Onze Kunst. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
EUGÈNE SMITS: Roma.
(Volgens een schets in het bezit van den heer Hertz, te Brussel). | |
Eugène Smits
| |
[pagina 118]
| |
den heer Ernest Verlant, Algemeen Bestuurder der Schoone Kunsten en aan het initiatief van dezen hoogen beambte dankt men zekere officieele onderscheidingen, die de laatste levensjaren van den ouden meester hebben verzoet.Ga naar voetnoot(1) PAUL DE VIGNE: Eugène Smits.
(Kon. Museum, Brussel). Aan het eind van dit stuk geven we een vertaling van dit artikel, welke velen onzer lezers ongetwijfeld aangenaam zal zijn, want slechts weinigenlezen doodsberichten in de dagbladen. En aan de jongeren onder ons - schilders en beeldhouwers natuurlijk uitgezonderd - zijn vooral de vroegere werken van Smits onbekend. Zijn prachtig doek: De gang der Jaargetijden, in het Museum te Brussel, getuigt wel van de hooge kunde van den meester. Maar onze musea worden zoo schaars bezocht! Hebben we, toen Smits gestorven was, geen dagbladschrijvers - deze zijn nog te vergeven - maar zelfs een aankomenden kunstkritikus aan een onzer groote bladen, gezien, die Eugène Smits met Jakob Smits verwarde, den meester van den Gang der Jaargetijden met dien van het Symbool der | |
[pagina 119]
| |
Kempen en die van die beide, totaal disparate persoonlijkheden, een soort van hybridisch monster had gemaakt! Hoe het zij, de groote menigte vernam bij éen en dezelfde gelegenheid, den naam van Eugène Smits en het bericht van zijn dood! Het zij dus niet overbodig om hem hier nog eens te herdenken, om te spreken over den kunstenaar en zijn kunst en nieuwe bewonderaars voor hem te winnen.Ga naar voetnoot(1) GUSTAVE RICARD: Portret van Eugène Smits.
(Kon. Museum, Brussel). Eugène Smits was te Antwerpen geboren in 1826. Hij stamde uit een deftige burgerfamilie. Zijn vader was, gedurende de kindsheid van onzen meester, Gouverneur van Luxemburg. Eugène ontving eene ernstige opvoe- | |
[pagina 120]
| |
ding, later zorgvuldig door hem zelf gecompleteerd. Zijn intellectueele beschaving was veelzijdig en verfijnd. Hij dacht over de ernstigste vraagstukken na, vormde zich idealistische overtuigingen en gaf uiting aan een verheven vorm van geloof. In zijn jeugdjaren reisde hij veel. Een lang verblijf in Italië, Holland en Parijs, vormde zijn smaak, leidde zijne studies en ontwikkelde zijne liefde voor de schoonheid. EUGÈNE SMITS: Italiaansche.
Want gedurende heel zijn lange leven, gebruikte Smits zijn penseel enkel voor de vertolking van het schoone en de door hem geschilderde exemplaren van het menschenras vormden een keurbende. Gaf hij de natuur weer, hij wilde ze getooid met al den toover van licht en kleur, en door grootsche lijnen en harmonieuse omtrekken veredeld. Hij bewonderde de losse, vrije houding van dieren, den frisschen glans van bloemen, de rijke pracht van vruchten. En ten einde alles wat Smits van gedachte en kunst - van traditie ook - heeft weten te concentreeren in doeken als Roma, de Gang der Jaargetijden, Geluk en Ongeluk, het Oordeel van Pâris en zooveel andere, om hun afmeting minder belangrijke werken op den waren prijs te doen stellen, verklaar ik eerst het karakter van den mensch. Hij, die we gekend hebben, was een groote grijsaard, waardig en gelaten, bescheiden levend in zijn nederig huis en die zich nooit beklaagde. Maar van af den glans van zijn debuut tot aan die resignatie, welk een opvolging van teleurstellingen had hij gehad! De aandacht door Smits' groote compositie gewekt, had hem de bestelling van eenige werken van monumentalen omvang moeten verzekeren waarin hij zou hebben gegeven de volle mate van zijn stijl, van zijn verbeel- | |
[pagina 121]
| |
ding, zijn elegantie, zijn bekoring, en vooral van zijn schoone schildergaven. Maar deze wijding werd aan zijn talent ontzegd! Hoezeer moeten we het betreuren! EUGÈNE SMITS: Antonio.
