Onze Kunst. Jaargang 12
(1913)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Henri Evenepoel
| |
[pagina 13]
| |
les maîtres de la virtuosité le métier est impuissant à les maintenir à la hauteur de ces Byzantins malhabiles qui dans une tête difforme et mal construite de vierge, se sont élevés à un sentiment de l'idéal qu'on n'a pas dépassé’. ‘Je ne puis rendre, zegt Evenepoel verder, la manière profondément émotionnante et sympathique dont Moreau parle d'art. Il nous dit des choses tellement belles, on qui me semblent telles à moi que cela me produit toujours l'effet comme si j'allais pleurer’. HENRI EVENEPOEL: Henriette met den grooten hoed.
Dergelijke woorden, dergelijke uitstortingen van een nochtans zoo stevig en bezadigd kunstenaar, die den vorm zoozeer beheerschte, die zoo zeker was van zijne middelen, krijgen een meer dan gewone beteekenis. Hoevele | |
[pagina 14]
| |
schilders, zoo begaafd als Evenepoel, zouden zich niet enkel met hunne virtuositeit bevredigd hebben, en er alleen naar gestreefd hebben om het publiek te overbluffen. Voor dezen uitstekenden kunstenaar begint de kunst pas nà de krachtstukken van den virtuoos. HENRI EVENEPOEL: Koetsier; Parijs.
Er is een heele esthetische belijdenis in deze regels besloten. Maar Evenepoel predikt ook door de daad. Zelden ziet men ten onzent een schilder, die zoo zeer kunstenaar is in de ziel. Hij vergenoegt er zich niet mede, af te beelden wat hij ziet, maar hij kiest de belangwekkende vormen, die waard zijn om op het doek gebracht te worden. Hij wenscht ze niet enkel natuurlijk en levendig, maar welgeslaagd, harmonieus, elegant - hierdoor verstaan de bekoring die uitgaat van dingen, die zoo alledaagsch mogen zijn als men wil, en zelfs onbeduidend en grof - maar die gunstig werden voorgedragen. Hoe juist en sympathiek weet Evenepoel ons de doening der volkstypen weer te geven - de beweging der kinderen - de houding der Arabieren in Algiers. De kolorist is bij hem zoo fijngevoelig, zijn palet zoo fijngestemd en kleurrijk, dat hij er in slaagt onze belangstelling te wekken voor groote oppervlakten, waarin men geen schoonheid zou gaan zoeken. Zijn geestelijke bezigheden, zijn hooge beschaving, zijn omgang met verfijnde geesten, zijn degelijke lectuur - dit alles draagt er toe bij om hem te doen uitmunten in het portret. Al zijne gaven als psycholoog komen er tot uiting met een scherpte en een fluide, die hem de beste meesters in het genre doen benaderen. Hoezeer weet hij zijne sujetten te synthetiseeren en er het meest wezenlijke van weer te geven! Hij vat een heel leven, een heel karakter samen in een portret. Hij bepaalt er den stijl van, kiest de hoogste uiting, het meest sprekende oogenblik. De Spanjaard te Parijs, het portret van den | |
[pagina *5]
| |
HENRI EVENEPOEL: PORTRET VAN DEN HEER PAUL BAIGNÈRES.
(Kon. Musea voor Schilder- en Beeldhouwkunst, Brussel). | |
[pagina 15]
| |
Heer Charles Didisheim, dat van den schilder Baignères, ook geheeten het Roode Portret, zijn meesterwerken, die er toe bijdragen om een tijdperk te kenschetsen. Ook zijn eigen portret, met de zwarte haren, de levendige oogen is heel mooi en aantrekkelijk. Dit is wel het profiel van den geestelijke dandy, waarvan de tevens lyrische en bezonnen jeugd wordt aangetrokken door de groote vertooningen van het leven, maar tevens door de sluimerende en ververborgen krachten der natuur. HENRI EVENEPOEL: Werklieden der Seine.
Misschien zijn zijne kinderpotretten wel de bekoorlijkste van alle. We vermelden b.v. De Kleine Charles (1895 en 1899), Henriette met den grooten hoed, een meesterstukje. Sedert van Dyck werden er geen naïef-beschroomder, schalks-aanvalliger kinderportretten geschilderd. Men wordt niet moede van den Jongen Schilder in het Museum te Brussel, of de kleine met de Muziekdoos of het Koken-Eten-spelertje te beschouwen. | |
[pagina 16]
| |
Wanneer Evenepoel de wereld realistisch beschouwt, vervalt hij, edele natuur, niet in parodie of karikatuur. Zijne werkmanstypen zijn gezien met verteedering en mededoogen, met een gevoel van ware menschelijke solidariteit. Zooals P. Lambotte terecht opmerkt, laat de mondaine, wufte, schitterende, monumentale zijde van Parijs hem meer onverschillig dan het leven der nederigen, het doen en laten der handswerkslieden, de zwerftochten der werkeloozen, de met zwaren tred voorbijtrekkende werklieden. Het is gebeurd, zooals zijn biograaf vertelt, dat hij buiten de kerk gezet werd, waar hij, onweerstaanbaar aangetrokken door de tragische schoonheid der groepen noodlijdenden, flink aan het schetsen was gegaan, alsof hij in zijn atelier ware! Maar wat grootheid zonder grootspraak ligt er niet in zijn Werkman der Seine, dragende den rooden gordelsjerp der aardewerkers! En op zijn groot doek in het Luiksche Museum, Zondag in het Bois de Boulogne, wat aardig idyllisch groepje: de kurassier met zijn liefje in licht toilet; hij zwierig en dapper, zij eenigszins beschroomd onder de glimlachende blikken der wandelaars. Op deze zeer belangwekkende tentoonstelling bewonderde men ook de door Evenepoel uit Afrika medegebrachte doeken en studies: smakelijke werken, frisch en vroolijk van kleur, uitstekend ineengezet, overvloeiend van leven: Bedelaar te Blidah, Aankondiging van het Negerfeest te Blidah, Dansende Negers, Arabisch Plein te Blidah, enz, Vermelden we ten slotte, onder de kapitale doeken die we hier aantroffen, De Loge en Aux Folies Bergères. Georges Eekhoud. | |
[pagina *7]
| |
HENRI EVENEPOEL: ZONDAG IN HET BOIS DE BOULOGNE.
(Museum van Schoone Kunsten, Luik). |
|