| |
| |
| |
| |
Metaaldrijfwerk van G.H. Lantman
Wanneer wij het verleden van onze Hollandsche kunstnijverheid beschouwen en meer speciaal onze aandacht vestigen op de metaalbewerking tijdens de Renaissance, dan treden ons namen voor den geest van mannen als Paulus, Adam en Christiaan van Vianen, Joh. Lutma, Math. Melin en anderen, kortom van kunstenaars op het gebied van metaaldrijven en metaalslaan, wier werken zoowel hier als in het buitenland vermaard zijn.
De kleinkunst bloeide en er ontstonden uit de hand van genoemde meesters werken, als de bekende Popta-schenkkannen, schotels en kandelaars en meer dergelijke kunstwerken, waarvan het Rijksmuseum te Amsterdam verschillende prachtige afgietsels, origineelen en zeer goede navolgingen heeft.
Vergelijken we met genoemd tijdperk, onzen tijd, dan treft het ons dadelijk, dat gedurende eene lange reeks van jaren zeer weinig kunstenaars zich bezig gehouden hebben met de kunstnijverheid. Men achtte alleen het beeldhouwen of het maken van schilderijen van belang, terwijl het scheen, dat kunstnijverheid minder waardig werd bevonden. Gelukkig komt in den laatsten tijd hierin eene verandering ten gunste. Vele jonge kunstenaars rekenen het niet meer te gering om zich aan het beoefenen der kunstnijverheid te wijden.
Wel zijn er nog niet velen, die zich op het gebied der metaalbewerking een naam hebben verworven, doch het is toch een verblijdend teeken, dat er kunstenaars zijn als Zwollo, Eisenloeffel, Wienecke en meer andere, onder welke G.H. Lantman zeker niet de geringste plaats inneemt.
Wie evenals ik in de gelegenheid is geweest, een bezoek aan zijn atelier te brengen, en heeft gezien met hoeveel liefde en toewijding hij zich geeft aan zijne kunst en met een buitengewone volharding reusachtige moeilijkheden overwint, kan niet anders dan grooten eerbied hebben voor zoo'n werker. Alleen zij, die aan deze wijze van metaalbewerking gedaan hebben,
| |
| |
of er door aanschouwing mede bekend geworden zijn, kunnen beoordeelen met hoe groot meesterschap hij hamer en pons hanteert en het metaal de meest moeilijke vormen doet aannemen.
Vooral zijn werk van den laatsten tijd doet, voor zoover de techniek betreft, denken aan de meesters uit het tijdperk der stijlen Lodewijk XIV en XV, toen men de moeilijkheden, die het materiaal den kunstenaar in den weg stelde niet telde, doch de technische vaardigheid zoo hoog mogelijk opvoerde. Men deed met het materiaal wat men wilde, daar men het meester was.
Afb. 1. - G.H. LANTMAN: Koker.
Van Lantman kan eveneens met het volste recht gezegd worden, dat hij zijn materiaal volkomen onder de knie heeft.
Om nu een goed begrip van zijne ontwikkeling als kunstenaar te krijgen, acht ik het niet ondienstig even terug te gaan tot op het begin zijner studie en enkele bijzonderheden, welke mij in den loop der jaren, gedurende welke ik met Lantman heb verkeerd, zijn medegedeeld, aan het papier toe te vertrouwen.
Reeds in zijn jongensjaren voelde Lantman (op 24 Juli 1875 te Amsterdam geboren) zich zeer aangetrokken tot de schilderkunst, zijn eenig streven was dan ook om eenmaal kunstschilder te worden.
Verschillende malen werd zijn vader de gelegenheid geboden om den jeugdigen Lantman eene opleiding in dien geest te geven, doch tot zijn groot spijt werd dit aanbod steeds afgeslagen en was het plan hem op te leiden voor een administratieve betrekking. Dat dit plan den knaap met zijn grooten drang naar kunstbeoefening niet naar den zin was, behoeft verder geen betoog.
