Onze Kunst. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
KunstveilingenParijsVeiling der verzameling Aynard (Galeries G. Petit, Parijs 1-4 December 1913)De veiling der verzameling Aynard, uit Lyon, was de eerste ‘sensationeele’ verknoping van het winterseizoen. Ze kon echter niet vergeleken worden hij de veilingen Steengracht en Marczell von Nemes, waarin werken van allereersten rang voorkwamen. De verzameling Aynard bestond uit voorwerpen van allerlei aard, behoorende tot de meest verschillende tijden en scholen. Onder de schilderijen overheerschten de Italiaansche scholen der Renaissance. De Vlaamsche en Hollandsche scholen waren tamelijk zwak vertegenwoordigd: het Ecce Homo, op naam van Rembrandt, is een vrij middelmatige naaktstudie, zonder beteekenis en zonder leven, in alle opzichten den meester, waaraan men het stuk wil toeschrijven, onwaardig; dit hebben de liefhebbers dan ook begrepen ondanks het door den catalogus ingeroepen gezag van Bode, en het door den expert, den Heer Féral, op 70,000 fr. geschatte doek, werd hem voor 48,000 fr. toegewezen. Deze laatste kocht ook voor 26,400 fr. het groote landschap van J. Ruysdael, Het Strand te Egmond aan Zee; zonder de fijnheid van toon en nuanceering der meesterstukken van dien schilder te evenaren (zooals het kleine dergelijke werk in het Mauritshuis) vertoont het stuk die vergezichten, beschenen door den lichtval tusschen glijdende wolken, welke de meester zoo uitstekend weergaf. Onder de Nederlandsche primitieven werd de Christus aan het kruis omringd door engelen met de instrumenten der Passie voor 14,300 fr. toegewezen aan den Heer Cardon, voor het Museum te Brussel. Van dit werk, zonder groot karakter, bestaan twee herhalingen: de eene in de Salvatorskerk te Brugge, de andere in de verzameling Traumann te MadridGa naar voetnoot(1); waarschijnlijk hebben er nog veel andere bestaan: het was een van die godvruchtige ‘beddekens’ die men in 't oneindige herhaalde in de schilderswerkplaatsen, en er zich toe bepaalde, volgens behoefte het portret van den donateur te veranderen. Ik weet niet waarom de Heer Durand-Gréville er Hubrecht van Eyck wil mee vereeren. - De H. Maagd met het Kind op een landschap-achtergrond, toegeschreven aan de Brugsche school, is een heerlijk werk, geschilderd in een mooie warme gamma van rood en bruin, dat door de types aan Geeraard David herinnert en vrij dicht in verband staat tot zekere miniaturen van het Breviarium Grimani. Dit kleine fijne stukje vond een kooper aan 34,000 fr. Tot de Vlaamsche school der 15e eeuw staal in verband de Droom van den Opperschenker, een stukje dat in 1904 op de Tentoonstelling der Fransche Primitieven te zien was met de toeschrijving: ‘Ecole de Picardie’. Het is als uitvoering tamelijk middelmatig, ondanks enkele fraaie tonen; het belang ligt vooral in het onderwerp, dat in geen enkel ander stuk van dien tijd voorkomtGa naar voetnoot(2). Het ging voor 19,800 fr. - De fraaie kleine Maagd met het Kind, toegeschreven aan Jean Malouel, dat op de tentoonstelling der Fransche Primitieven zeer werd opgemerkt, werd tot 138,000 fr. opgejaagd, zonder dat men zeggen kan, of dit hooge bod te danken was aan den persoonlijken smaak van den liefhebber, voor wiens rekening de Heer Féral optrad, of dat men hier het gevolg ziet van den nationalistischen wedijver, welke thans den prijs van zoovele dingen opdrijft! De afdeeling beeldhouwkunst bevatte tal van houten figuren of groepen, afkomstig van de tijdens de 15e en 16e eeuw zoo talrijke altaarstukken. Deze stukken van meer ondergeschikte beteekenis trokken de aandacht niet, welke vooral was gevestigd op de vier | |