(Eig. van Mevrouw Maurice Pauwels, Brussel). Smits deed ook nooit den geringsten stap om zich zelven recht te doen weervaren, om zich een werk te zien opdragen, dat hem waardig was. En indien hij in zijn innigst wezen eenige bitterheid heeft gevoeld om zich handiger mededingers te zien voortrekken, zoo heeft hij dit toch nooit gezegd. Een kunstenaar, die doeken als Roma en den Gang der Jaargetijden gegeven had, zou, ware hij b.v. Franschman geboren, in zijn land bestellingen hebben gevonden, waardig aan de plaats die hem toekwam. | |
[pagina 122]
| |
Maar de jaren gingen voorbij. Smits schilderde allerbekoorlijkste ‘salonstukken’. En toen de droeve grijsheid kwam en het stellig te laat was om nog hoop op een uitgebreide onderneming te koesteren, behield hij zijn vredige sereniteit. EUGÈNE SMITS: ‘Santa Lucia’.
(Eig. van den heer Peemans, Brussel). Een menschenhater werd hij niet. Ongeschonden bewaarde hij zijn vereering voor kunst en schoonheid. En aan zijn stuk Hulde aan de Schoonheid, heeft hij zijn laatste inspanning en zijn laatste krachten gewijd. Zijn vrienden hadden voor hem een glorierijker, stralender eind van zijn loopbaan gewenscht. Hij stelde zich met een bescheiden schemerlicht tevreden, vermooid door lectuur en den omgang met vrienden. En hij ging | |
[pagina t.o. 122]
| |
EUGÈNE SMITS: DE GANG DER JAARGETIJDEN.
(Kon. Museum, Brussel). | |
[pagina 123]
| |
voort, met zijn breedheid van blik, zijn goedheid, zijn edelmoedig gevoel, belang in alles te stellen. En ik weersta niet aan den lust om hier enkele trekken van hem mee te deelen, die hem zoo levendig teekenen. Ziehier een karakteristieke anecdote, zooals ze mij door verscheiden zijner vrienden werd verteld: Smits was eens tamelijk vroeg uitgegaan, toen hij, onverwacht teruggekomen, een lijkwagen, omringd door gapende buren, vóor de open deur van zijn huis zag staan. Hij begreep er niets van, vroeg wat er gebeurde - voelde zich tamelijk belachelijk dat hij 't niet wist! Stel u in zijn plaats! Maar hij kreeg geen dan vage, ontwijkende antwoorden. Toen hij in het voorhuis trad, vond hij daar zijn oude dienstmaagd in tranen. Het was eene oude vrouw, die hem sedert jaren, grommig, maar eerlijk had gediend. En onder snikken bekende ze hem, dat ze buiten zijn weten haar zoon, die bij den troep was en ziek geworden, in huis had gehaald en dat hij den vorigen dag aan ‘de kinderpokken’ was gestorven. Ze had gehoopt om deze droeve gebeurtenis en zelfs de begrafenis voor haar meester te kunnen verheimelijken. Eén oogenblik kreeg Smits het te kwaad. Maar hij bedacht zich en zei toen enkel zacht: ‘Ge hadt me dat moeten zeggen, maar laat ze even wachten, ik ga mee’. En hij liep naar boven om een behoorlijken jas aan te trekken, een hoogen hoed op te zetten en hij leidde den dooden soldaat tot aan het graf. - Toen hij terug kwam vond hij zijn heele huis overhoop gehaald door den ontsmettingsdienst. Hij ging dus maar zoo lang met zijn oude gedienstige in een hotel, hield haar drie dagen lang trouw gezelschap, deed alles wat hij kon om haar te verstrooien, nam haar zelfs mee uit rijden! En nog dit: Smits had een vriend, die buiten en behalve een klein traktement, in 't bezit was van een aardig fortuintje - een 12.000 franks rente. Die vriend wist heel goed dat Smits zich geenszins had rijk geschilderd, en dikwijls in groote geldverlegenheid zat. Daarom wilde hij hem een stuk afkoopen, Geluk en Ongeluk, naar ik meen, waarvoor hij 4000 frank had gevraagd. Maar de schilder weigerde. ‘Mon cher,’ zei hij, ‘quand on a une quinzaine de mille francs pour vivre, on ne consacre pas plus du quart de son revenu à se payer un tableau’. En hij wou er verder nooit van hooren! Kort nadien stierf de vriend en benoemde Smits tot zijn eenigen erfgenaam. Voor den schilder was dat fortuin het beloofde land. De onafhankelijkheid, de vrijheid van zijn werk verzekerd, de hoop op volvoering van altijd gedroomde reisplannen: Venetië, Rome, Florence - en weer eens een langen tijd in Parijs! Maar de erflater had ‘rechte’ erven, die luide hun teleurstelling uitten. | |