In zijn vrijen tijd studeerde hij ijverig en werkte hard, getuige de stapels olieverfstudies, die ik eens in de gelegenheid was te bezichtigen en die, hoewel nog jongenswerk, toch reeds blijken gaven van een ernstig willen en een eigen kijk op de dingen. Teekenonderricht heeft hij gedurenden dien tijd niet gehad. Hij schilderde en teekende naar de natuur tot zijn 19de jaar en toen ontzonk hem door verschillende omstandigheden en tegenslagen den moed, het tot iets te kunnen brengen.
| |
| |
Gelukkig kwam hij in dien tijd in kennis met Lion Cachet, den artist op het gebied der kunstnijverheid. Deze kennismaking was voor hem eene openbaring, er ging hem een nieuw licht op. Gedurende een jaar assisteerde hij genoemden kunstenaar en leerde in dien tijd zeer veel, óók, dat er buiten schilderijen, nog wel meer mooie dingen te maken zijn. Bij Lion Cachet leerde hij onder meer batikken en houtsnijden.
Afb. 2. - G.H. LANTMAN:
Zeskantig doosje.
Ongelukkiger wijze duurde deze periode slechts zéér kort, daar genoemden heer Amsterdam verliet om zich buiten te vestigen. Na dezen tegenslag werd hij geplaatst als Chef aan eene meubelfabriek, doch wat moet er in hem omgegaan zijn, toen hij met zoo'n grooten drang tot werken en scheppen, gedoemd werd tot het schrijven van loonbriefjes en houtrekeningen! Het eenige lichtpunt in dit voor hem overigens zoo somber bestaan was, dat hij ten volle gelegenheid had mooi werk te zien van mannen als Cachet, Th. Nieuwenhuis en Dysselhof. Hoewel hij van 's morgens 7 tot 's avonds 7 uur in dienst was, vond hij toch nog tijd en gelegenheid om vóór en nog lang ná dien werktijd zich verder te bekwamen in het ontwerpen en samenstellen van velerlei voorwerpen.
Het laat zich begrijpen, dat eene dergelijke betrekking voor hem niet van langen duur kon zijn, en er verliep dan ook niet veel tijd of hij nam zijn ontslag en trad in dienst als gewoon bankwerker in koper, welk vak hij ongeveer een half jaar uitoefende, waarna hij nog een drietal maanden op eene groote fabriek van smeedwerk doorbracht. Dit was de laatste betrekking waarin hij werkzaam was. Hij wilde voortaan voor zich zelf beginnen. Wat hij evenwel aan zou pakken en in welke richting hij zou werken, was hem nog niet recht duidelijk.
Doch om te kunnen bestaan was het noodig, dat hij het een of ander opvatte en zoo kwam hij er toe om voor dezen en genen eenvoudig meubelbeslag en bandwerk te vervaardigen.
Het eerste voorwerp, waaraan drijf- en slagwerk voorkwam, moest hij maken voor zijn vroegeren leermeester op decoratief gebied, Lion Cachet.
Daar hij nooit wat aan slaan of drijven gedaan had, ja het zelfs nooit had zien doen, was de uitvoering van dit stuk werk, (een ganglampje) voor hem eene groote onderneming.
| |
| |
Niet eens in het bezit van een geschikte staak of hamer, was het haast onmogelijk om tot een goed resultaat te komen.
Afb. 3. - G.H. LANTMAN: Vaas.
Het eenige, waarover hij toen beschikte, was een oud timmermanshamertje en een stuk hout, hetgeen hij vervormde naar hij dacht, dat het 't best bruikbaar zoo zijn. Evenals ieder beginner, sloeg hij al spoedig zijne plaat koper stuk, door er te veel van te vergen en door te weinig bekendheid met de techniek. Een tweede proef ging denzelfden kant uit, hoewel het al iets verder kwam, totdat een derde poging een zoodanig resultaat opleverde, dat zijn werk, al was het dan ook niet geheel onberispelijk, toch bruikbaar was. Nu kwam hij voor eene nieuwe moeilijkheid te staan n.l. de versiering met drijfwerk.
Van ponzen was bij hem geen sprake, hij nam eenige spijkers en vervormde ze door middel van smeden en vijlen, zoo vaak hij dit noodig achtte, voor zijne ornament-vormen.
