| |
| |
| |
| |
Kunstberichten (van onze eigen correspondenten)
Uit Antwerpen
Aze ick kan
De jaarlijksche tentoonstelling van deze vereeniging is deze maal zeer onopgemerkt voorbijgegaan. De gehalte van het bijeengebrachte werk was ook doorgaans zeer middelmatig en de indruk die men meedroeg alles behalve opwekkend. Een gevoel van koude, van sikkeneurigheid, van armoede ook, ging uit van meest al deze pogingen, die men niet slecht mag noemen, noch evenmin doodzwijgen - zij getuigen immers doorgaans van zooveel goeden wil! - maar waarin men tevergeefs zou zoeken naar éen temperament dat u aangrijpt, of dat u alleen maar behaagt door zijn meer dan alledaagsche persoonlijkheid. Wat een zware last van moedeloosheid weegt over al die nog jonge menschen! Sommigen schijnen hopeloos onmachtig, - of was hun werk alleen ditmaal het product van een slecht voorbijgaande malaise? Laat het ons hopen! Velen immers onder hen zijn begaafd, en lieten ons bij vroegere gelegenheden heel wat meer verhopen dan zij ons deze maal te zien gaven. Dat zij zich hervatten, dat zij zich ontmaken vooral van die drukkende atmosfeer, van laksheid, van zenuwloosheid, van zich-maar-laten-gaan, waarin zij allen verdwaald zijn. En dat zij zich vooral niet op sleeptouw laten nemen door half-talenten, die door burgerlijken wansmaak een bedenkelijke en zeer tijdelijke beroemdheid verwierven. Nein! nicht solche Töne, Brüder, sondern lass uns andere anstimmen!
| |
Camille Lambert,
wiens werk we zelden te Antwerpen zien, hield nu eene tamelijk groote tentoonstelling in de zaal Forst. Bekoorlijk zijn al deze kijkjes in een poeslieve wereld van aardige, gichelende jufjes, die backfischachtig en behaagziek dartelen en spartelen in de schuimende, sprankelende, parelende weelde van zonneschijn en zeewater, of die - moderne meerminnen - in een lascieve achteloosheid haar gracieuse leden laten streden door de golven en de gouden warmte der zomersche stranden. Maar - oh wee! - wat is dit alles ook oppervlakkig! Men zoekt er vruchteloos naar een mensch, naar een diepvoelende, geëmotioneerde ziel van een waarachtig kunstenaar. Knap! Oh zéér! Van een verbluffende, bijna angstwekkende knapheid zijn al deze dingen, die men geamuzeerd voorbij drentelt, maar die op den langen duur ergerlijk worden door hun ál te luchtige, ál te vluchtige gracie. Men krijgt er dra genoeg van. Ze worden vervelend. En men gaat zich de vraag stellen of het niet veeleer jammer is dat een schilder van zoo ongewone virtuoziteit, zijn talent - want talent heeft hij, als weinigen! - verspillen wil aan dergelijk geflikflooi, dat maar al te klaarblijkelijk berekend is op een gemakkelijk maar gevaarlijk succes. Want dat Lambert, met de heusch zeer benijdbare middelen waarover hij beschikt, ons werk van meer duurzame waarde zou kunnen schenken, dit bewijst immers ten volle een schilderij als die Noceurs à Ostende, een waarachtig zeer origineel werk, waarbij al het andere als aardig, maar tamelijk nutteloos tijdverdrijf
| |
| |
wegzinkt. Wil dit nu zeggen dat wij het afkeuren dat deze nog jonge kunstenaar zijne modellen in deze omgeving ging zoeken? Het ware onzin zooiets te beweren: de keus van het onderwerp doet hier, evenals altijd, volstrekt niets ter zake. Maar we zagen veel liever Lambert zijn vizie's uitdrukken desnoods met minder knapheid maar met wat meer bedachtzamen ernst, en zijn opgedane impressie's wat meer laten bezinken. Schilderijen als die enkele doorgaans kleine doekjes Hooge Tij, Vóor den Oceaan, Vóor den golf breker, toonen ons dat Lambert, ook al blijft hij langs dezen kant zijn inspiratie zoeken, bekwaam is meer te geven dan louter mondaniteiten, weergegeven met een zeldzame handigheid, maar die door haar leegheid, doorgaans geen blijvend en indruk achter laten.