[pagina 124]
| |
En toen weigerde Smits heel eenvoudig de erfenis! - omdat het hem natuurlijk scheen - zonder er met iemand over te spreken, zonder ook maar één oogenblik te denken, dat dit een weinig ‘heldhaftig’ was geweest! Zoo zou ik nog verscheiden trekken kunnen vertellen, mij overvloedig door Smits' vrienden meegedeeld, zooals zij mij zijn brieven en andere schriften toevertrouwd hebben, om des te beter den uitzonderingsmensch, die hij was, te doen kennen. Smits behoorde tot die intellectueele elite, wier leden elkaar als bij instinct vinden en herkennen. Hij was zeer bevriend met groote kunstenaars als: Diaz, Ricard, Isabey, Jongkind, den beeldhouwer Paul de Vigne en vele anderen. Ook onderhield hij een jaren lange vriendschap met Octave Pirmez, een der voorloopers onzer Belgische literatuur. Ons was Octave Pirmez bekend als een eenigszins droefgeestig schrijver, met grooten rouw in 't hart over een ontijdig gestorven broeder. De schrijver van Rémo, les Fueillées, Heures de Solitude, heeft met Smits van zijn jeugd af eene lange correspondentie, over een groot aantal jaren loopend, gevoerd. Ik heb heele pakken brieven van Pirmez doorlezen, zorgvuldiglijk door zijn vriend bewaard. Deze zijn in zeer uiteenloopend schrift, dan eens hellend en fijn, dan recht en zwaar, met een slechte pen vol inkt geschreven, dan met microscopische vliegenpootjes getrokken, dan weer in lange, zenuwachtige regels ver uit elkaar. De oudste van die brieven werpen een onverwacht licht op de figuur van den schrijver. Ze vertoonen hem als een geweldig jager, eenigszins zinnelik, een schijntje egoïst. En zijn jeugdportretGa naar voetnoot(1), nagelaten door Smits, bevestigt deze diagnose: een intelligent gezicht met dikke, roode lippen, een zinnelijke neus en groote, glinsterende oogen. Maar bij 't chronologisch doorbladeren van die brievenreeks, merkt men alras dat de toon verandert. De werkelijkheid van 't leven, moreele beproevingen, wellicht ook de invloed van Smits, die zoo innig en eenvoudig ‘goed’ was, verzachten eerst en wischten vervolgens het Epicurisme der vroegere jaren uit. Men meene echter niet dat deze brieven van ‘elkaar alles vertellende’ kameraden, van a tot z belangrijk zijn voor derden, in wier handen ze vallen. De nieuwtjes over verwanten en wederzijdsche vrienden, plannen voor reisjes en gezamenlijke tochtjes, actueele geschiedenisjes, hebben geen plaats in een anthologie, maar zoodra er sprake is van Bancel, van Victor Hugo, dien de beide vrienden te Brussel zagen, wordt het reeds belangrijker. | |
[pagina 125]
| |
En soms, hier en daar, verandert en verheft zich de toon. Pirmez, wiens gezondheid is verslecht en die diep is geschokt door den dood van den geliefden broeder, keert tot zich zelven in en geeft zijn gedachten over liefde, letterkundigen roem en over den dood, die ons met eén vleugelslag, hoog boven de aardsche nietigheden verheffen! En hier geeft hij blijk van hooge resignatie, van zielegrootheid en van ware gedachtenadel. EUGÈNE SMITS: Portret van Octave Pirmez.