[pagina 81]
| |
geweven tapijten, de zeldzaamste werken der verzameling: drie ervan waren fragmenten van een reeks, illustreerend het Roman d'Alexandre van Lambert le Tors. Door den catalogus aan de Vlaamsche school der 15e eeuw toegeschreven, schenen ze veeleer uit Fransche werkplaatsen herkomstig, te oordeelen vooral naar de types. Deze hoogst merkwaardige stukken werden aangekocht door den Heer Lapauze voor het Museum van het Petit Palais der stad Parijs, tot den prijs van 233,750 fr De kenners zullen dus gemakkelijk deze, voor de kunstgeschiedenis zeer gewichtige werken kunnen bestudeeren. Het vierde tapijt, de Geboorte van O.H., fraaie compositie uit het begin der 16e eeuw, met een opschrift in Fransche verzen, werd voor 110,000 fr. toegewezen aan den Heer Hoentschel. J.M. | |
PersonaliaJhr. Mr. V.F.L. de StuersHet intellectueele Holland heeft onlangs een zijner groote figuren gehuldigd, nl. den heer Jhr. Mr. V.E.L. de Stuers, ter gelegenheid van zijn 70en geboortedag (20 October 1913). Het was reeds in 1873 dat de Stuers in De Gids een opstel liet verschijnen, getiteld Holland op zijn smalst. In de Kamerberaadslaging van December 72, had Minister Geertsema zijn amendement doorgedreven ‘tot de verblijdende openbaring van kunstzin en kunstbewondering bij de regeering en bij de vertegenwooriging’. De Stuers meende alsdan het oogenblik gekomen om de stem te verheffen. Het feit dat de regeering besloten had te Amsterdam tot de stichting van een Rijksmuseum over te gaan had zeker op velen eenen blijden indruk gemaakt. ‘Deze indruk - zoo schreef de Stuers in zijn Holland op zijn smalst - is zoo verrassend geweest en zoo zeer in overeenstemming met sinds lang gekoesterde wenschen, dat velen er zich van overtuigd houden, dat voortaan in Nederland de monumenten onzer kunst en onzer historie gered zijn en dat er voor deze eene schoone toekomst is gewaarborgd’. ‘Het valt mij moeilijk in die verwachting te deelen en mij door dat enthousiasme te laten medesleepen. Want ik vraag mij af, of wij voorloopig althans op iets meer kunnen wijzen dan op de belangstelling door zeer enkelen geuit en door de Tweede Kamer “pro memorie” geregistreerd. Wat zal er op den duur - en het geldt een zaak van duurzamen aard - van die belangstelling overblijven, indien niet bij geheel het volk het gewicht van de verzorging onzer kunstvoorwerpen begrepen en beaamd wordt? Wat zal het baten of een museum beloofd en wellicht ook - op min of meer schralen voet - gebouwd wordt, wanneer niet bij de natie zelve de overtuiging bestaat, dat de kunst een nationaal belang is, waarvoor even goed als voor Waterstaat, Defensie en Koloniën behoord gezorgd te worden? Is nu dat besef in Nederland levendig? Ik twijfel er zeer aan; menigeen zal reeds een glimlach op de lippen komen, wanneer hij Koloniën en Kunst - Javakoffie en Rembrandt's Nachtwacht - in de rij der belangen op één lijn hoort stellen’. Dit beroemd geworden opstel, dat klonk als een noodkreet, is het begin geweest van den reusachtigen strijd dien de Stuers' leven als referendaris geweest is, een strijd tegen hetgeen hij noemde ‘het in Nederland heerschende wandalisme’. ‘Hoe het met de kunstmonumenten hier te lande gesteld is, is aan de meesten en inzonderheid aan hen die officieel geroepen zijn daarvoor te waken, geheel onbekend; evenmin vormt men zich een denkbeeld van het moreel en materieel belang der kunst en een grijze nevel bedekt de vraag, wat er behoort en wat er kan gedaan worden’. ‘Hoe zal men verwachten, dat onze kunstindustrie haren ouden glans herkrijgen zal, wanneer rondom ons verreweg de meeste | |