| |
Ch. Victor Hageman
Wat is na veel onmachtig gebazel of blufferig, onernstig gedoe, deze schilder een verblijdende, sympathieke verschijning! Zijn tentoonstelling in het Kunstverbond was een der voornaamste kunstevenementen van dit drukke seizoen. Grootendeels waren, voor wie de groote tentoonstellingen van de laatste jaren met aandacht volgde, deze werken bekend, maar belangrijk was dit salon, omdat het vereenigde de synthese van een gansch oeuvre, omdat het vertegenwoordigde een afgeteekende periode in de evolutie van een artist, die door noesten arbeid tot een verbazende ontwikkeling van zijn talent, door een gedurige verdieping zijner vizie tot een ongewone psychologische kracht geraakte. Deze tentoonstelling is van beteekenis in het artistiek leven van Hageman: met haar wordt afgesloten een periode, op het oogenblik dat de schilder op een keerpunt gekomen, ons waarschijnlijk een andere zijde van het leven toonen gaat. Welke glorieuze verrassingen staan ons te wachten?
Men heeft dezen schilder dwaselijk van eenzijdigheid beschuldigd, omdat hij zich met voorliefde keerde tot zeer bizondere typen: joden, landverhuizers, hindoe's. Maar wie als hij uit dit vreemde exotische leven alles haalde wat er in lag, er de gansche diepe, verborgen ziel van ontdekte en uitdrukte, er de grootsche algemeene menschelijkheid van zag, en in zijn werk omzette tot schoonheid, die is een kunstenaar van meer dan alledaagsche beteekenis. Geen uitzonderingskunst is deze, maar het leven zelf in al zijn aangrijpende tragiek, samengevat, gesynthetiseerd zooals alleen eenige zeldzame, innig-voelende, sterk-willende, stoer-ernstige kunstenaars het nog vermogen.
Want is b.v. deze Zoogende landverhuizersvrouw niet een monumentaal figuur, geen aangrijpend symbool van moederschap? Is deze Esther niet het typische beeld der Israëlietische vrouw, de concrete verpersoonlijking van een ras? Draagt deze Hindoe, met zijn vreemd-schoonen, fijnen kop, niet de gansche uitdrukking van zijn tot verval geraakte prachtig volk? En zijn deze drie symbolen niet vol van een algemeene, roerende, menschelijke karakter?
Ik noem slechts deze drie werken, omdat ik aan de verleiding weerstaan moet den bewonderenswaardigen artist die Hageman is te doen uitkomen in die vele andere werken, waarin hij telkens een deel zijner machtige emotie in een schoonen vorm heeft neergelegd. Want ook op technisch gebied zijn deze schilderijen bewonderenswaardig: kloek gebouwd en scherp geteekend zijn deze figuren, in een kleur die stemmig en dieptonig, maar steeds zeer harmonieus blijft.
Op dit oogenblik heeft Hageman Antwerpen verlaten om zich te Brussel te vestigen. Men heeft hier de diepe beteekenis van zijn kunst niet begrepen, en hij bleef als vele anderen steeds verstoken van alle waardeering. Zal het hem elders, wat dit betreft, beter gaan? Het is te hopen, schoon wij met eenige bitterheid betreuren mogen, dat weer eens te meer een groot Antwerpsch kunstenaar elders den moreelen steun ging zoeken waarop hij recht had, en dien men hem hier onthield. Maar laat ons tevens niet vergeten dat Hageman een van die sterke karakters is, die aan alle officieele erkenning den brui geven, om alleen de verwezenlijking van hun droom te benaderen.