(Eig. van den Belgischen Staat). Om den toon dezer correspondentie duidelijk te maken, volge een uittreksel uit een reeds zeer ouden brief uit Acoz, gedagteekend van 10 Maart 1862. | |
[pagina 126]
| |
Na te hebben uitgelegd dat de begeerte als moreel voldoeningselement de voldaanheid overtreft, schrijft Pirmez: ‘Toi-même, mon cher Eugène, que fais-tu d'une toile parachevée? Tu la retournes à la muraille.’ ‘Eh bien le bonheur n'est pas ailleurs qu'en le désir, celui-ci réalisé, la joie se retourne à la muraille.’ Mocht de briefwisseling tusschen alle vrienden door dergelijke glanslichten overstraald worden! De antwoorden, d.w.z. de brieven van Eugène Smits aan Octave Pirmez, heb ik tot mijn spijt niet gelezen, maar wel nam ik inzage van een groot aantal brieven van den schilder aan anderen. Hieronder zijn er allerbelangwekkendste. Smits heeft een eigenaardige manier om de eenvoudigste, leukste dingen kort-vriendelijk schertsend, maar raak te zeggen, op een toon, die een teer-fijne gevoeligheid verbergt en soms geeft hij in drie woorden op de dingen een heel anderen kijk. Vele brieven zijn met amusante schetsen geïllustreerd. Onder die van Pirmez zijn dikwijls karikaturen, ‘fratsen’, van iemand die niets van teekening of proportie kent, maar gevoel heeft voor charge. Het volgende heb ik uit een der allerlaatste brieven (ongedateerd) van Eugène Smits geknipt:
‘Chère Madame,Ga naar voetnoot(1)
Je suis triste que ce soit votre santé qui vous ait empêchée de venir me voir; cependant je croyais que j'étais aussi triste qu'on pouvait l'être, je suis probablement en train de devenir aveugle. Je puis encore écrire parce que je sais ce que j'écris et qu'il n'y a rien à déchiffrer, mais je ne puis plus lire; demain peut-être je ne pourrai plus écrire et j'en profite, dans la crainte de la cécité complète’. Kan men met grooter eenvoud iets aangrijpenders zeggen? En dit uit een, een weinig ouderen, ook tijdens ziekte, geschreven brief (31 Maart 1912):
‘Chère Madame,Ga naar voetnoot(2)
J'ai reçu votre bonne lettre. Moi je pense plus souvent à vous que je ne vous écris. Je suis heureux que votre séjour à la campagne ait si bien commencé; mon horizon à moi n'est pas si beau, cependant j'ai un arbre devant ma fenêtre, que je regarde souvent. Il n'a plus la rigidilé qu'il avait en hiver, il s'enveloppe d'un léger manteau de jeunes pousses que le soleil | |
[pagina 127]
| |
fait parfois scintiller; il est traversé tantôt par des nuages gris ou roses et tantôt par de petits oiseaux d'un vol plus rapide; chez lui les merles sont les plus grands seigneurs, à moins qu'un pigeon fatigué s'y repose. Oui, Madame, je pense plus souvent à vous que je ne vous écris, mais à la fin du mois de mai très prochain j'aurai vécu 84 printemps, printemps suivis de terribles hivers et qui m'ont laissé comme une épave fatiguée du peu de vie qui lui reste, plus fatiguée que mon pigeon de tout à l'heure. Ce qui m'oblige à terminer ici la longue épitre de votre dévoué serviteur.’ EUGÈNE SMITS: Het Oordeel van Pâris.