Dit was zijn eerste stap op het gebied der metaaldrijfkunst.
Hij wist toen nog niet, dat de Indiërs en andere Oostersche volken geen andere ponsen, als welke hij had gebruikt, bezigden. Tot dit inzicht zou hij eerst geruimen tijd later komen, als hij meer studie van de kunstuitingen dier volken zou maken.
Aangemoedigd door het verkregen resultaat, kreeg hij lust om op dit terrein door te werken en probeerde hij allerlei vormen te slaan en deze met gedreven ornament te versieren, hetgeen hem hoe langer hoe beter gelukte, hoewel hij nog steeds niet over voldoend en practisch gereedschap beschikte.
De versiering der voorwerpen uit dien eersten tijd laten duidelijk zien, dat hij zich nog niet heeft kunnen losmaken van den invloed van Cachet, dit vond zijn reden in hoofdzaak ook hierin, dat hij toen nog al eens werk voor hem moest uitvoeren. Toch beproefde hij zich aan dezen invloed te ontworstelen, hetgeen hem na zéér veel moeite en inspanning gelukte.
De in afbeelding 1 gereproduceerde cylindervormige koker is van tomback metaal geslagen. De eenvoudige strenge vorm van lichaam en deksel doen zeer aangenaam aan. Het geheel is overtrokken met een prachtig gloeiend bruine patina en versierd met bloedkoralen. Het gedreven ornament, gestyleerde opengelegde peulvruchten met bladeren en ranken, alles van een
| |
| |
zeer flauw relief op matten grond, geeft aan het geheel een rijk aanzien en laat duidelijk den invloed zien van Lion Cachet, terwijl afbeelding 2 een zeer aardig zeskant doosje, eveneens gepatineerd tombackmetaal den invloed van Th. Nieuwenhuis vertoont.
Afb. 4. - G.H. LANTMAN: Vaas.
Het deksel is hieraan het rijkst versierd, met relief ornament, terwijl de opstaande zijvlakken zeer sober met eene enkele schrooilijn zijn behandeld. De aanhechting van het scharnier door middel van geklonken stiften op het lichaam van het doosje is aardig van oplossing.
In dien tijd trachtte hij zooveel als in zijn vermogen was zijn geest te verrijken door het bezoeken van musea, kunstverzamelingen en het bestudeeren van boeken op het gebied van kunst en kunstnijverheid. Van de vele kunstvoortbrengselen uit verschillende tijden en van verschillende volken, trokken hem het meest de Indische aan en wel in hooofdzaak om den vaak zoo soberen, schoonen vorm en de zoo rijke versiering. Zijn werk is dan ook geïnspireerd op de Oostersche kunst en doet er oppervlakkig beschouwd in sommige opzichten sterk aan denken, doch bij nadere beschouwing dragen de details een zeer persoonlijk karakter.
Het moet werkelijk eene groote voldoening voor hem zijn, nu hij zoo ongeveer tien jaar zich geeft aan de kunst van de metaalbewerking, van welk tijdperk de grootste helft door hem moest besteed worden aan werk om in zijn onderhoud te voorzien, dat hij zonder eenige opleiding, alleen door zoeken en taai volhouden het in dat vak tot een zoo groote hoogte heeft gebracht en werken heeft uitgevoerd van zulke groote kwaliteiten.
Afbeelding 3 geeft een vaas van een eenvoudig fraai profiel en eene inderdaad zeer schoone welving. De orneering hiervan vertoont duidelijk den invloed der kunst van onzen Indischen Archipel. Het palmetvormig ornement doet zeer sterk denken aan de zoo decoratieve schouder- en borstversieringen van enkele oud-Javaansche beeldjes. De knop op het deksel is fraai geciseleerd en vormt een goed geheel met de vaas. Dit mooi stuk werk is donker bruin gepatineerd, terwijl op lichaam en deksel tusschen het gedreven ornament bloedkoralen zijn aangebracht.
Tot de werken der laatste jaren behooren de volgende afbeeldingen.
