Onze Kunst. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
Een verloren origineel van Hugo van der GoesVan Hugo van der Goes zijn slechts een klein aantal oorspronkelijke stukken bekend. Oude copieën naar vele zijner werken, hebben echter de aandacht der kritiek getrokken o.a. die van de Ontmoeting van David met Abigaïl, dat door de heeren von Frimmel en Hymans is geïdentifieerd met een stuk dat Hugo voor Jacob Weytens geschilderd had, een Graflegging en een Aanbidding der Wijzen in de Musea van München en Berlijn en een triptiek in Buckingham-Palace, met een voorstelling van de Bekroning van de Maagd, waarin Max Friedländer min of meer getrouwe copieën naar scheppingen van den Gentschen meester ontdekt heeft.Ga naar voetnoot(1). Voegen we hierbij de Epiphania in de Kunstgalerij te BathGa naar voetnoot(2) en een behandeling van hetzelfde onderwerp in het archeologisch Museum te Madrid. Tot op zekere hoogte kan men ook in de Aanbidding der Wijzen, in de Keiz. Galerij te Weenen (nr 648) een copie van den meester zien, van wien men tevens belangrijke elementen weervindt in twee triptieken van den meester van Frankfort, het eene in het museum dier zelfde stad, (nr 647) het andere in dat te Antwerpen, (nr 168)Ga naar voetnoot(3). Thans wenschen we de aandacht te vestigen op drie paneelen, die we in de gelegenheid waren met elkaar te vergelijken. De heer Joly, raadsheer aan het Hof van Beroep te Brussel, is in het bezit van een olieschildering op eikenhout 0m470 bij 0m415, voorstellend een Beweening van Christus. Merken we op dat dit stuk als uit Spanje afkomstig is verkocht. | |
[pagina 190]
| |
De God-mensch ligt dwars op den met een witte lijkwade bedekten grond. Maria, in een groenachtig blauw kleed, met een bruinen sluier, knielt neder en houdt het bloedig hoofd van haren Zoon in haar schoot; haar eene hand rust op de borst. Naast haar de Doornenkroon. Aan haar zijde St. Jan en Maria-Magdalena, gezeten vóór een rots. De geliefde discipel, met de in 't midden gescheiden blonde haren, is geheel in 't karmozijn-rood. Hij is naar 't leven genomen en houdt, als om zich een houding te geven, de tippen der vingeren tegen elkaar, terwijl Maria-Magdalena, de borst recht, het hoofd lichtelijk gebogen, ze ineengestrengeld houdt. Ze draagt een moskleurig groen kleed met blauwe mouwen en opslagen van petit-gris, waaronder de polsmouwtjes van een rood ondergewaad uitsteken. Haar grijs-violette mantel ligt op haar linkerknie in scherpe kreukels geplooid en haar bruine haren, waarin een smal gouden kroontje, zijn met een donkeren sluier bedekt. De randen van bijna al de gewaden zijn met goud geboord. De met zon-verbrand gras bedekte lage heuvel van Golgotha, met een paar, in zeer levendige kleuren geschilderde kleine figuurtjes, enkele schraalgetakte boompjes en links een vluchtige schets van Jeruzalem, voltooien het landschap. De Christus, in vale doodskleur, is met groote scherpte geschilderd en de ledematen vertoonen violetachtige schaduwen. Maria en St. Jan hebben 't gelaat bijna in een smartgrijns vertrokken - een herhaling van het verschijnsel dat we reeds in de Afdoening van het Kruis te Napels hadden opgemerkt. En niets bewijst beter de kracht en de kunde van den monnik-schilder van Gent, dan de onmacht van den copiïst om er heel het meesterschap van te vertolken... En waar hij niet slaagde in het zuiver weergeven van het lijnenspel van het gelaat, heeft hij tevens het eigenaaardige in het leggen van de draperiën overdreven. Doch hoe onvolmaakt deze copie ook zij, toont ze ons toch iets van het krachtige en tragische van het stuk, zooals het uit de handen van den meester is gekomenGa naar voetnoot(1). In de verzameling van den heer Paul de Decker bevindt zich een herhaling van het zelfde tooneelGa naar voetnoot(2). Dit is klaarblijkelijk niet van denzelfden penseeler afkomstig. We merken inderdaad op dat de schilder de uitdrukking der fysionomieën heeft verzacht en den dramatischen kant van het tooneel gewijzigd. Overigens verraadt de behandeling van het landschap geen al te groote verfijning. Hier is een boom | |
[pagina t.o. 190]
| |
Phot. P. Becker.
Fig. 1. - DE BEWEENING VAN CHRISTUS. (Verz. van den heer Joly, Brussel). | |
[pagina t.o. 191]
| |
Phot. P. Becker.
