lijker, daar er in zake ‘Dinanderie’ een historisch feit bestaat, dat niet uit het oog dient verloren te worden: de familiebanden die, eeuwen lang, de kopergieters te Dinant, te Bouvignes, te Doornik verbond, zoodat deze ten slotte één groot geslacht uitmaakten. De vakbelangen gingen zelfs boven hoog loopende, plaatselijke twisten, als de bloedige veeten tusschen de Dinanteezen en Bouvigneezen.
ADOLPHE LAMBERT: Druiven (rood koper).
Maar het is ons doel niet, zulke herinneringen uit het verre verleden op te roepen; wij willen hier een tijdgenoot doen kennen.
ADOLPHE LAMBERT: Rog (rood koper).
A. Lambert heeft bij voorkeur rood koper bewerkt. Zoo is hij, blijkbaar onbewust, teruggekeerd tot de traditie van Venetië en Zuid-Duitschland, waarvan nog zoo vele belangwekkende proeven bestaan. Hij houdt van glans en van machtig decoratief effect, en gaarne had hij, als onze oude geelgieters, messing gebruikt. Maar na vele proefnemingen heeft hij dit metaal alleen voor minder hoog gedreven werk kunnen gebruiken, waarover wij straks zullen spreken. Het gele koper kan hem, inderdaad, niet naar zijn zin dienen.
Ofwel is het thans verkrijgbare metaal van mindere hoedanigheid dan het in de 17e en 18e eeuw gebruikte, ofwel, wat zeker juister is, is de inspanning van den kunstenaar te groot, te dikwijls herhaald, te grillig, indien ik 't zoo mag noemen, opdat het metaal voldoende