Onze Kunst. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
AmsterdamLarensche kunsthandel tentoonstelling van moderne schilderijen en waterverfteekeningenEen keur-verzameling moderne kunst, van den tijdens zijn leven ten onzent veronachtzaamden Jongkind af, tot aan de door publiek en critiek verwende Lizzy Ansingh toe. Het landschap van Jongkind, Maanavond op de Maas (van '68), is een kunstwerkje vol dichterlijk lyrisme. Hoeveel beweging van golven en wolken in licht en schaduw, en nochtans wat een harmonische rust voor de aanschouwing. Men kent Lizzy Ansingh's Poppen-stillevens. Speel met deze woorden, als zij met de poppen, en de woordspeling geeft eenig denkbeeld van haar kunst, die geenszins voor het kind is, tenzij voor het kind dat in de groote menschenziel nog zijn stil leven speelt. Zij vond weer iels nieuws uit: Wajangpoppen als geesten ter weerszij van een Verstootene, terwijl Chineesche poppen, met hun matbleeke gezichten, onbewogen, voor zich uitblikken. Het is een aesthetisch genoegen dit schilderwerk op den keper te beschouwen. Theophile de Bock met Het Kasteel Middachten, Willem Maris en Gabriël met weidelandschappen, Willem Roelofs met Gezicht op Rhenen, J.H. Weissenbruch met een Landschap bij Gouda, Jozef Israëls met Godsvertrouwers, - hun werken zien doet gedenken, wat de Haagsche schilderschool... gewéést is voor ons land, - en mistroostig vragen: zal na den bayaard van cubisme en futurisme weer iets schoons opbloeien? Vertrouwen in tradities, al zou zij zelfs uit het verre en oude Spanje komen, wekt echter weer André Broedelet met zijn kindergroepen met oogen vol sprookilluzie. H.A. Van Ingen tracht de landschappelijke stemmingskunst zelfs nog te verinnigen, vergoedende wat S. Garf en A. Briët in hunne knappe interieurs missen. Ook Louis van Soest, een knap schilder nochtans, ontbreekt het soms aan stemmingspoëzie, waarvan Corn. Kuypers ten allen tijde het geheim kent. Hetty Broedelet-Henkes en Kever bieden bloem-stillevens van fijnen smaak. Vermelden wij nog Suze Bisschop-Robertson, Bakker Korff, Dooyewaard, Hart Nibbrig, Langeveld, Tholen, Wysmuller, Gorter en De Zwart, die wij niet van een nieuwen kant leeren kennen. | |
Arti et Amicitiae tentoonstelling van moderne Belgische en Hollandsche schilderijen, kunsthandel Theo Neuhuys (26 Nov.-17 Dec. 1913)Hoewel de Hollandsche schilderijen het leeuwenaandeel vormen vestigen we in de eerste plaats de aandacht op het werk onzer gasten, de Belgische schilders Baseleer, Claus, Crahay, Oleffe, Thomas, Van de Woestijne, Wijtsman en Smits. Ze zijn ten allen tijde welkom de Belgen, doch blijken in 't algemeen nog niet al te best te worden begrepen; - een reden om dikwijls terug te komen! | |
[pagina 75]
| |
Hoe is 't toch mogelijk weerstand te kunnen bieden aan de overstelpende pracht, bijv. van Emile Claus' groot boschgezichtGa naar voetnoot(1). In een October-morgenzon staat in zijn hoogen stand, met forschen stam en vèrstrekkende takken, een oude dennenboom te prálen. Wat een gouden tinteling in dat wondere spel van zonlicht en schaduw! Wat heerlijk beeld vormdet gij er u van op uw netvlies, zóó dat het in uw ziel blijft nafonkelen en het lyrisch gestemd gemoed van dien beeldenden kunstenaar in uw ziel lyrische accoorden deed meetrillen en zingen. Dit is natuurpoëzie. De boschstemming is een stille jubel. Wat een weldaad voor een Hollander - die bijv. juist een zwaarmoedige boschstemming van den somberen Mennoniet Jacob van Ruysdael had doorvoeld - dit zielebad in de van vreugde fonkelende atmosfeer van een heel en al licht en kleur. Zelfs