No 4 geeft een vaas in tomback van een zeer rijzigen vorm. Zoowel
| |
| |
lichaam als deksel leveren groote moeilijkheden op bij het optrekken van het metaal, door de sterke insnoering van de profileering der voet en het uit één stuk slaan van deksel en bekroning ervan. Zij is met gedreven ornament en op zilver geëmailleerde schilden op lichaam en deksel versierd en is eene zeer gelukkige combinatie van kleur te noemen. De bruine patina vormt met de kleuren van het email en de enkele bloedkoralen, welke tusschen de geëmailleerde schilden op de vaas zijn aangebracht, een zeer schoon geheel.
Afb. 5. - G.H. LANTMAN:
Proeven van metaalbewerking.
Vaak wordt door hem à jour werk, zoogenaamd doorbreekwerk, toegepast. Dit à jour werk wordt veelal door hem inplaats van opengezaagd, uitgehakt, welke bewerking eene prettige, zachte ronding geeft aan zijn ornament, hoewel deze wijze van werken veel meer kans op mislukking geeft en veel lastiger is uit te voeren.
Een eigenaardige karaktertrek in hem is wel, zoodra hij van het een of ander stuk werk hoort de uitdrukking ‘het kan niet’, hij zich gedrongen gevoelt om te laten zien, dat er met een sterken wil en een flink doorzettingsvermogen bijna niets onmogelijk is, getuige de vele voorwerpen van moeilijke techniek en grillige vormen, die uit zijn handen zijn gekomen o.a. een vaasje, afbeelding 5, met een zeer langen en dunnen hals, 32 c.m. hoog, geslagen uit een plaatje tombackmetaal van 16 cm. diameter en 0.75 mm, dikte. De drie vaasvormen op deze afbeelding laten duidelijk zien hoe zoo'n voorwerp ontstaat en moeten niet beschouwd worden als typen van mooie vaasvormen, daar de verhouding van lichaam, hals en opening van het grootste der drie niet gelukkig te noemen is, doch dienen enkel om aan te toonen, wat er met koper gedaan kan worden en hoever de rekbaarheid van dit metaal gaat. Om eenig denkbeeld te geven van de enorme moeite en tijd, die hieraan is besteed geworden, is het voldoende om even aan te stippen, dat bedoeld vaasje om tot die hoogte opgetrokken te worden, 97 keer in het vuur is gebracht en uitgegloeid moest worden om aan het metaal de noodige weekheid en smeedbaarheid terug te geven. Wel een bewijs van de groote liefde en toewijding voor zijn werk, om zulke proeven te nemen.
Wij die behooren tot een tijdperk, waarin nagenoeg alles door de machine wordt vervaardigd, kunnen het niet anders dan zeer verblijdend vinden, dat er een kunstenaar gevonden wordt, wiens streven het is te laten zien, dat er met enkel handwerk nog iets te vervaardigen is, wat door geen enkele machine kan bereikt worden en zoodoende het oude, voor een groot deel
| |
| |
verloren en in onbruik geraakte vak van metaaldrijven, wederom in eere te herstellen.
Afb. 6. - G.H. LANTMAN: Gedreven en geëmailleerde vogel.
Dit streven had tot gevolg, dat hij, om het maken en de wording der dingen te laten zien, reeds tweemaal op eene vaktentoonstelling werkte, (Amsterdam en Dordrecht), om het publiek een beteren kijk op het ontstaan van zijn werk te geven en daardoor meer liefde tot dezen tak van kunst op te wekken. Wel heeft dit op tentoonstellingen werken hem van verschillende zijden minder aangename bejegeningen bezorgd en werden hem met een schamper lachje alle mogelijke fraaie benamingen gegeven, doch deze handelingen waren gelukkigerwijze van geen invloed op zijn zoo lofwaardig streven.
Dit heeft hij er toch mede bereikt en is voor hem eene groote voldoening, dat hem door verschillende vakmenschen werd verklaard, dat zij door het
| |
| |
in't publiek werken van hem en besprekingen met hem, een beteren kijk hebben gekregen op hun vak en tot beter resultaten zijn gekomen.