(Eig. van den heer G. Rahlenbeck, Brussel). Eugène Smits heeft mede heel persoonlijke gedachten en nota's nagelaten, die een duidelijk licht werpen op zijn esthetische concepties. Enkele trouwe vrienden van den schilder bezorgen met piëteit een keuruitgave van zijn nagelaten geschriften; de quintessentie er van zal voor vergetelheid worden bewaard - er wordt een, op weinig exemplaren getrokken prachtuitgave van voorbereid: - een bescheiden gedachtenis, zooals de meester zelf zich die zou hebben gewenscht. Hieronder enkele zijner gedachten: ‘Il faut, pour qu'une oeuvre d'art soit très belle, qu'elle touche au rêve par un côté.’ ‘On ne peut, en peinture, rendre la nature que par interprétation; | |
[pagina 128]
| |
art et artifice sont des mots qui ont la même origine. On ne peut tout rendre et il faut choisir...’ ‘C'est dans ce choix que ce révèlent les grands artistes, tous différents mais tous semblables par les grands côtés de l'art: élévation de l'esprit, science et délicatesse de l'oeil.’ ‘La peinture est une vision de la nature, non une copie servile.’ ‘Je tiens plus à mes convictions qu'à mes tableaux. Si ceuxci sont mauvais je puis toujours espérer en faire de meilleurs, mais si mes idées sur l'art sont fausses mon talent est empoisonné dans sa source.’ En eindelijk nog dit: Adieu, eenvoudig, maar volmaakt prozagedichtje: ‘Te rappelles-tu, lorsqu'après de longues heures passées ensemble, nous nous étions enfin dit Adieu; tu partais, mais c'était pour réapparaître soudain et nous serrer une nouvelle fois dans nos bras. Aujourd'hui tu ne viens que pour me dire Au revoir et je vois dans tes yeux l'ennui que te cause ce cruel moment. Pars done, qu'une vaine pitié ne t'arrête pas. Je peuplerai ma solitude de ton souvenir et je pourrai encore te voir me sourire comme tu me souriais autrefois.’ EUGÈNE SMITS: De dame met den Spiegel.
(Eig. van den Heer X). ***
Men begrijpt hoeveel een persoonlijkheid van deze kracht aan ernstige emotie neer heeft moeten leggen in zijn wél overlegde en innig doorvoelde kunst. | |
[pagina 129]
| |
Met een edele, aantrekkelijke verbeelding begaafd, was Eugène Smits tegelijk een eerbiedvol vertolker van de natuur. Vol nederigheid tegenover de schoonheid der schepping, verraden zijn minste werken zijn vurig streven, zijn naiëve zorg om 't ‘goed te doen’. EUGÈNE SMITS: Venetië
(Kon. Museum, Brussel). Zóo kon hij verouderen, zonder te verminderen, al zou zijn hooge leeftijd in 't eind zijn vingeren doen verstijven en zijn arm verzwakken. En niettemin bleef hij groot door de bekoring van zijn verstand, zijn ultraverfijnde beschaving en vooral door zijn goedheid, zijn hartstochtelijk kunstenaarshart. De stoffelijke volmaaktheid van zijn techniek heeft echter gedurende geen enkele periode van zijn leven het hoofdelement gevormd van het talent van Smits.
Zijn uiterlijk, zooals 't ons door verschillende kunstenaars geschetst is, was hiermee niet in tegenspraak. Het aantrekkelijkst is het portret van zijn intiemen vriend, Gustave | |
[pagina 130]
| |
Ricard, die sedert een twintig jaren van een aanhoudend wassenden posthumen roem geniet. Zijn uiterst verfijnde kwaliteiten als schilder en als psycholoog verklaren voldoende zijne hooge plaats in de Fransche schilderschool van de 19e eeuw. EUGENE SMITS: Het Meisje met de Pop.
