Onze Kunst. Jaargang 14
(1915)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |||||||||||
De brieven van Vincent van Gogh.‘.... Un malheureux, dont le front était illustré d'un rare et singulier tatouage: Pas de chance! Het jaar van den oorlog brengt ons eindelijk de brieven van Vincent aan TheoGa naar voetnoot1). Hoe hebben wij naar deze uitgave verlangd toen, korten tijd na dat het Oeuvre van Vincent door zijn dood en door dien van Theo, wien het toebehoorde, in al zijn verbijsterende veelheid tot ons kwam, afstootend en aantrekkend tegelijk door den geweldigen Wil, door den hevigen drang tot uiting, door den soms zoo verrassenden greep, door het ten eenenmale omvergooien van die schildersdeugden, die wij gewoon waren als de basis der schilderkunst te beschouwen, - de brieven van Vincent aan zijn vriend, den Franschen schilder Emile Bernard, in de Mercure de France gepubliceerd werden! Brieven, die dikwijls duidelijker zijn verlangens, zijn streven, zijn zoeken weergaven dan zijn werk dit in het algemeen vermocht, die ons deden verlangen om den mensch te kennen in den artiest, verlangen om wat meer te weten van de omstandigheden waaronder dit werk ontstond, verlangen om de brieven zelve, die vooral de schilders zoo grootelijk belang inboezemden. Nu de brieven komen - de uitgeefster, mevrouw de wed. Cohen Gosschalk, eerder de weduwe van Theo van Gogh, heeft, zooals zij in haar Inleiding zegt, niet goedgevonden deze brieven openbaar te maken voordat het werk zelf in wijder kring bekend geworden zou zijn - is Vincent van Gogh modieus geworden in sommige mondaine kringen, hoort men jonge meisjes met verrukking zijn naam lispelen. En in Duitschland, altijd gereed het moderne in te halen tot er weer iets | |||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||
moderners komt, geeft men elkaar zijn naam door als pasmunt, terwijl het wel schijnt of bestuurderen van sommige vereenigingen dit verbijsterende werk bijzonder geschikt vinden om den volkssmaak te veredelen. VINCENT VAN GOGH: Uit het raam van de school te Ramsgate.
Arme Vincent, modieus! Helaas, de populariteit, die hij voorde Impressionisten en zichzelf vreesde, kan hem niet deren, kan zijn werk niet zwak maken. Men moet intusschen de uitgeefster erkentelijk zijn, dat zij in deze omstandigheden de brieven die van Augustus 1872 tot einde Juli 1890 loopen, zóó gepubliceerd heeft, dat men niet alleen den artiest in zijn strijd kan leeren kennen, maar ook den mensch in al zijn menschelijkheid, die ons den artiest beter laat begrijpen. De waarde toch dezer brieven is vooral gelegen in de bijzondere oprechtheid, in het zich volledig uitspreken tegen zijn broeder, in het meedoogenloos oprecht zijn tegenover zichzelf. Er zijn allicht lezers, die gemeend hebben dat de uitgeefster hun de onsmakelijke episode van het oor (Vincent had zich in een vlaag van razernij, waarvan een twist met Gauguin de aanleiding was, een stuk van het oor gesneden en dit aan een vrouw in een publiek huis gebracht) in haar uitmuntende toelichting had kunnen besparen. Zij was er te conscientieus voor en trouwens dit ‘accès de fièvre chaude’ zooals Gauguin aan Theo schreef, was de eerste crisis, die door velen gevolgd zoude worden, was het begin van het eind, het begin van die onbewuste neiging tot zelfvernietiging, waarin dit leven zou ondergaan. Want zoo men niet zeggen kan dat het derde deel der Brieven beheerscht wordt door de idée van den Dood, zoo loopt deze er toch als een roode draad doorheen, niet als een schrikbeeld doch als een Bevrijder. En wanneer wij de Brieven ten einde gelezen hebben, blijkt deze dood, in den vorm waarin hij tot hem kwam, even noodzakelijk, even logisch, even onverbiddelijk als de voltrekking van het Noodlot in een antieke tragedie. Zeker, het einde van dezen schilder zou voor velen verzoenender geweest zijn, indien een ongeluk of een epidemie de onmiddellijke oorzaak geweest ware, doch wel niemand zal hem na de lezing dezer brieven een langer leven toegewenscht hebben. | |||||||||||
[pagina t.o. 52]
| |||||||||||
VINCENT VAN GOGH. Steen. Antwerpen.
| |||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||
Toen hij nog jong was schreef zijn vader reeds: ‘Het smart ons zoo, als wij zien dat Vincent letterlijk geen levensvreugd kent, doch altijd maar rondloopt met gebogen hoofd. En hijzelf schrijft: VINCENT VAN GOGH: Weeskinderen.