Wanneer wij nu zijn werk over dit tijdperk van ongeveer 10 jaren beschouwen, dan treft het ons dadelijk, dat daarin drie perioden zijn waar te nemen.
Afb. 7. - G.H. LANTMAN: Vaas.
De eerste, dat zijn werk nog sterk onder invloed staat van de beide kunstenaars Cachet en Nieuwenhuis, de tweede, dat hij zich hieraan meer en meer ontworstelt en aan zijn werk een bepaald persoonlijk karakter geeft, terwijl de derde periode ons doet zien, dat hij door eene grootere volmaking zijner techniek, tracht zijne werkstukken uit zoo min mogelijk afzonderlijke deelen samen te stellen, liefst uit één stuk. (Pauw en Kraaghagedis).
In dit laatste tijdperk komen van zijn hand ook in lood geslagen en gedreven voorwerpen voor.
Ik vermeld dit als eene bijzonderheid, om reden genoemd metaal in de bewerking zeer veel afwijkt van de andere metalen, welke voor slaan en drijven gebezigd worden. Goud, zilver, koper, tomback en meer andere toch worden door de bewerking met hamer of pons van eene grootere hardheid, hetgeen vaak veel steun geeft bij het bereiken van verschillende vormen.
Het lood daarentegen blijft in de bewerking even week en kneedbaar en een gevolg daarvan is, dat het enorm veel moeilijkheden oplevert bij een eenigszins sterk gebombeerden vorm.
Een van zijn laatste werken op dit gebied is in mijn bezit n.l. een vaasje hoog 20 cm. waarop is gedreven de figuur van een kikvorsch, waarvan de kop een zeer respectabele hoogte boven het omgevend vlak van de vaas uitsteekt.
Uit dit tijdperk, van zooveel mogelijk de voorwerpen uit êén stuk te vervaardigen, zijn de afbeeldingen 6, 7, 8 en 9 prachtige voorbeelden. Figuur 6 een in tomback gedreven vogel, combinatie van een liervogel en een pauw, is op het gebied van metaal slaan en drijven een prachtig werk. De staart is à jour bewerkt (gehakt), terwijl de pauwveeren versierd zijn met drie kleuren email, zonder dat deze kleuren door metaaldraden van elkander gescheiden zijn. Het geheel is van eene zeer rustige voornaamheid.
De eenvoudige slanke vaasvorm van afb. 7 uit één stuk geslagen, getuigt van eene zeer grondige kennis van het materiaal en eene groote vaardigheid.
| |
| |
De kleine ronde geëmailleerde plaatjes op de ringvormige halsversiering geven een prettige nootkleur op de zoo voornaam bruine patina.
Afb. 8. - G.H. LANTMAN: Gedreven en geëmailleerde pauw.
Als eene vervolmaking van de hierboven besproken vogel is de pauw van afb. 8 te beschouwen. Het aantal afzonderlijke deelen is hier tot een minimum teruggebracht.
Het bestaat slechts uit drie afzonderlijke stukken metaal n.l. de staart, het lichaam en de vleugels uit één stuk en het voetstuk. Ook dit werkstuk is geheel opengehakt geworden en daarna geëmailleerd.
Hoe overrijk de staart ook bewerkt is, toch heeft hij eene prachtige eenheid weten te bewaren. Aan dit werkstuk heeft hij ongeveer een jaar gearbeid.
Het toppunt van techniek heeft hij wel bereikt in de kraaghagedis, rustende op een stuk rots; (afb. 9) een reuzenwerk mag het met het volste
| |
| |
recht genoemd worden. Bedoeld werk is geheel uit één plaat tomback opgetrokken en geslagen.
Het is bijna onbegrijpelijk hoe hij zonder zijn metaal stuk te slaan er zooveel van heeft tot stand kunnen brengen.
Ik geloof, dat het niet te boud gesproken is, wanneer ik beweer, dat wij nog van vele hoogstaande werken door dezen zoo veelbelovenden kunstenaar vervaardigd zullen mogen genieten.
Schoonhoven, Februari 1913.
F.A. Tepe.
Afb. 9. - G.H. LANTMANN:
Kraaghagedis, geslagen uit één plaat.
|
|