de schaduwen wemelen van kleuren, die moeilijk den glans dooven, hun jubel inhouden. Het is of de geheele Belgische afdeeling straalt met denzelfden glans van dit schilderij. Het is merkwaardig, dat het palet zooveel lichter is, gestemd als het is op een blijder gemoed, dan het Hollandsche. Denken we aan de stemming van Rubens en Rembrandt. Wat een licht b.v. in de werken van August Oleffe, die hier acht belangrijke stukken heeft, breed van gebaar, sterk van kleur, maar zeer beschaafd. Naast hem noemen wij Albert Crahay, hoewel hij niet zoo knap is. Ook het palet van Rudolf Wytsman is in het landschappelijke typisch Belgisch. Nader staat ons intusschen het stemmingsvolle werk van Richard Baseleer, den Belgischen Jacob Maris in menig opzicht. Visschersuitvaart te Nieuwpoort, is een grootsch werk, diep van stemming, machtig van opzet, vol bewogenheid, doch harmonisch bedwongen in den evenwichtigen bouw. Ook Na den Storm is een stemmingvol werk. Al zijn werken, een 7-tal geven te voelen en te denken. Gustaaf van de Woestijne is een bijzondere figuur. Zijn zelfportret toont hem hier op zijn best: psychische bezonkenheid. Er is lang op gewerkt met bijzondere middelen. We kunnen even denken aan Holbein, doch dan nerveuzer, zwakker, vager, brokkeliger, met neiging naar het overgevoelige. Henri Thomas is meer Parijsch dan Belgisch en zijn mondaine vrouwenbeelden bekoren ons maar matig. Jacob Smits is door een reeks etsen vertegenwoordigd, die meer phantasie dan kennis der realiteit verraden. Als verluchting van een boek hebben ze hunne waarde, doch op zichzelf beschouwd is hun beteekenis niet overtuigend. Er is iets weifelends en zoekends in de lijnen, doch waar zij iets vertellen, wat ons belang inboezemt, zullen we niet te streng den eisch van grondige vakkennis stellen. Er zou geen eind aan komen, wilden we al de deugden opsommen der schilderwerken die hier de glorie van de Hollandsche school verkondigen. Het is een keurverzameling, niet zoozeer door het weer voor den dag halen van bekende groote werken der meesters, als wel door het verrassende van nog niet geziene stalen van hun kunst op haar best. Vooral Gabriël is prachtig vertegenwoordigd door acht werken, waarvan de eene al boeiender is dan de andere. Twee ongeveer 40 jaar geleden geschilderde werken, al dien tijd in familiebezit geweest, zoo frisch gebleven, als waren zij gisteren geschilderd, zijn zeer ver doorgevoerde natuur-en stemmingschilderingen. Heeft hij in zijn lateren tijd, bij alle behendigheid van penseelvoering, dat tot een aesthetisch fijn spel werd, atmospherisch tintelende natuurstemmingen geschilderd, in dit oudere werk bleek het gevoel bij de knapste degelijkheid van het schildershandwerk geenszins te zijn verloren gegaan. Merkwaardig is 't, een verschijnsel, dat men bij meer meesters der Haagsche school aantreft, ook bij Gabriël zoo duidelijk te kunnen waarnemen. De degelijkheid van den eersten tijd gaf aan de vrijheid van den lateren de diepere kennis van 't vak, waardoor alleen zij aan de schoonheid hunner natuurstemming den vrijen teugel vermochten te geven. | |
[pagina 76]
| |
