| |
| |
| |
| |
Edouard Huberti
(Slot).
Al die landelijke tooneelen zijn weergegeven in schitterende, smeuïge, soms doorschijnende kleuren, onder luchten die er het uitzicht van completeeren, en waar de wolken drijven of wegsmelten. Soms geeft een onverwachte toon, een kleurige noot, aan die schilderijen een meer sprekende tonaliteit, zonder dat het poëtische der streek er een oogenblik door te lijden heeft. Dit is wel het geval wanneer Huberti in de omstreken van Ukkel, dit zoo eigenaardige hoekje borstelt, met zijn groote vlakken, waar de roode daken zich op groenen achtergrond van donker geboomte afteekenen, boven een bruinen bodem met gele partijen. Misschien is Huberti dan meer decoratief, in den edelen zin van 't woord; overigens, zelfs wanneer hij de groote muurvakken in zijne eigen woning of in de woning van vrienden of verwanten beschilderde, eerbiedigde hij instinctmatig de streek, zooals die was aangeduid op zijne schets, welke hij enkel vergrootte, terwijl hij in de decoratieve uitbeelding den natuurindruk bewaarde; want de natuur zat hem in het bloed.... Wij vinden er het bewijs van in de groote schilderijen, welke het salon versieren in zijne oude woning te Schaarbeek, waar thans zijn zoon woont, en vooral in de twee supraporten en de twee groote muurschilderingen welke hij uitvoerde in het prachtige eigendom der familie Belpaire te Antwerpen, dat eertijds een waar buitengoed was, en thans meer en meer door de zich uitbreidende stad wordt ingesloten; de kunstenaar ging er zoo dikwijls werken, dat men mag zeggen dat, in die heerlijke omgeving, waar hem zooveel genegenheid omringde, zijn talent werkelijk tot uiting kwam. In zijn beste schilderijen heeft hij geen fijner natuuruitbeelding gegeven, geen meer doordringende bekoring der vrije ruimte dan in die twee supraporten, waar hij het rijke en sappige Polderlandschap tegenover het schamele, droevige uitzicht der Kempen stelt. Het
schilderachtige der beide Antwerpsche streken is samengevat in deze twee met geestdrift, haast met godsdienstige vereering gepenseelde werken: de ziel van het land leeft er in.
| |
| |
De twee groote wandschilderingen verheerlijken Brabant, het mooie vruchtbare Brabant, door hooge boomen beschaduwd. Hier kabbelt een beekje tusschen bloemige oevers, daar kronkelt een wegeltje met diepe karresporen tusschen de velden, naar het verre dorp. Wilgen, berken, beuken, spreiden op de hooge luchten hun zoo verscheiden takken uit, en het is als het aangezicht van de heele streek, welke de kunstenaar bovenal liefhad, en die hij zoo goed begreep, omdat hij er geboren was, en er steeds wederkeerde....
EDOUARD HUBERTI: Wandschildering (boven eene deur).
(Woning van den Heer Fr. Belpaire, Antwerpen).
Toch gevoelt men soms eenig gemis aan leven in de natuur, waarvan Huberti het uiterlijke wedergaf; alles blijft er wat onbeweeglijk en schijnt soms verstard. Men vindt er slechts een schuchter pantheïsme, een stoffelijkheid zonder vuur, een afgemeten geestdrift. Hij heeft zich ook niet genoeg bekommerd om het spel van licht en schaduw, en, als voorganger van hen, die zouden opgaan in de studie der lichtproblemen, heeft hij zijn ten slotte zeer classieke factuur niet vernieuwd, niet verjongd, door zich de nieuwe technieken eigen te maken, welke de behandeling van het moderne kindschap hebben hervormd, verhelderd en vermooid. En daarom schijnt het soms dat de kunst van Huberti er, voor ons ten minste, een héél klein weinig verouderd uit ziet. Echter heeft hij bewezen, dat het niet volstrekt noodig is om de kleuren te ontbinden, om de tonen der dingen in de hen omringende atmosfeer weder te geven.
Dit fijne begrip der natuur, dat Huberti eigen was, strekte zich ook uit tot de bloemen; hij schilderde bloemtuilen waar de bonte kleur prachtig en voornaam klinkt, in volle en zachte akkoorden; in het rijk van bloemengeur
| |
[pagina t.o. 144]
[p. t.o. 144] | |
EDOUARD HUBERTI: WANDSCHILDERING (boven eene deur).
(Woning van den Heer Fr. Belpaire, Antwerpen).
| |
[pagina t.o. 145]
[p. t.o. 145] | |
EDOUARD HUBERTI: GROOTE WANDSCHILDERINGEN.
