Onze Kunst. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Aanhangsel
| |
[pagina 138]
| |
einde van een zeer moeizaam geworden leven, maar ze herdenken liefde- en eerbiedvol den uitzonderingsmensch dien ze de eer hebben gehad te mogen naderen. EUGÈNE SMITS: Ophelia (teekening).
(Kon. Musea, Brussel). Toen ik hem leerde kennen wás hij al oud, maar nog bedrijvig en vlug. In tegenspraak met de romantische opvatting geloof ik niet, helaas, dat de ouderdom de goedheid doet toenemen. Veel grijsaards verstarren in hun egoïsme; ze zijn autoritair, bemoeiziek, ongegeneerd en als vervuld met een zeker wraakgevoel tegenover hen die achter hen denzelfden weg betreden. Eugène Smits is niet een dier grijsaards geweest. Geenszins! Als men zag hoe hij zich in de ongemakken van zijn leeftijd schikte, kon men zich voorstellen wat hij in zijn jeugd en zijn rijpere jaren moest zijn geweest. Zijn aangeboren deugden waren zeker solide om zóo aan slijting en roest te weerstaan! Tot welke hoogte heeft hij het gevoel van zijn eigen waarde gehad? Hij had er van het | |
[pagina t.o. 138]
| |
EUGÈNE SMITS: ACCESSOIRES.
(Eig. van den heer Barella, Brussel). | |
[pagina 139]
| |
redelijke en gepaste gevoel, want hij was een helderziend en zeer verstandig man. Hij was er trots op, in zekere dingen te zijn geslaagd en aanvaardde zonder complimenten een loftuiting, wanneer hij gevoelde dat ze oprecht en zaakkundig was. Hij aanvaardde ze tevens met dankbaarheid, omdat hij er troost en zekerheid in vond. Maar hij bezat geen pretentie, geen ijdelheid, geen begeerte hoegenaamd om zich uit te geven voor wat hij niet was. Is dat niet de ware bescheidenheid? En zoo 't hoogmoed is om zich niet met de ellebogen door het gedrang te willen werken om de menschen niet opzij en zich aan hen op te willen dringen, om niet te zorgen voor zijn eigen reclame, dan was hij in dien zin hoogmoedig. Hij had zich niet kunnen vernederen tot een nuttigen, maar onbevalligen stap. Veel lieden in zijn plaats en met zijn verdiensten, zouden zich verder hebben vooruit geschoven op den weg van het succes. Eerst langzaam aan is hij tot de ontdekking moeten komen, dat hij den geest van intrigue niet bezat, noch het snelle besluit om een gunstige gelegenheid aan te grijpen. Maar zelfs daarop verhoovaardigde hij zich niet. Hij dankte den hemel niet dat hij niets was verplicht aan die kleine handigheden, aan voordeel aanbrengende bezoeken, aan profitabele vleierijtjes; hij was zooals hij was, zonder er zich zelf dank voor te weten. In zijn gesprekken, rijk aan herinneringen, toonde hij nooit eenige verbittering of nijdigheid. Hij bezat humor, geestige vroolijkheid, een indulgente filosofie, zonder de minste boosaardigheid. Hij was goedhartig en naïef, zonder ooit dupe te zijn. Zijn passie voor zijn kunst hield hem uitsluitend bezig en voldeed hem geheel. Hij zocht zijn geluk niet in eerzucht of weelde, maar deed zijn best om goed te doen en geen enkel schepsel te kwetsen. Hij was met de gedachte aan sterven vertrouwd, De Dood is voor hem niet als een verschrikking gekomen. Zijn leven als kunstenaar en als mensch is een voorbeeld geweest. Erasme. |
|