Rembrandt's lucretia en laatste zelfportret, benevens nog een tweetal schilderijen en eenige teekeningen van den meester Fred. Muller & coLucretia - wij stellen ons voor dat Rembrandt déze tragische figuur uit de Romeinsche geschiedenis geschilderd heeft, al zou zij ook een Dido kunnen zijn, gelijk men toen ter tijde wel meer afbeeldde Lucretia is voorgesteld op het oogenlik, dat zij zich, na hare onteering door den zoon des Keizers aan haren man en ouders meegedeeld te hebben, zal dooden. Den dolk houdt zij in haar rechter hand, de arm in lichte buiging zijwaarts uitgestrekt, de punt van het wapen naar zich toe, terwijl zij den blik daarop, neen, daaróver heen richt, in t vage. Een tragisch oogenblik! Bedenk evenwel, dat gij den Meester voor U hebt in den tijd toen hij het z.g. Joodsche Bruidje schilderde, in den tijd dus van het diepste levensbesef, toen het gebaar wonderen van zielsontroering uitsprak. Hij schilderde het gebaar monumentaal en toch rhythmisch bewogen, ontroerd door ingehouden zielskracht, zich richtend naar de hoogste wetten der schilderkundige schoonheid. Ook de linkerarm is in zijwaartsche buiging gestrekt. Het gelaat is een wondere mengeling van teêrheid en smart, van tragischen moed en zachten weemoed, van helder noodlotshesef en duister zielsverdriet, - maar die raadselachtige mengeling van hartstochten is opgeklaard in het licht eener aesthetisch bevredigende kalmte. Bedenk, dat hier niet de jonge Rembrandt spreekt der heftige theatrale gebaren als in de opwekking van Lazarus. Rembrandt mag zich geïnspireerd hebben op een print van of naar Rafaël, zooals Beets betoogde, - waarop inspireerde hij zich al niet, gelijk Shakespaere -, dit beeld is leven van zijn leven, geest van zijn geest. Er is een groot rhythme in deze figuur, die glanst in een gulden gloed. De pracht der schildering overtreft zelfs die van het Joodsche Bruidje, daar hij met minder middelen grooter aesthetische werking bereikte. Gelaat, hals, borst, kleeding, de gebogen armen zijn vorm en kleur. - Alleen de rechter hand, die den dolk omvat is helaas veel minder gelukkig geschilderd. Is hier overschildering? Moest die hand hier meer in 't donker? De verf is daar dik, terwijl daarentegen de linkerhand en pols dun geschilderd zijn, en met uiterste schoonheid. Dat deze Lucretia - door Fred. Muller voor August Janssen aangekocht - voor ons land op America veroverd werd, stemt ons tot vreugde; - doch geen mindere vreugde zou ons vervullen, indien Rembrandt's laatste zelfportret (1669) de koninklijke plaats, waarop wij allen in het Rijksmuzeum zouden willen beslag leggen, zou innemen! Wij missen, zoo noode, den ouden wereldwijzen Rembrandt in onze openbare Musea. - Het portret is te bekend om er hier over uit te weiden. Het is in één woord de schilder vol levenswijsheid, van ongeknakte energie, in wien, in dit levensoogenblik, over het tragische een fijne en hooge humor zegevierde. Ten aanzien van het gave mansportret uit de middenperiode en een interieurtje volsta ik slechts met de vermelding, evenals van de teekeningen. | |
Sint Lucas tentoonstelling van schetsen en studies, graphische kunst en beeldhouwwerkHet is een aantrekkelijk denkbeeld eens al die beeldeude kunstenaars in hun ‘studie’ ten toon te stellen. - Men kan ze als 't ware op heeterdaad betrappen! Op menige verrassing hebbe men zich voor te bereiden. Niet minder dan 210 beeldende kunstenaars wagen het niet minder dan 650 hunner studies aan het licht der openbaarheid bloot te stellen. Merkwaardig is intusschen, dat menig schilder zich in zijn schets of studie werkelijk aesthetisch bewogen toont, terwijl hij op den langen weg tusschen schoonheidsontroering en voltooid schilderij ver achterbleef. Deze schetsen en studies waren dan aangename verrassingen. Andere kunstenaars stellen juist in hun | |
[pagina 77]
| |