(Geschenk van den heer Fritz Toussaint aan het Museum van Elsene). Dit portret werd bij den verkoop na Smits' overlijden voor het Museum te Brussel aangekocht door den Belgischen Staat. Die verkooping was opmerkelijk. Er waren daar niet anders dan artisten, letterkundigen, bescheiden liefhebbers, weinig kooplui, trouwens Smits' kunst viel moeilijk te ‘verhandelen’. | |
[pagina 131]
| |
Men zag er twee jeugdige leerlingen der academie van Schoone Kunsten, tegen elkaar opbiedend om 't bezit van enkele, overigens delicieuse studies. Het Brusselsch Museum is mede in 't bezit van een mooie buste van Eugène Smits door Paul de Vigne. De schilder gaf het op een schoonen dag ten geschenke aan den Belgischen Staat, om den grooten beeldhouwer te vereeren wiens vriend hij was geweest, met dien eenvoud zonder bijgedachte, die hij overal inlei. Maar het was niet zijn wensch dat zijn naam genoemd werd of in letteren van goud op het voetstuk gegrift. De enkele vermelding ‘Buste van een schilder door Paul de Vigne‘, scheen hem voldoende. En hij gaf niemand te kennen dat een vergoeding in den vorm van een bestelling of eervolle onderscheiding welkom zou zijn geweest. De schilder Lucien Wollès heeft mede de trekken van den veel ouder geworden Smits voor ons bewaard. EUGÈNE SMITS: Ariadne getroost: Ontwerp voor een plafond.
(Kon. Museum, Brussel). Het eerste werk, waarmee Smits de aandacht der liefhebbers trok, was zijn groot doek Roma. | |
[pagina 132]
| |
Het is het meesterwerk van zijn jeugd, opgevat en uitgevoerd te Rome. Het heeft iets van een bas-relief, toonend in 't verkort, als geconcentreerd, het Romeinsche leven op den Pincio, met op den achtergrond een gezicht op den Monte Mario. EUGÈNE SMITS: Plafond voor een boudoir.
(Kon. Museum, Brussel). Het werk is superb van koloriet, tegelijk krachtig en fijn, van een ernstig, volgehouden stijl. Het maakt deel uit van de koninklijke verzamelingen in het paleis te Brussel. Later gaf Smits den Gang der Jaargetijden, voldragen vrucht zijner peinzende rijpheid. (Museum te Brussel). Sprekend in naam der Academie bij de haar van den Meester, heeft Fernand Khnopff dit stuk op de volgende wijze beschreven:Ga naar voetnoot(1) ‘La Marche des Saisons, cortège harmonieusement rythmé dans lequel la jeunesse fleurie du Printemps, enveloppée de voiles rosés, salue gracieusement la pâleur triomphale de l'Été qui s'avance, calme, sous l'or de son | |
[pagina t.o. 132]
| |
EUGÈNE SMITS: GELUK EN ONGELUK (naar het gedicht van Heinrich Heine).
(Kon. Museum Antwerpen; niet tentoongesteld). | |
[pagina 133]
| |
chapeau de paille, devant la sérénité bleue d'un ciel splendide. L'Autômne apporte ensuite la somptuosité de ses rouges cuivrés, sonores comme des fanfares. Et l'Hiver paraît enfin, dans des draperies de deuil. Mais sa vieillesse n'est pas méprisée car un être jeune l'accompagne doucement de son dévouementdiscret.’ EUGÈNE SMITS: Perdita.
(Eig. van den heer Barella, Brussel). Onder de belangrijkste werken van Eugène Smits noemen we dan verder nog: Het Oordeel van PârisGa naar voetnoot(1), een stuk van somptueuse en klare kleurenharmoniën, waarvoor het niet overdreven is om de meesterlijke doeken van Tintoretto in herinnering te brengen o.a.: de versiering van de zaal van het Anti-collegium in het Paleis der Dogen. Verder Geluk en Ongeluk, geïnspireerd op Heinrich Heine: Het Geluk is een jong meisje, dat ons in 't voorbijgaan een kus toewerpt en verdwijnt, de Zorg is een oude vrouw, die naast ons bed zit en kousen breit. | |
[pagina 134]
| |
Dit is een onderwerp geheel in den smaak van Smits, dat hij in een dof en zeldzaam doch prachtig kleurengamma, heel karakteristiek behandeld heeft. De blondheid van het vleesch, het zwart van het kleed, de verkreukte rozen der draperieën vormen het overheerschende accoord. De figuur van het jonge meisje, symbool van het Geluk is exquis van waardige kuischheid en gratie. Dit stuk, eenige jaren geleden aangekocht door den StaatGa naar voetnoot(1) en afgestaan aan de Stad Antwerpen, geboorteplaats van Smits, heeft nog geen plaats in het Museum aldaar mogen vinden. De aankoop er van is een der groote vreugden aan het eind van 's meesters loopbaan geweest. EUGÈNE SMITS: Othello.
