Londen
Belgisch kunstleven in Engeland
Men moet opklimmen tot de groote beroeringen der geschiedenis: godsdienstoorlogen, volksverhuizing, ja tot het Oude Testament, om voorbeelden te vinden van wat onder onze oogen is gebeurd: een heele bevolking van hare haardsteden weggerukt, gevlucht over de grenzen, over de zee... alle standen, alle leeftijden, getroffen door hetzelfde noodlot, vereenigd in dezelfde ellende. Men moet het gezien hebben, en bijgewoond, om de uitgestrektheid van zoo'n ramp te beseffen. Voor allen is de beproeving even zwaar - maar voor de hooger ontwikkelden, de fijner bewerktuigden - de kunstenaars - voegt zich bij het stoffelijke lijden nog de ondragelijke, moreele kwelling...
En toch, hebben onze kunstenaars zich dapper gehouden. Een groote vijftig bevinden zich thans in Engeland, te Londen of ten platten lande; vele zijn gevlucht zonder have of goed, toen de hommen reeds door de lucht suisden; de voorzichtigsten konden alleen het hoogst noodige meevoeren. Doch de meesten vonden hier een onbekrompen gastvrijheid, en na de eerste tijden van diepe verslagenheid, dreef de krachtige Vlaamsche levenslust toch weer boven... En, wie het vaderland niet anders dienen kon, greep alras naar potlood en penseel, naar beitel en boetseerstok, en beproefde, ten minste, of 't hier niet gaan zou...
Over de eerste vruchten der Vlaamsche en Waalsche kunst op Engelschen bodem zullen we vooreerst nog niet spreken, en wachten, tot de oogst gerijpt is. Wij willen hier enkel een paar kleine tentoonstellingen vermelden, waarmee het Belgische kunstleven te Londen zijn intocht hield.
Vooreerst werden door den heer Paul Lambotte, directeur hij het Ministerie van Schoone Kunsten, een honderdtal kleine werken bijeengebracht: aquarellen, pastels, etsen enz. Deze werden in November 11. tentoongesteld in de Goupil Gallery, en bij beperkte inteekening uitgeloot ten bate der behoeftige, in België achtergebleven kunstenaars. Het karakter zelf van deze tentoonstelling liet geen strenge keuze toe; de collectie was, in letterlijken zin, ‘wt jonsten versaemt,’ - en toch droeg zij, in haar geheel, een gedistingeerd karakter. Enkele der schitterendste namen van het gild waren er vertegenwoordigd, zij het dan ook met werk van geringen omvang, en daar rond schaarden zich tal van erkende talenten. Wij vermelden o.a. (alfabetisch): A. Baerstoen, met een paar krachtige etsen; E. Claus met een in Engeland uitgevoerd krijtschetsje Avond te Rhubina; een landschapje van L. Frédéric; enkele gekleurde prenten van F. Khnopff; een groote aquarel van A. Marcette; schetsen van X. Mellery, Ch. Mertens en V. Rousseau; een etsje van C. Meunier, en een lito van J. Stobbaerts; de Mariamaand van A. Struys, geëtst volgens zijn schilderij, en een litho van Alfred Verharen. Dit zijn maar enkele namen, waarbij er nog een paar dozijn even verdienstelijk zouden gevoegd kunnen worden. We willen echter alleen nog het werk van een paar Noorderbroeders in dit Belgische gezelschap vermelden: een aquarelletje, Schemering, van Jongkind, gedateerd van 1844, twee teekeningen en een schetsje in olieverf van den te Brussel overleden J.H.L. de Haas, en een geestig geteekend Hondenhok van Henriëtte Ronner.
Een andere collectie werd door de heeren Armand du Plesssy en Raphaël Damman, op eigen risico en initiatief, uit België overgebracht, en in December 11. in Mc Lean Gallery tentoongesteld. Ook hier betoonde het Londensche publiek een welwillende belangstelling, al kon het vele verdienstelijke werk, dat er te zien was, er niets bij winnen om als ‘Belgian Masterpieces’ den volke te worden vertoond. In een stad die ‘masterpieces’ van Van Eyck, Rubens, en Van Dyck bezit, is dit wel een eenigszins gewaagde titel. Maar niettemin zagen we met genoegen de studies, etsen, teekeningen en aquarellen van F. Baes, G. Bernier, Bougard, A. Danse, J. Eyckelbosch, F. Gaillard, J. Gouweloos, M. Hagemans, Th. Hannon, G.M. Jacqmotte, Marie Lambert Cluysenaer, M. Langaskens, G. Lemmers, A. Lynen, J. Merckaert, J.B. Meunier, M.H. Meunier, G. Meunier, I. Opsomer, H. Smits, J. Taelemans, H. Thomas, L. Titz, en C. Werleman.
Na deze kleinere tentoonstellingen werd een belangrijke afdeeling op de Winter-Exhibition der Royal Academy aan de Belgische kunst gewijd. Wij hopen daarop een volgende maal terug te komen.
B.