voorwerk te leur, daar men van hun spontaneïteit méér verwacht had. Het is ondoenlijk in dit bestek zelfs de besten naar verdienste gerecht te doen; doch dit is ten aanzien van studiemateriaal ook niet zoo zeer noodig. Wij vermelden: Mej. Lizzy Ansingh, N. Bastert, B.A. v. Beek, S.J. v. Beek, Mej. A.C. v.d. Berg, Mevr. S. Bisschop Robertson, G.J. de Boer, H.F. Boot, A.J. v. Driesten, L. Garf, C.M. Garms, Ed. Gerdes, Rob. Graafland, J.M. Graadt-v. Roggen, H.A. Haverkorn van Rijsewijk, H. Heyenbrock, A. Hijner, W.G.E. Jansen, Toon de Jong, A.H. Koning, J. Kruyder, A. Lange, Fr. Langeveld, J.K. Leurs, J. te Mayeur, Fr. Mondriaan, M. Monnickendam, L. Raemakers, Mevr. Ther. van Duyl-Schwartze, A. Smeerdijk, Mej. J. Surie, D. Verheul, J.H. Weyns, G. Westerman, Mej. Th. van Hall en Tjipke Visser, de laatste twee met beeldhouwwerk. D.B. | |
AntwerpenErnest WelvaertEen sympathiek talent, wel niet van een diepte, van geoefend kunnen, van omvattende breedheid, maareen van zachtgevoel, van teeder poëtische stemming. De freelheid van bedauwde morgens, van benevelde dageraden, van weifelende ochtendmomenten, waarmee het stille spel van blonde kinderen, of het gracieuze gebaar van een jonge moeder, zich in een zoetelijke harmonie vereenigen. Met talent heeft Welvaert dit thema uitgesponnen, wel eens tot het eentonige toe. Want hetgeen in de eerste plaats aan deze kunst ontbreekt is diversiteit. Gaarne zagen wij dezen schilder, die ten slotte toch een persoonlijkheid blijkt, zijn vizie verbreeden en zich met meer Schwung aanpassen bij de veelzijdigheid van het leven, waarvan hij nu slechts eenzelfde schoonheid blijft bekijken. Toch zal die tentoonstelling van het werk van een onzer jongste schilders, dit jaar een der interessante feiten blijven in de werkzaamheid van het Antwerpsche Kunstverbond. | |
Frans HensHoe gaarne hadde ik hier al de bewondering breedvoerig uitgesproken, welke het straffe, bezonken werk van dezen kloeken schilder verdient! Met een fleren moed en een zeldzame overtuiging gaat hij voort op niet zelden grootsche wijze ons een vizie uit te beelden, waarvan de diepte, de diversiteit, die gaat van het tragische en het stoere tot het teedere en het zachtgestemde, dit werk maken tot een der schoonste uitingen in onze moderne Belgische kunst! Geheel meester is Hens nu (sinds geruimen tijd overigens!) over zijn techniek. Men mag veronderstellen dat zijn prachtig temperament nu zijn rijkste emoties op de volledigste wijze aan 't uitspreken is. Daarvan bracht ons deze schitterende tentoonstelling in het Kunstverbond de getuigenis. Of zij door het publiek naar verdienste geapprecieerd werd? Alles bewijst ons, helaas, het tegendeel. Daarom schijnt het nu meer dan tijd, dat de waarde van dezen uitzonderlijken kolorist, met meer nadruk dan hier in dit korte bericht mogelijk is, worde duidelijk gemaakt. In dit tijdschrift zal in deze dringende noodwendigheid dan ook eerstdaags worden voorzien. | |
Kunstverbond kerstmistentoonstellingOns wil het toeschijnen dat deze leden-tentoonstellingen meer en meer ontaarden tot onsmakelijke samenraapsels van futlooze middelmatigheden. Hoe zeer men ook getracht heeft het belang van dit salon te verhoogen, door eenige werken van wezenlijke waarde, toch doen deze laatste slechts de jammerlijke banaliteit van het grootste gedeelte des te meer uitkomen. Men bereikte slechts dit eene zeer twijfelachtig resultaat, dat eenige kunstenaars van talent met hunne vlag de modderschuit der mislukten en der onmachtigen kwamen dekken. Als uitgenoodigde nam Eug. Laermans er | |
[pagina 78]
| |