‘Er kan een tijd zijn in het leven, waarin men als het ware van alles vermoeid is, en een gevoel heeft, alsof alles wat men doet verkeerd is.’ Wat hij miste, was de rust om het op zich genomen werk, zonder omzien te volbrengen, om tevreden te zijn in zijn werk, was ook de aandacht die zich daarin concentreert. In den kunsthandel, waarvoor hij bestemd was, zou hij alleen goed werk willen verkoopen, doch met zulke opvattingen deugde hij allerminst voor den handel. In de Borinage waar hij voor de mijnwerkers preekte, een bezoldigde betrekking, vatte hij zijn roeping zoo op, dat hij ook uiterlijk naar het voorbeeld van Jezus in armoede ging leven. Dit werd revolutionnair genoemd en men ontsloeg hem. Daarvandaan schreef hij: ‘Mon tourment n'est autre que ça: à quoi pourrai-je être bon?’ En later, in 1877, als de ooms besloten hadden hem in de theologie te laten studeeren, schrijft hij: ‘O, Theo, Theo, jongen, als het mij eens geluk aanbracht! En die overvloed van neergedruktheid over allerlei wat ik ondernam en mij mislukte, die stroom van verwijten, die ik gehoord heb en gevoeld, als het eens van mij mocht worden afgenomen!’ - Helaas, hij struikelde al spoedig over de studie voor het staatsexamen. En zelfs later, in de brieven van het derde deel, wanneer hij te Arles in de volle productie van zijn werk is, en men zou denken, nu | |||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||
eindelijk gelukkig, voelt hij het leven als een benauwde droom, voelt hij en leven en kunst als rook.... Een andermaal voelt hij zich als iemand die aldoor op reis is naar een altijd duistere bestemming, maar die bestemming is er niet. Soms komt het hem voor dat de Dood niet het ergste wezen zal in het leven van een artiest. En diep treurig is het om te lezen dat hij het schilderen dikwijls meer deed om op die manier den tijd door te krijgen tot aan zijn einde, dan om het schilderen zelf. Voor deze sombere levensbeschouwing kan men in zijn brieven verschillende oorzaken vinden. Het geloof van zijn jonge jaren had hij verloren, al komt hij ook telkens op een leven na dit leven terug; en hoewel hij zich niet altijd bewust was dat hij dit miste, er waren momenten, dat hem dit pijnlijk aandeed. Zijn gezondheid was ondermijnd, de maag was iets, waarvan hij, misschien door slechte voeding, of door zenuwen, gedurig leed. ‘Mon pauvre ami, notre névrose vient bien aussi de notre façon de vivre un peu trop artistique, mais elle est aussi un héritage fatal, puisque dans la civilisation on va en s'affaiblissant de génération en génération. Si nous voulons envisager en face le vrai état de notre tempérament, il faut nous ranger dans le nombre de ceux qui souffrent d'une névrose qui vient déjà de loin.’ Deze toestand werd verergerd door een dikwijls overmatig gebruik van alcohol en tabak. En wanneer hij, niet sterk, bloedarm, óp van het schilderen in de zon, steun zocht en opwekking in stevig drinken, de melancholie die daarvan doorgaans het gevolg was, maakte het niet beter. ‘Eh bien, bien souvent je pense à cet excellent peintre, Monticelli, qu'on dit si buveur et en démence, lorsque je me vois revenir moi-même d'un travail mental pour équilibrer les six couleurs essentielles, rouge - bleu - jaune - orange - lila - vert, travail et calcul sec et où on a l'esprit tendu extrêmement, comme un acteur sur une scène dans un rôle difficile où l'on doit penser à mille choses à la fois dans une seule demi-heure. Après, la seule chose qui soulage et distrait dans mon cas comme dans d'autres, c'est de s'étourdir en buvant un bon coup, ou en fumant très fort. Ce qui est sans doute peu vertueux, mais c'est pour revenir à Monticelli. Naturellement c'est un trop grossier mensonge tout ce conte méchant et jésuitique de la Roquette sur Monticelli. Monticelli, coloriste logique, capable de poursuivre les calculs les plus ramifiés et subdivisés, relatifs aux gammes de ton, qu'il équilibrait, certes, a ce travail surmené son cerveau, comme aussi Delacroix et Richard Wagner. Mais si lui a peut-être bu, Jongkindt aussi - c'est qu'étant plus fort au physique que Delacroix et plus tourmenté physiquement; (Delacroix était plus | |||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||
riche). Alors je serais moi pour un bien porté à croire - que s'ils ne l'avaient pas fait, leurs nerfs révoltés leur auraient joué d'autres tours. Ainsi Jules et Edmond de Goucourt disent mot à mot ceci: ‘Nous prenions du tabac très fort pour nous abrutir dans la fournaise de la conception.’ VINCENT VAN GOGH: Zomerdag op het strand. - Rijswijksche weilanden en timmermanswerf.