(Woning van den Heer Fr. Belpaire, Antwerpen).
| |
| |
wordt de toets vergeestelijkt, doet hij de toonwaarde nog fijner gevoelen, en verleent aan de bloemkelken een relief zonder eenige zwaarte. Vooral in de laatste jaren van zijn leven was hij gaan houden van die vergankelijke modellen. Zelfs in de bloemenwereld heeft hij een weerschijn gelegd van zijn weemoed; er schuilt soms een gedachte in zijne bloemen. Ziehier een ontloken roos, waarvan de stengel in een glaasje water hangt, naast een andere, verslenste roos, waarvan de blaadjes zijn afgevallen; een vreemde indruk van droefheid en verlatenheid komt ons uit dit stukje tegen, dat geheel vervuld is van de fijne gevoeligheid van den schilder, die het geluk steeds zocht, maar het zoo zelden mocht vinden... Wat teedere distinctie in zijn Kollebloemen (van 1873), in zijn Chrisanthen, een meesterstukje van waarheid en poëzie, dat Fantin-Latour in verrukking zou hebben gebracht. De teedere pracht van het koloriet bereikt een hooger plan in die roode Bloemen, waarvan de stengels in een blauw porceleinen, chineesche vaas hangen. Dit heeft de machtige bekoring van een symfonie; en wat aristocratische tegenstelling hiermede vormen zijne Witte Rozen, geheel in mineurtonen gehouden, zijn witte en paarse Petunia's, en deze met klimop gemengde Rozen en Madelieven, welke neervallen op een blauw tapijt - het grootste bloemstuk dat hij schilderde.
EDOUARD HUBERTI: Bloemenstudie.
(Eigendom van den Heer Alph. Huberti, Brussel).
Hier vooral vindt men, beter dan elders, het bewijs van het misprijzen, de verachting welke de meester had voor het procédé, en ontdekt men ook
| |
| |
die zeldzame oprechtheid, welke Raphael Petrucci terecht van Edouard Huberti deed zeggen, dat hij, ‘amant des beautés souriantes et douces, même lorsqu'elles pleurent en de longues mélancolies,’ behoudt ‘une simplicité qui évoque l'âme gracieuse de l'enfant.’
EDOUARD HUBERTI: Eenzaamheid.
(Eigendom van Mej. Belpaire, Antwerpen).
Deze groote oprechtheid in de uitvoering, die volstrekte eerbied vóór de natuur, waarop wij in deze studie herhaaldelijk gewezen hebben, wordt gestaafd door de groote reeks akwarellen, schetsen en teekeningen van den meester. In zijne akwarellen, minder doorvoeld dan zijne olieverfschilderingen, is Huberti meer bekommerd om het karakter van het landschap; de schetsen, gewoonlijk nauwgezet en zorgvuldig behandeld, hebben iets romantisch, dat de gevoelige en
| |
[pagina t.o. 146]
[p. t.o. 146] | |
EDOUARD HUBERTI: WINDVLAAG.
Decoratieve houtskoolteekening.
(Woning van den Heer Alph. Huberti, Brussel).
| |
| |
gewetensvolle kunstenaar wist te vermijden, wanneer hij het penseel hanteerde. Zij ne groote houtskoolteekening: Windvlaag, welke den schoorsteenmantel in het salon van zijn zoon, den ingenieur Alphonse Huberti versiert, is door factuur, gevoel en voorstelling verwant aan dien beroemden Rageur, welke Bodmer ons doet kennen als een der stastigste en eerbiedwaardigste boomen van het bosch te Fontainebleau, wanneer dat de rukwind heel zijn oud en knoestig lichaam doet schudden.
De kunstenaar voerde die teekening uit in Maart 1873: ‘C'est un coup de vent dans un groupe d'arbres jetés à gauche du dessin. C'est l'approche de l'orage; le ciel est sombre, les arbres plient et quelques corbeaux s'élèvent dans les airs. Il me semble que cela parle.’
Het spreekt, inderdaad, en ontroert ons tevens, want het tooneel is, in zijn droevige verlatenheid, vol pathetisch gevoel. En niet minder dan in zijne schilderijen, hoort men hier den geheimzinnigen zang der natuurstemmen, die stemmen waar Huberti zoo vertrouwd mee was, en waar hij naar luisterde toen de inspiratie kwam. Hun zachte klank vervult heel zijn werk met een betooverend gefluister, zijn werk dat bijna geheel bewaard blijft in de stille atmosfeer van zijn huis, waar het, zooals Raphaël Petrucci zei, zonder vreeze het oordeel der toekomst afwachtte. Twaalf jaren zijn heengegaan, sedert deze woorden werden geschreven. Die korte spanne tijds was voldoende, om den kunstenaar in eere te herstellen; vrome handen vlochten den teederen meester een krans van onvergankelijke immortellen.
Sander Pierron.
| |
Bibliografie:
Jules Du Jardin: L'art Flamand, 1898. V. IV. |
Raphaël Petrucci: La psychologie d'un peintre, Edouard Huberti. La Revue Occidentale. Mai 1902. |
Marie-E. Belpaire: Edouard Huberti. Dietsche Warande en Belfort. Juni 1912. |
|
|