de eereplaats in met vier schilderijen en een teekening. Het Bad (verz. van Nieuwenhuyse), hier vroeger reeds besproken, was daarvan het voornaamste. Eens te meer bleek dit schilderij een der zuiverste werken van den grooten, zoo humanen kunstenaar te zijn. Stervende stralen en Vredig hoekje, twee landschappen van een synthetische strakheid, Voorgeborchte en Laatste Oogst (gekleurde teekening), twee bladzijden uit het tragische epos van Laermans, vervolledigden deze zending. Van James Ensor dit gekende meesterstuk Vrouw met wipneusje (verz. Lambotte), een werk dat men niet dikwijls genoeg terug kan zien; van Jakob Smits een Oude Boer, werk van zijn eerste manier, maar interessant toch en knap. De Groenen in Zeeland van Karel Mertens, jeugdwerk voorzeker, maar waarvan de zeer bizondere verdiensten van distinctie, en stemming, en atmosfeer, en techniek, niet te onderschatten zijn. Schelde van Richard Baseleer, geen kapitaal werk van dezen schilder, maar een toch waar de ruimte en het grootsche van een wolkenhemel boven den stroom met gevoel werden geïnterpreteerd. Verdienstelijk werk was er verder van Walter Vaes, van Floris Jespers, die zelfs in een studie als dit Regen en Wind, blijk geeft van een ernstig strevend temperament, van Oscar Jespers wiens gipsfiguurtje, schoon nog van sterken invloed getuigend, toch een aardige verrassing was, van Eug. van Mieghem, François Verhaegen, Jan de Graef en Paul Joostens. Ary Delen. | |
BrusselDe ‘Sillon’Dit was de XXste tentoonstelling van dezen voorwaartsstrevenden Kunstkring, onlangs in de zalen van het Moderne Museum gehouden. Men weet dat de Sillon zich altijd onderscheidt door grooten eerbeid voor schoone vormen en dat het meerendeel der leden dezer kunstenaarsgroep meer in de oude richting werkt dan in de nieuwe. Van de oude leden zijn er geen meer over dan Bastien en Swyncop, maar de geest is dezefde gebleven als voor twintig jaar. De nieuw aangekomenen volgen dezelfde richting als de ouderen, al zijn er enkele onder, die meer individueel op den voorgrond treden. Onder de tentoongestelde werken was er één buitengewoon mooi: een vrouwenportret van Philip Swyncop, even magistraal van uitvoering als smaak en stijlvol van voorstelling. Dit enkele stuk zou voldoende zijn om Swyncop tot den eersten rang onzer portrettisten te verheffen. Vermelden we vervolgens een interessante krachtsinspanning van een jeugdig artist Simonin, die zich tot het stilleven bepaalt, maar die niettemin in zijn vruchten, potjes en bibelots, iets van de essentieele wetten der schilderkunst weet te leggen. Bastien had landschappen tentoongesteld, waarin we tot ons genoegen zijn groote kwaliteiten hervonden. Landy, meer om een schitterende uitvoering dan nauwkeurigheid en diepte bekommerd, onderscheidde zich in dien Kring van knappe schilders door zijn virtuositeit. Haustraeten was er met figuren, landschappen en interieurs. Van de geheele inzending van dezen oprechten en moedigen kunstenaar, onthield ik vooral zijn Kerk te Lisieux, de Pont des arts te Parijs en een Straat in Rouaan, waarin hij geheel het zich zelf gestelde doel bereikt heeft. Colin, een weinig al te forsch nog en materieel, ontbreekt het aan die vlugheid en vastheid van hand, waardoor het meerendeel zijner kunstbroeders zich onderscheiden, maar hij is een tegelijk stout en delikaat kolorist. Wat we in zijn naakten opmerken is meer de harmonie der verhoudingen dan juistheid in het schikken der plans of het modelé. Noemen we dan ten slotte nog de inzendingen van Apol, Navez, Ramah, Kemmerich en Gaspar. | |
[pagina 79]
| |