De tijd dat Vincent van Gogh in Frankrijk woonde, was artistiek en aesthetisch een zeer bloeiende tijd, zoowel wat de dichters en romanschrijvers betreft, als de schilders. Weinige van hen, die in staat waren deze hoog opgevoerde kunstuitingen te kunnen genieten gaven zich rekenschap dat in dit zoeken naar steeds dieper sensaties, in het steeds hooger opvoeren van hun verbeelding, in het zich overprikkelen door de scherpe analyse van hun persoonlijke gevoelens, deze artiesten dik- | |||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||
wijls in de kunstmatige opwinding van tabak, absinth of opium, een prikkel zochten, en dat, als de zenuwen verzwakt en de hersens misschien aangetast waren, deze kunstenaars het slachtoffer werden van hun kunst, de martelaren ervan, zooals Vincent zich bij tusschenpoozen voelde. Noemde niet Baudelaire zelf: ‘La névrose et l'ivresse la rançon fatale des plus nobles dons?’ Er was nog iets anders: Het schilderen zelfs in dien tijd van volle productie, maakte hem slechts zelden gelukkig. De droeve klacht: ‘Plus je me donne de mal pour les tableaux, plus les tableaux en soi me laissent froid,’ laat die stemming uit een melancoliek moment voortkomen, is hiervan niet de eenige getuigenis. ‘Et nous qui ne sommes à ce que je suis porté à croire, nullement si près de mourir, nous sentons néanmoins que la chose (de nieuwe kunst), est plus grande que nous, et de plus longue durée que notre vie. Nous ne nous sentons pas mourir, mais nous sentons la réalité de ce que nous sommes peu de chose, et que pour être un anneau, dans la chaîne des autres artistes, nous payons un prix raide de jeunesse, de liberté, dont nous ne jouissons pas du tout, pas plus que le cheval de fiacre qui traîne une voiture de geus, qui s'en vont jouir eux, du printemps.’ Een ander keer klaagt hij, over de mooie vrouwenfiguren van da Vinci en Correggio sprekend, dat hij zóó weinig artiest was, dat hij het altijd betreurde, dat het beeldhouwwerk of het schilderij niet leefde. Wat hij trouwens niet kende, was de lust in het métier, was de aandacht aan het schilderij zelf geschonken. Als vele artiesten die in het buitenland komen, was hij te zeer overrompeld door het nieuwe, om zich aan de in den Haag opgedane kennis vast te houden, en daarop voort te werken. Trouwens zoo hij soms zegt blij te zijn dat hij het métier van schilderen niet geleerd heeft, meer keeren nog voelt hij hiervan het gemis: ‘J'ai malheureusement un métier que je ne connais pas assez, pour m'exprimer comme je le désirerais. Nog in Arles, twee jaar vóór zijn dood, vroeg hij Theo hem een zekere handleiding voor het teekenen te sturen, en op het laatst, toen hij portret schilderde, bestelde hij nog de ‘Bargue’-voorbeelden. Hij had zich met hart en ziel aan het Impressionisme gegeven en was steeds bekommerd over het slagen, niet zoozeer van zichzelf, als van de impressionistische leer. Maar toch kon hij ook alweer niet deze op een wetenschappelijke kleurtheorie gegronde richting volgen, zonder er aan te twijfelen en vooral zonder andere invloeden te ondergaan. De kleuren of liever de verf die hij aan zijn broer bestelt, doen | |||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||
al dadelijk het groote verschil zien van het palet der impressionisten en dat der Haagsche school. Wij laten hier een lijstje volgen: VINCENT VAN GOGH: Het aankomen van een pink.