[pagina 82]
| |
gebouwen en voorwerpen van wansmaak getuigen, wanneer onze musea òf onvolledig zijn, of zoo slecht ingericht, dat de studie er onmogelijk is? ‘Geheel de atmosfeer waarin wij leven behoort doordrongen te zijn van den eerbied en de belangstelling voor de kunst. En deze belangstelling zij algemeen en strekke zich tot elken tak der kunst uit. Want tusschen de verschillende schoone kunsten bestaat er solidariteit even als tusschen de wetenschappen. De een kan niet bloeien zoo de andere kwijnt. Gelijk de geschiedenis niet kan beoefend worden, zonder kennis van talen, zonder heraldiek, numismatiek, zegelkunde, enz., zoo kan evenmin de eene kunst op den duur met goed gevolg beoefend worden, wanneer de andere verwaarloosd is. ‘Ook is van het onderwijs op scholen en akademiën niets duurzaams te verwachten, wanneer niet de geest door het zien van smaakvolle voorwerpen aanhoudend verfijnd en beschaafd wordt. ‘Het is daarom dat men die oude gebouwen welke van kunstzin getuigen behoort in eere te houden of te herstellen; dat men bij het stichten van nieuwe de eischen van den goeden smaak bevredigen moet tegelijk met die der doelmatigheid; dat men eindelijk musea moet bezitten, waar onze kunstenaars kunnen komen studeeren; musea zijn voor de kunst wat bibliotheken, observatoria, nosocomia en laboratoria voor de wetenschap zijn.’ Van het oogenblik af waarop hij deze woorden neerschreef, tot op dezen dag heeft de Stuers geen oogenblik opgehouden te ijveren voor het behoud der nationale monumenten van kunst en geschiedenis, en door zijn toedoen, zijn onverdroten strijd tegen de officieele apathie, die hij bekampte met een verbazenden durf, een ijzeren wilskracht en een taaie volharding, tevens met een onbeschaamdheid en een sluwheid, die hem vijanden moest bezorgen, ‘voorkwam hij - zoo getuigt A.J. der Kinderen in De Gids van 1 November ll. - de vernietiging onzer nationale monumenten, hij bevorderde de tot standkoming van nieuwe, maar hij zocht ook de bevestiging van ons historisch bewustzijn, door uitmuntende musea en wel-ingerichte archieven en hij trachtte het onderwijs in kunsten en ambachten weer den onmiskenbaren steun en belangstelling van volk en Regeering toe te voeren’. Lang is de lijst der door de Stuers geredde monumenten, en niet alleen wist hij van Ministers en Parlement de noodige bescherming af te dwingen, maar heel dikwijls heeft hij (zooals onlangs nog in zijn geboortestad Maastricht) door aankoop uit eigen middelen gebouwen voor ondergang behoed. ‘Indien men mij - zoo schreef de architect van het Rijksmuseum Dr Cuypers in het gedenkboek - die nu ruim zestig jaar medegearbeid heb aan den hernieuwden bloei der Kunst in Nederland, een, zij het dan ook volgens sommigen door voorliefde voor het oude ietwat benevelden blik toekent op den loop der zaken, dan wensch ik zonder hiermede menschelijke fouten en gebreken te willen ontkennen, mijn oordeel over het hier behandelde onderwerp in een paar woorden samen te vatten. De kunst, met name de Architectuur, in Nederland, heeft aan de Stuers onnoemelijk veel te danken, en Nederland mag zich gelukkig prijzen, op een zoo gewichtig keerpunt als de tweede helft der vorige eeuw dien man te hebben ontmoet’. En het kan hier zijn belang hebben nevens deze hulde te plaatsen diegene wrelke in hetzelfde gedenkboek werd uitgedrukt door een meer modern architect, nl. den heer K. de Razel: ‘Van de Stuers kan niet worden gezegd dat hij zich een krachtig voorstander toont van de moderne bouwkunst. Bij meerdere gelegenheid bleek dat hij de intenties der meer modern strevende architecten niet waardeert en ternauwernood duldenswraard acht. ‘Dat echter in waarheid de Stuers' werken en streven een belangrijke factor was in de ontwikkeling der moderne Bouwkunst, blijkt duidelijk, wanneer men de principieele drijfveer van dat streven mede als hoofdbeginsel en element der moderne Bouwkunstrichting erkent. ‘Deze willende, welgerichte en strijdvaardige geest, bezield met zucht naar | |