(Eig. van den heer Paul de Reul, Ukkel). De Jacht van Diana en het Plafond voor een Boudoir in het Museum te Brussel, vertoonen ons de kunst van Smits onder een breeder decoratief aspect, zonder iets van zijn koloriste verfijning te verliezen. Perdita is een werk op kleiner schaal, dat deel uitmaakt van de verz. Barella te Brussel. Het is groot door zijn stijl en synthetische visie van de schoonheid der vrouw. | |
[pagina t.o. 134]
| |
EUGENE SMITS: JONGE VROUW.
(Geschenk van den heer Fritz Toussaint aan het Museum van Elsene) | |
[pagina 135]
| |
Ik geef hier nog eens te meer het woord aan Fernand Khnopff. Men zou het niet beter kunnen zeggen: ‘Une charmante figurine sur un petit panneau où l'on voit des blonds carminés, délicieux comme une soyeuse relique vénitienne, et des noirs aux profondeurs dorées, telles qu'en offrent les plus riches laques du Japon.’ Smits heeft een groot aantal vrouwentypen nagelaten, alle doortrokken van die robuste gratie, van die elegantie van ras, die ze overal dadelijk doet herkennen. Was het niet van eene van deze dat hij de volgende penneschets gegeven heeft: ‘Elle n'était pas très belle et cependant adorable. La prunelle très noire semblait remplir tont l'espace de l'oeil entre ses paupières frangées de longs cils; sa bouche aux lèvres rouges et fermes respirait la bonté et le bonheur de vivre et s'harmonisait admirablement au menton un peu gras. Son oreille, grande pour une oreille de femme, était charmante, nerveuse et rosée comme un coquillage sous ses cheveux bruns crêpelés. - Très longue mais de formes pleines elle faisait penser à Diane reposée.’ Verder noem ik nog zijn Meisje met de pop, een heel interessant stuk, deel vormend van de schenking Fritz Toussaint aan het Museum te Elsene. De reproduties, bij deze korte nota gevoegd, helaas van hun meest overtuigend element, de kleur, ontdaan, toonen evenwel aan, hoezeer Eugène Smits bij het weergeven zijner verbeeldingen door het penseel schoonheid heeft geschapen! Zijn composities zijn altijd in volkomen evenwicht. De bevalligheid der vormen, de gracie der houdingen, de harmonieuse en zeldzame kleuren, die zonder er bepaald op te lijken ons de schoonste werken der Venetiaansche school in herinnering brengen, deelen hun een verleidelijke bekoring mee. Hoe fijn werd dit uitgedrukt door Camille Lemonnier: ‘La peinture d'Eugène Smits éveille un goût de volupté langoureuse et noble. Il suggère le songe, la méditation, le désir, les regrets et l'amour: il aime les parures royales, les fontaines aux vasques de marbre, les grands pares aux eaux dormantes. Son ascendance est chez Titien et Véronèse mais, par moments, se dégage aussi, perceptible à une grâce simple et mélodieuse, quelque ressouvenance de Watteau. C'est le rêve de la vie qu'il exprima dans des harmonies douces et ardentes comme des cuivres lointains; ses oeuvres tiennent d'une sorte d'état d'âme silencieux et nostalgique.’ Hoe juist is dit gezegd! Wanneer we lang een der schoone werken van Smits beschouwen - ‘qui par un côté touche au rève’ - het profiel van een rosse vrouw, een hoekje van een Italiaansch landschap onder een blauwen hemel, een parel- | |
[pagina 136]
| |
moeren schouder boven een rose keursje, een zwarte gazen sluier over een blank voorhoofd, voelen we ons door vage indrukken en herinneringen bestormd. Onder de bekoring van deze stukken vinden we telkens met verteederden weemoed weer iets van den geur die over onze jonkheid heenging, van onze schoone hoop, die met het leven vervloog, als vluchtige verschijningen die in de verre sereniteit van lang verleden zomeravonden ons hart deden kloppen, landschappen als terloops op tooverreizen gezien, de luchthevelingen van het verleden, dat de droefheid van het heden vormt.
Paul Lambotte. |
|