Fig. 2. - DE BEWEENING VAN CHRISTUS. (Verz. M. Paul de Decker, Vorst bij Brussel). | |
[pagina 191]
| |
weggelaten, ginds zijn andere minder sierlijk weergegeven. Het koloriet is niet zoo glanzend en in de kleurenkeus wijkt de schilder niet van de eerste copie af. Voeg hierbij dat het stuk op vele plaatsen sporen van slijting toont, hoewel het gemakkelijk te zien is dat beide paneelen copieën zijn naar één zelfde verdwenen origineel. Dat in de verz. Joly, geeft niettegenstaande vele onvolkomenheden een levendigen en meegevoelden indruk van het oorspronkelijke. Het is, naar mij de eigenaar verzekerde, eveneens uit Spanje afkomstig en behoort tot die categorie stichtelijke werken, waarnaar de vraag op het Iberisch schiereiland, waar pathetische stukken ten allen tijde zeer in trek waren, aanzienlijk moet zijn geweest. In zekere opzichten kan het paneel bij den heer P. de Decker als een overgang tot het stuk in het bezit van den heer Gomez Moreno, professor aan de hoogeschool te MadridGa naar voetnoot(1) worden beschouwd. De copiïst heeft inderdaad, bij behoud van de schikking der figuren, een geheel eigenen stempel op het gansche werk gedrukt. Het al te aangrijpende gaf hij niet gaarne weder en plooide het liever naar zijn eigen talent, zoo niet naar zijn zachtere en serenere vroomheid. De trekken van Maria en St. Jan verraden zelfs geen heftige aandoening meer, Maria-Magdalena stort geen tranen, de personages jammerklagen niet over het lijden en den dood van den Heer; zij bidden en beschouwen in stilte zijn lijk - voorwerp hunner smartvolle ontroering. Deze grooter teerheid in de gevoelsuitdrukking gaat vergezeld van een zekere elegantie in de vormen, zooals men o.a. in het hoofd van de Maagd opmerkt. Ook verwijdert het ons van de overheerschende gedachte in het oorspronkelijke werk. De schilder heeft voor de tranen, snikken en klachten, van het eerste en zelfs van het tweede paneel, hoewel | |
[pagina 192]
| |
in reeds veel minder uitgesproken vorm, in de plaats gesteld het kalme gebed en ingetogen overpeinzing. De draperieën zelfs hebben het kantige en gefrommelde verloren. De plooien liggen meer uiteen gespreid en zijn veel minder diep gevouwen. Alles met voorbehoud van de Christus-figuur, waarvan de vertolker zijn ontleening niet heeft kunnen of willen verbergen. De houding en het modélé van het lijf, het realiste karakter van den kop en de extremiteiten, zijn nog in van der Goes' manierGa naar voetnoot(1). Tevens is deze figuur, in betrekking met die der overige personages, te krachtig en te groot, ze verbreekt het evenwicht en de harmonie in de compositie. Doch ze voert ons daardoor des te zekerder naar het oorspronkelijke werk terug en voltooit den indruk, dien we van het paneel, in 't bezit van den raadsheer Joly, ontvangen hadden. De lezer zal zeker getroffen zijn geweest door den eenvoud in de compositie van de drie hier bestudeerde schilderstukken, hetzij men ze als min of meer getrouwe copieën, of als een soort interpretaties beschouwt, zooals 't geval is met het paneel van den heer Moreno, waarin de kunstenaar niet enkel het tooneel tot den grootsten eenvoud in de expressie heeft teruggebracht, door er slechts die vertooners deel aan te doen nemen, welke direct tot het droevigste aller mysteriën in betrekking stonden, hij heeft tevens eeniger mate hun bewegingen en hun gebaren gesupprimeerd en heel zijn elfect in de houdingen en de expressies gezocht. Te dien opzichte zou het belangrijk zijn om dit stuk in verband te brengen met de Beweening van het Tweeluik te Weenen, waar men in de diepte opgestelde figuren opmerkt, die door een intens leven schijnen bezield. De deelnemers aan het gebeuren, volgens de opvatting van van der Goes, bewegen zich, bandelen en stooten kreten uit. Van der Goes moet dit onderwerp der Beweening meermalen behandeld hebben en, zooals dit wél in overeenstemming was met zijn steeds op nieuwe aspecten belusten geest, is hij nimmer in herhalingen gevallen. Toch vinden we in zijn verschillende werken punten van overeenkomst in de keus der typen, de houdingen en het landschap. Getuige die miniatuur in het Getijboek (41 Cimelien) in de bibliotheek te Munchen, zoo nauw aan de producties van van der Goes verwant en dat analogieën met ons suject vertoont: Maria, neergeknield, ondersteunt het hoofd van den Verlosser en drukt haar linkerhand op de borst, terwijl ook Johannes van zijne zijde, het hoofd van den Mensch-God, ondersteunt. Twee der heilige vrouwen, waarvan de eene | |
[pagina t.o. 192]
| |
Phot. G. Moreno.
Fig. 3. - DE BEWEENING VAN CHRISTUS. (Verz. van den heer Gomez Moreno, Madrid). | |
[pagina t.o. 193]
| |
Phot. G. Moreno.
Fig. 4. - DE BEWEENING VAN CHRISTUS. - Detail. (Verz. van den heer Gomez Moreno, Madrid). | |
[pagina 193]
| |
een doek aan haar oogen houdt, voltooien het stuk, met boven op de rots het kruis van GolgothaGa naar voetnoot(1). De vervaardigers der beide eerste paneelen, die aan het einde der xvde, of het begin der xvide eeuw moeten hebben gewerkt, waren weinig bekende meesters, die meer als arbeiders, met het oog op het export schilderden. Daarentegen openbaart de anonymus, die het onvoltooide drieluik van den heer Gomez Moreno geschilderd heeft, zich als een met eigen persoonlijkheid bedeelden meester, heel delikaat van gevoel en met een manier, die aan den meester van de annunciaties te Munchen, Berlijn, die van den heer E. Taymans, enz. herinnert. In ieder geval is de onbekende Meester van Madrid, niet onwaardig om naast den kunstenaar genoemd te worden, die de heer Hulin met Albrecht Bouts identifieert. Het oorspronkelijk stuk, waarvan we het hervinden zoo vurig wenschen, moet tot het eerste gedeelte van de kunstwerkzaamheid van van der Goes behooren. De meester, geheel doordrongen van het pathetische van Rogier van der Weyden, doet er zijn machtige persoonlijkheid reeds in kennen.
Jos. Destrée |
|