[pagina 83]
| |
systematische ordening en logisch rationeele beelding, was in een tijd van doffen druk en onverschilligheid op het gebied der Bouwkunst zoodanig geplaatst, dat hij de macht had om door het officieele voorbeeld leiding te geven aan de kunstdaad, zoowel als aan het kunstonderwijs. ‘Dat zulk een geest zulk een plaats innam, is voor dieper schouwing wel zeer beteekenisvol; en terzijde gestaan als hij was door een kunstenaar van zoo veelzijdige begaafdheid als Cuypers, moest dat voor de ontwikkeling der Nederlandsche Bouwkunst wel van allergrootsten invloed zijn. ‘Het door hen beide gedragen beginsel heeft er grootelijks toe bijgedragen, dat de moderne Nederlandsche Bouwkunst-streving een gezonden en weltoebereiden bodem vindt, waaruit zij de wezenlijke levenssappen trekken kan, die ook haar voortgaande en krachtige ontwikkelingsmogelijkheid waarborgen. Hiermede bedoel ik, dat de krachtige actie, die door de Stuers gevoerd werd voor de verwezenlijking van zijn geestestendenz, reeds de principieele richting insloeg, waarin de moderne Bouwkunst, ondanks afdwalingen en reactionaire krachten haar voortgaande ontwikkeling vinden zal’. | |
Laurent Verwey †Op 8 October ll. is op 29-jarigen leeftijd plots overleden de jonge Hollandsche schilder, teekenaar en etser Laurent Verwey, een bescheiden, eerlijk en ernstig kunstenaar. Zijn nagelaten werken zijn de, ofschoon niet volgroeide, toch zeer interessante beloften van een gevoelig aangelegd temperament. Als portrettist leverde hij teekeningen (in den laatsten tijd ook meer schilderwerk) van zeer opmerkelijke verdienste, o.a. de portretten van den schilder Haverman, van Theo van Hoytema, de bekende teekening van Neeltje Lokerse, e.a. Ary Delen. | |
VariaEen valsche RuysdaelOp 28 November is voor de rechtbank te Rome in eerste zitting de zaak voorgeweest van den valschen ‘Jacob Ruysdael’ (marine met onechte handteekening), die ongeveer een jaar geleden door den Italiaanschen Staat ten bate van de Galleria Borghese voor 10.000 fr. werd aangekocht. De behandeling werd tot tweemaal toe verdaagd, om het Openb. Min. in de gelegenheid te stellen nog vollediger bewijsmateriaal te verzamelen. De aangeklaagden zijn de kunsthandelaar Oreste Innocenti met een handlanger, benevens de Russische schilder Zagoskin, door wien het valsche doek werd vervaardigd. Aan het driemanschap wordt ten laste gelegd, volgens onderling opzet (althans ieder voor zich de herkomst van het stuk zeer wel kennende) de directie van het museum en de commissie die tot aankoop adviseerde om den tuin te hebben geleid. De veroordeeling van den kunsthandelaar - met zijn onschuldigen naam - is vrij zeker, evenals die van zijn handlanger. Mogelijk is, dat de schilder den dans ontspringt, daar hij volhoudt de ‘imitatie’ niet met bedoeling tot misleiding aan Innocenti te hebben afgeleverd en niet het valsche naammerk op het doek te hebben aangebracht. Echter is het bekend, dat hij van imitaties als de Ruysdaelsche op zijn atelier te Rome vlijtig en zorgvuldig werk maakte en dat hij zijn geslaagde producten