenten van Jacob van Ruysdael, en Jhr. J. Six bescheiden over den damastwever Paschier Lamertijn. Dr. J. de Hullu geeft een opstel over den Porceleinhandel der O.I. Compagnie en Cornelis Pronk als haar Teekenaar. | |
Bulletin van den Ned. Oudheidkundigen Bond. 7e jrg. no. 6.Uit deze aflevering vermelden we een studie van G.J. Hoogewerff over ‘Een Nederlandsch monument te Rome (Villa Borghese) en zijn bouwmeester Jan van Santen.’ | |
De Gids. Nov.-Dec. 1914; Febr. 1915.De twee laatste afleveringen van jrg. 1914 bevatten een belangrijk opstel van Prof. A.J. der Kinderen: ‘Langs den ouden Weg in nieuwe Landen’ met den ondertitel: ‘Beschouwing over de maatschappelijke positie der beeldende kunstenaars en over de taak hunner vereenigingen’. Deze studie werd ook afzonderlijk als brochure uitgegeven. Wij kunnen er te dezer plaatse niet uitvoerig op ingaan, maar wel willen we de lezing er van aanbevelen aan allen die zich van verre of van nabij met deze netelige kwestie bezig houden; van een zoo bij uitstek bevoegde autoriteit hebben de hier uiteengezette denkbeelden dan ook een bijzondere beteekenis. Het November-nummer bevat verder een artikel van Jan Veth over ‘Dirck Bouts in Leuven’. In t Februari-nr. publiceert dezelfde auteur zijne rede over ‘Andreas Vesalius en de Kunst’, gehouden te Leiden, ter gelegenheid der Vesalius-herdenking. |
|