En verder karmijn, Pruisisch blauw, lichte zinober en ‘mine orange’. | |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
Eenige bladzijden later lezen we: ‘Toutes les couleurs que l'impressionnisme a mis à la mode sont changeantes, raison de plus, pour les employer hardiment trop cru, le temps les adoucira.’ Hier kwam nog bij dat hij vaak ongeplamuurd doek gebruikte en dat hij de verf graag minder fijn gewreven wilde hebben, omdat hij en de impressionisten zooals hij zegt, niet van de olie houden. Soms schijnt het resultaat hiervan hem te hinderen. ‘Je crains tout de même que le vent continuel d'ici doit y être pour quelque chose dans ce que les études peintes ont cet air hagard.’
Zooals wij reeds zeiden, er waren nog invloeden in hem werkzaam. ‘Et je serais peu étonné, si sous peu les impressionnistes trouveraient à redire sur ma façon de faire, qui a plutôt éte fécondée par les idées de Delacroix, que par les leurs. Car au lieu de chercher à rendre exactement ce que j'ai devant les yeux, je me sers de la couleur plus arbitrairement pour m'exprimer fortement.... Je voudrais faire le portrait d'un ami artiste, qui rêve des grand rêves, qui travaille comme le rossignol chante, paree que c'est ainsi sa nature. Cet homme sera blond. Je voudrais mettre dans le tableau, mon appréciation, mon amour que j'ai pour lui; je le peindra tel quel, aussi fidèlement que je pourrai pour commencer. Mais le tableau n'est pas fini ainsi, pour le finir je vais maintenant être coloriste arbitraire. J'exagère le blond de la chevelure, j'arrive aux tons orangés, aux chrômes, au citron pale. Derrière la tête, au lieu de peindre le mur banal, le mesquin appartement, je peins l'infini. Je fais un fond simple du bleu le plus riche, le plus intense, que je puisse confectionner. Et par cette simple combinaison la tête blonde, éclairée sur ce fond bleu riche, obtient un effet mystérieux comme l'étoile dans l'azur profond. Pareillement dans le portrait de paysan, j'ai procédé de cette façon. Toute fois sans vouloir dans ce cas évoquer l'éclat mystérieux d'une pure étoile dans l'infini. Mais en supposant l'homme terrible que j'avais à faire en pleine fournaise de la moisson en plein midi. De là des oranges fulgurant comme du fer rougi, de là des tons de vieil or lumineux dans les tenèbres. Ah, mon chèr frère.... et les bonnes personnes ne verront dans cette exagération que de la caricature. Mais qu'est ce-que cela nous fait. Nous avons lu la Terre et Germinal, et si nous voyons un paysan, nous aimerions que cette lecture a un peu fini par faire corps avec nous. ‘Et dans un tableau, je voudrais dire quelque chose de consolant | |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
comme une musique. Je voudrais peindre des hommes ou des femmes avec ce je ne sais quoi d'éternel, dont autrefois le nimbe était le symbole, et que nous cherchons par le rayonnement même, par la vibration d'une coloration.’ VINCENT VAN GOGH: Weg naar zee. Loosduinen.Ga naar voetnoot1)
‘Dans mon tableau de café de nuit, j'ai cherché à exprimer que le café est un endroit où l'on peut se ruiner, devenir fou, commettre des crimes. Enfin j'ai cherché par des contrastes de rose tendre et de rouge sang de vin, de doux verts Louis XV et Véronèse, contrastant avec les verts jaunes et les verts bleus durs. Tout cela dans une atmosphère de fournaise infernale, de souffre pâle, exprimer comme la puissance des ténèbres d'un assommoir. Et toute fois, sous une apparence de gaieté japonaise et la bonhommie du Tartarin.’ Een ander keer schrijft hij: ‘Je voudrais arriver à y (in de schets) mettre des couleurs comme dans les vitraux et un dessin à lignes fermes.’ Ook de japansche invloed was nog langen tijd overheerschend. Al dadelijk toen hij in Arles kwam, schreef hij: ‘J'ai aperçu de magnifiques terrains rouges, plantés de vignes avec des fonds de montagnes du plus fin lila. Et les paysages dans la neige avec les cimes blanches contre un ciel aussi lumineux que la neige, étaient bien comme les paysages d'hiver qu'ont fait les Japons.’ ‘Si on étudie l'art japonnais alors on voit un homme incontestable- | |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
ment sage et philosophe et intelligent qui passe son temps à quoi? à étudier la distance de la terre à la lune? non, à étudier la politique de Bismarck? non, il étudie un seul brin d'herbe. Mais ce brin d'herbe lui porte à dessiner toutes les plantes, ensuite les saisons, les grands aspects des paysages, enfin les animaux, puis la figure humaine. Il passe ainsi la vie, et la vie est trop courte à faire le tout. Voyons, cela n'est ce pas presque une vraie religion ce que nous enseignent ces Japonais si simples.... VINCENT VAN GOGH: Schets bij Crau.