ook naar het buitenland verhandelde. Volgens nader bericht uit Rome is de kunsthandelaar Innocenti den 12n December, trots de vereende welsprekendheid van zijn drie advocaten, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en 2000 fr. boete; zijn handlanger tot één jaar gevangenisstraf met een boete van 1000 fr. De schilder Sergius Zagoskin werd bij gebrek aan bewijs vrijgesproken. De uit de Nederlanden afstammende beeldhouwer Glaus Sluter, die aan het hof van den hertog van Bourgondië de schoonste beeldhouwwerken der late Gothiek op | |
[pagina 84]
| |
Franschen bodem schiep, bekomt nu een gedenkteeken. Het is het werk van Henry Bouchard, en zal te Dijon worden opgericht, na in het Parijsche Salon van verleden jaar te zijn tentoongesteld. De 100e verjaring der geboorte van Nicaise de Keyser werd onlangs door de stad Antwerpen gevierd, door een tentoonstelling van het werk van dezen historie- en portretschilder, die gedurende zijn leven veel officieele eer genoot en eenige jaren de Antwerpsche Academie voor Schoone Kunsten bestuurde. Het Academisch Korps publiceerde een geïllustreerd feestschrift, en een zilveren herinneringsmedalje werd te dier gelegenheid geslagen. Het levenswerk van Constantin Meunier, Monument van den Arbeid, door de Belgische regeering aangekocht, zal eindelijk op kosten van het Brusselsche gemeentebestuur, in de hoofdstad worden opgericht. Mevrouw de douairière de Grez schonk aan de Belgische regeering voor het Prentenkabinet der Koninklijke Bibliotheek te Brussel een prachtige verzameling van meer dan 5000 kunstprenten: een groot aantal etsen van Rembrandt, waaronder menig kostbaar exemplaar, etsen van Berchem en Callot, prenten van Duitsche en Italiaansche 16e eeuwsche meesters, zeldzame drukken van Hollandsche en Engelsche gravuren, allen belangrijk als kunstwerken en als historische documenten. Uit de kerk van Val-de-Susa bij Rome werd een aan Rubens toegeschreven schilderij, De drie Koningen, ontvreemd. Het altaarstuk van Hugo van der Goes, De Aanbidding, door de Duitsche regeering in Spanje aangekocht, is door Dr. Friedländer zelf te Monforte afgehaald, en prijkt nu eindelijk in de kleine van Eyckzaal in het Kaiser-Friedrich-Museum te Berlijn. Reeds van den eersten dag af was de toeloop van belangstellende bezoekers zoo groot, dat het publiek slechts bij groepen kon worden toegelaten. De Duitsche bladen verheugen er zich over dat men er na langdurende pogingen toch ten slotte in gelukt is het veelbesproken werk in Duitsch bezit te krijgen, op het oogenblik dat men alle hoop bijna ging opgeven. De jonge beeldhouwer Marcel Rau werd door het Comité voor het monument Van der Stappen met de uitvoering van dit gedenkteeken gelast. Het schilderij van Aert de Gelder, Koning David, werd te Parijs op de veiling van de collectie Steengracht door een Nederlander aangekocht. Reeds werd dit merkwaardig kunstwerk op de tentoonstelling van Nederlandsche aankoopen uit de collectie Steengracht in het Stedelijk Museum te Amsterdam getoond. De kooper, die onbekend wenscht te blijven, heeft het nu ten geschenke gegeven aan het Rijksmuseum, waar het in de kleine Rembrandtzaal werd bijgezet. Het Academisch Korps van Antwerpen heeft in zijne laatste zitting van 18 October ll. tot werkend Belgisch lid benoemd den heer Emile Claus; tot bijgevoegd Belgisch lid den heer Jean de la Hoese; tot buitenlandsch werkend lid Mevrouw Demont-Breton; tot buitenlandsche bijgevoegde leden de heeren Ch. Waltner, plaatsnijder te Parijs, G. Casciaro, kunstschilder te Napels en Fr. Flameng, kunstschilder te Parijs. |
|