Salle aeolianIn dit smaakvolle tentoonstellingzaaltje, vonden we een tamelijk groot aantal kunstenaars vereenigd. Doch hun werken leverden ongelukkig een te disparaat geheel om er de schikking van te kunnen loven, waar het uitstekende vlak naast het middelmatige of erger nog was geplaatst. En niettegenstaande vele bekende en beroemde namen, is er ons dan ook maar weinig van bijgebleven; ten eerste een Gezicht uit Versailles van Maurits Blieck, waarin we, en in een mate, zooals die zelden voorkomt bij ons, al de kwaliteiten van licht en atmosfeer der impressionistische school weervonden, tegelijk met die schoone uitvoering en de stijlvolle mise en page waarover onze beste Vlaamsche schilders beschikken. Van Léon Fréderic bewonderden we een Naakt: De Schaamte, in de gewone manier van dezen oorspronkelijken en machtigen kunstenaar. Bloemen van Louis Cambier, een al te forsche Strijkster van T. Frison, een Winter à la Breughel van Taelemans en eindelijk een belangrijke inzending van den uitstekenden dierschilder Geo Bernier. Merken we dan verder nog in 't voorbijgaan op de bekende namen van van Zevenberghe, van Holder, Charlier, Matton, van Tongerloo en Philippe Wolfers. | |
Kunstkring tentoonstelling van wijlen Paul Blieck, 3-9 Nov. 1913In den Kunstkring had men in het einde van het afgeloopen jaar eenige werken van Paul Blieck vereenigd, geb. te Roubaix (Frankrijk) 7 Sept. 1867 en overleden te Schaerbeek den 21sten October 1901, welke tentoonstelling ons echter niet in staat heeft gesteld om geheel te begrijpen wat we van dit eigenaardig talent hadden mogen verwachten. Hij was gedurende enkele jaren aan de Brusselsche Academie een leerling van Portaels en lid van den Kunstkring ‘Voorwaarts’, waar hij samen met Victor Gilsoul, Jan Gouweloos, Prosper Colmant, Jozef Middeleer, Jules Dujardin, Laermans, enz., enz. werkte. Hij was een oudere neef van Maurits Blieck, die hem den eersten goeden raad en dien smaak voor een breede, machtige factuur gaf, waarmee bij altijd de aandacht van alle kenners getrokken heeft. In mijn opstel over laatstgenoemden kunstenaar heb ik in dit tijdschrift (Onze Kunst, XVI. 127, October 1909) gezegd dat Paul Blieck hem het voorbeeld had nagelaten van een karakter dat van geen transigeeren wist, afkeerig van alle concessies aan het kooplustige publiek en vol rustige verachting voor die kunsttheorieën die even lang duren als een Cenakel of jeugdig tijdschrift duurt. Onder de hier vereenigde werken en in tegenspraak met zekere critici, die op een gelikte schilderwijze gesteld zijn, trokken mijn aandacht vooral die, welke de schilder alleen voor zich zelf had geschilderd, om 't genot van het ‘goede werk’ alleen, zonder zich over verkoop en succes het hoofd te breken. In dit opzicht was het portret van zijn vader een meesterstuk. Nog andere inzendingen getuigden van Paul Blieck's machtig koloriet, vooral de beide portretten van zijn moeder, even schitterend van uitvoering als een stuk van Frans Hals, dien hij trouwens boven allen bewonderde. Tegelijk met deze breede, statige en los neergeworpen werken, heeft Paul Blieck nog talrijke landschappen nagelaten, waarvan de uitvoering zeldzaam fijn en vol teedere dichterlijkheid is: Moeras in de Kempen, Daken, Bleeke stralen, Herberginterieur, Eenzaam, de Hoenen, enz. Hij is gestorven eer dat ten onzent Hymans en Claus de landschapkunst naar het luminisme heengevoerd hadden en men kan zijn werk dus geenszins verwijten dat het tot de oude doos behoort. Paul Blieck blijft dan ook altijd een heel oorspronkelijk artist en hij was in ons land wellicht de eerste, die aangewend heeft die breede en synthetische factuur der echte, ware schilders, waarvan ongelukkig zoo weinig critici en liefhebbers de schoonheid, het lyrisme en de ware grootheid verstaan! G.E. |
|