.... Et on ne saurait étudier l'art japonais, il me semble, sans devenir beaucoup plus gai et plus heureux. J'envie aux Japonais l'extrême netteté, qu'ont toutes choses chez eux. Jamais cela n'est ennuyeux, et jamais cela parait fait trop à la hâte. Leur travail est aussi simple que de respirer et ils font une figure en quelques traits sûrs avec la même aisance comme si c'etait aussi simple que de boutonner son gilet.’ Wat hem vooral treurig stemde, was dat hij niet tegen het alleen zijn kon. Hierop komt hij in zijn brieven steeds terug. Niet alleen naar Theo verlangt hij, maar hij dwingt Gauguin bijna in brief op brief om met hem in het Zuiden te komen schilderen. Hij maakt zijn woning | |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
in orde om hem te ontvangen, doch als deze er op 't laatst is, dan blijkt het, zooals Gauguin aan Theoschrijft, dat ereen ‘incomptabilité d'humeur’ tusschen hen is die het samenwonen onmogelijk maakt: MEYER DE HAAN: Theo van Gogh; potloodschets.
‘Entre deux êtres, lui étant tout vulcan, et l'autre bouillant aussi, mais en dedans, il y avait en quelque sorte une lutte qui se préparait’ schreef Gauguin. Theo, altijd vol zorg voor Vincent, schrijft aan zijn aanstaande echtgenoote: ‘Wat ik hoop dat hij nog eens vinden zal is een vrouw die zooveel | |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
van hem houden zal, dat zij met hem zal willen leven, maar die zich daarvoor geroepen voelt, zal zeker niet de eerste de beste zijn.’ En wanneer men uit deze brieven zijn leven overziet, dan blijkt het dat de tijd dat hij in den Haag begon te schilderen en een vrouw met kind tot zich nam, en later toen er nog een kind van hem zelfbijkwam, dat toen, ondanks de armoede (men vond hem met haar uit één schotel aardappels pikkend) ondanks dat hij hiermee zijn familie en vrienden froisseerde - dit een gelukkige tijd voor hem was. De vrouw verzorgde hem zoo goed zij kon; als hij van zijn atelier kwam vond hij gezelligheid, toen hij in het ziekenhuis was (3de klasse) bracht zij hem goedig een zakje met suiker en rookvleesch in een papier. Doch wat meer voor hem was, hij had zelf iets om voor te zorgen, en ofschoon hij van de kleine toelage, die Theo voor hem kon afzonderen moest leven, zijn gedachten waren van zichzelf afgeleid.
In den laatsten tijd te Arles voelde hij zich dikwijls moe: ‘J'ai un tas d'idées pour mon travail et en continuant la figure très assidument, je trouverai possiblement du neuf. Mais que veux tu, parfois je me sens trop faible contre les circonstances données; il faudrait être et plus sage, et plus riche, et plus jeune pour vaincre. Heureusement pour moi, je ne tiens plus aucunement à une victoire, et dans la peinture je ne cherche que le moyen de me tirer de la vie.’ In den eersten tijd te Arles leed Vincent van Gogh er onder, dat niemand zijn werk hebben wilde, ook al omdat hij hoopte dat Theo vergoeding zou vinden voor zijn hulp en ook omdat hij zelf moeite had rond te komen. Persoonlijke eerzucht was hem ten eenenmale vreemd en de waardeering, die hem vroeger gelukkig gemaakt zou hebben, liet hem in den laatsten tijd onverschillig. Zelfoverschatting, een niet ongewone eigenschap bij niet voldoende erkende artiesten, kende hij niet, zoo zelfs dat hij, toen Aurier onder den titel van Les Isolés, een zeer waardeerend opstel over hem schreef in de Mercure de France van Januari 1890, dit overdreven vond en hoopte het door beter werk nog eens waar te kunnen maken. Nadat hij in Arles in het ziekenhuis geweest was tot genezing van de wond aan zijn oor, bleek het, dat hij daar niet kon blijven wonen. Een aantal lieden hadden een adres met handteekeningen aan den maire gestuurd, om aan te wijzen, dat hij niet iemand was, om in vrijheid te leven. Hij werd dan ook door de politie geïnterneerd. Op raad van Theo vertrok hij naar St. Remy, in een inrichting. Hier brak een kalmer en rustiger tijd voor hem aan. Doordat hij niet meer dronk, leed hij | |||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||
niet langer aan die abominabele nachtmerries. En in plaats van de excitante romans van Zola, las hij nu de hem nog onbekende koningsstukken van Shakespeare. VINCENT VAN GOGH: Bloeiende boomen in den achtermiddag. Nuenen.
Ofschoon de aanvallen zich herhaalden, zoo was deze tijd voor zijn werk een gelukkige. Er spreekt uit zijn brieven meer lust in het schilderen, meer rust vooral, en de cypressen, die hij hier maakte, behooren zeker tot zijn meest bezonken schilderwerk. Hij schreef opgetogen over deze boomen. ‘Les cyprès me préoccupent toujours, je voudrais en faire une chose comme la toile de tournesols, paree que cela m'étonne, qu'on ne les ait pas encore fait, comme je les vois. C'est beau comme lignes, et comme proportions, comme un obélisque égyptien. Et le vert est d'une qualité si distinguée. C'est la tâche noire dans un paysage ensoleillé, mais elle est une des notes noires des plus intéressantes, des plus difficiles à taper juste, que je puis imaginer. Il faut les voir ici contre le bleu, dans le bleu pour mieux dire.’ Niet minder was hij gefascineerd door het gouden licht der korenvelden, waar hij zijn Maaier schilderde. Later schrijft hij: ‘Je vis dan mon Faucheur - vague figure qui lutte comme un diable | |||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||
en pleine chaleur pour venir à bout de sa besogne - j'y vis alors l'image de la mort dans ce sens que l'humanité serait le blé, qu'on fauchait. Mais dans cette mort, rien de triste, cela se passe en pleine lumière, avec un soleil qui inonde tout d'une lumière d'or fin.’ VINCENT VAN GOGH: Stoppelakker.
En een paar bladzijden verder vervolgt hij: ‘Le faucheur est terminé - c'est un image de la mort, telle que vous en parle le grand livre de la nature - mais ce que j'ai cherché, c'est le presque souriant.’ Het zien van andere zielszieken stelde hem gerust en de angst om krankzinnig te worden verminderde: ‘Ce qui me console un peu, c'est que je commence à considérer la folie comme une maladie comme une autre.’ Doch, hoewel hij overtuigd was, niet op zich zelf te kunnen zijn, hinderde hem de omgeving van het oude klooster, waarin de inrichting gevestigd was; zij gaf hem philosofische en theologische obsessies. Theo altijd goedig, vond iets anders in Auvers, dicht bij Parijs. Vincent voelde zich daar gelukkig. Hij schilderde het portret van dr. Gachet, die zijn vriend werd. Theo en zijn vrouw kwamen een dag bij hem met hun kind, wat hem groote voldoening schonk. In den laatsten brief aan zijn moeder, eenige dagen voor zijn dood geschreven, blijkt hij nog geheel geabsorbeerd ‘.... in die onafzienlijke vlakte met korenvelden, tegen de heuvels, groot als een zee, fijngeel, fijn zacht groen....’ | |||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||
VINCENT VAN GOGH: Schets van zijne slaapkamer te Arles.
Doch ondanks dat hij kalmer werd, gelukkiger zich voelde, ondanks dat de doctor hem beter vond, bleek de idée van den dood hem niet meer verlaten te hebben, de Dood, verlokkend, ‘bijna glimlachend’ als hij hem in het goudene licht van het rijpe graan zag, en als altijd in die verraderlijke ziektes, het gebeurde nog onverwacht.... Navrant deze zelfbekentenis in brieven, navrant schrede voor schrede den ondergang te volgen van een denkend mensch, van een kunstenaar; weemoedig te lezen hoe hij werkte, zoolang het dag was voor hem, waar zoovele dagen verduisterd werden door de hem steeds nauwer omcirkelende reeks van aanvallen. Er is weinig licht in deze deelen, hoe ook vol van het zonlicht buiten. Alleen de goedheid van Theo, zooals die onbewust en ongewild door Vincent in zijn brieven geteekend is, straalt licht uit. Theo, die als een vader voor hem zorgde, hem steunde, vertrouwen in hem had; die als een moeder in het hospitaal te Arles aan zijn ziekbed zat, die bij hem was te Auvers toen hij stierf. Even als Theo, de jongste der twee broeders, die Vincent slechts zes maanden overleefde, werd hij op het kleine kerkhofje te midden der korenvelden begraven, - ‘van het leven genezen.’ G.H. MARIUS. |
|