| |
| |
| |
Het kunstverbond
sloot met eene tentoonstelling van pastels en teekeningen zijn drukke, welgelukte winterwerking. Het waren alweer dezelfde kunstenaars die hier den toon aangaven, en door werk van waarde aan dit salon belang kwamen bijzetten: Richard Baseleer met een reeks zeer fijne, delicate pastels, Studies van de Beneden-Schelde, uiterst teere, verrassendjuiste annotaties van lucht en water, wolken lichteffecten boven de eindeloosheid van den breeden stroom. Wat een wijdschheid, wat een heilige kalmte nu eens, wat een jubel een andere maal, weet Baseleer telkens in die kleine, maar zeer precieuse werkjes te leggen! Jakob Smits met een groote roodkrijtteekening, De Brief, en een reeks teekeningen van typen en intérieurs, allen hoe klein van afmeting ook soms, toch vol van die karakteristieke grootheid die het werk van dezen meester bijna altijd onderscheidt; Charles Mertens, wiens studies voor het zolderingdecor van de Vlaamsche Opera zeer belangrijke documenten waren voor het leeren kennen van de decoratieve zijde van zijn talent, naast de aristocratische kleurdistinctie van b.v. dit zeer mooie Kinderportret; Emil Vloors, wiens reeds dikwijls geziene vrouwenportret Het groene medaljon, een typisch specimen is van de gracieuze kunst van dezen schilder, die in knap bewerkte portretten, zich vermeit in aardige kleurcombinaties; Walter Vaes, die van zijne kleine pastels, zichten uit Venetië en elders, kostbare kleinoden maakte, waarin hij al de pracht van een oud, verweerd stedenzicht, of van een dieptonig nijverheidsland uitdrukte met de soberheid van middelen en de superioriteit van vizie die hem eigen zijn; Eug. van Mieghem, die ook hier eenige zeer goed gekozen voorbeelden toonde van zijn zoo eigen interpretaties van het leven der havenstad.
Verdienstelijk werk was er verder van Floris Jespers (werkelijk zeer aardig die kleine maaneffecten van de Beneden-Schelde), van Ger. Baksteen, René Bosiers, A.L. Koster, Frans van Leemputten, René Lombaerts en A. van de Velde.
| |
In de zaal forst
verzamelde de schilderijen-handelaar Campo een zestigtal dingen, meest allen van zeer bedenkelijke mediocriteit, waar tusschen alleen, naast een kleurrijke schets van N. Diaz, De gelukkige Familie, en een van Monticelli, De Dame in het Bosch, een schilderij van Frans Courtens Aan de Zuiderzee, en een niet onaardige schets van Hendrik de Brackeleer, Binnenplaats, de aandacht trokken.
Ary Delen.
| |
Uit Brussel
Tentoonstelling ‘Pour l'Art’
Dit is een der oudste, tevens een der degelijkste onzer kunstenaarsgroepen, waaronder hooge figuren als Fabry en Rousseau de tradities eener kunst-aristocratie hoog houden en bluffers, lawaaimakers en broodschilders, angstvallig worden geweerd. Elke tentoonstelling is altijd uitstekend ineengezet en mogen het al niet alle meesterwerken wezen, het geheel geeft toch steeds den indruk van een eerlijk en oprecht schoonheidsstreven.
Op deze jongste tentoonstelling had Emiel Fabry vijf prachtige composities ingezonden, waarvan drie tot het allerschoonste werk mogen worden gerekend. De Muziek, de Plastiek en de Harmonie. In deze tijden van plat realisme, van karikatuur en waardelooze improvisatie, is Fabry een dier zeldzame kunstenaars, die werken voortbrengen welke naast die der groote Ouden, waard zijn om bewaard te worden door het nageslacht. Hij is een idealist, die ons zijn droomen en aspiraties vertolkt, door hun het machtigste aller prestiges, dat der kunst te verleenen.
Victor Rousseau, de beeldhouwer, een ander zuiver artist, had prachtige bustes en tegelijk héel delicate en toch indruk wekkende bronsjes ingezonden, klein van verhouding, maar niettemin grootsch door de kracht, de intensiteit en de poëzie, die er in lag.
| |
| |
Onder de overige, het meest bewonderde en verdienstelijkste werk, noem ik een Avond van van Holder, een prachtig geschilderd doek, - van een innigheid - een diepte van gevoel, dat weinig schilders, altijd verondersteld dat hun streven nog in die richting gaat, - vermogen te bereiken.
Oleffe en van de Woesteyne hebben beide talent - een feit waarvan men hen onafgebroken verzekert, maar we wachten nog steeds - van den een als van den ander, een werk, waarin zich dat talent op aangrijpende en tegelijk overtuigende wijs zal openbaren. Evenals vele andere rijk begaafden, geven ze ons altijd den indruk van een koortsachtig opdrijven hunner krachten en een zich versnipperen in schetsen en studies. Camille Lambert bezit eveneens vele gaven, durf en een groot talent, wij zouden hem onderwerpen willen toewenschen, meer hemzelf en die gaven waard! Wanneer zal eindelijk onze hedendaagsche kunst ophouden om de mode en den smaak der menigte te streelen? In dit opzicht hebben de Boerinnen van Firmin Baes, een lofwaardige uitzondering gemaakt op den algemeenen regel. Hij geeft aan onze landelijke bevolking hun aangeboren adeldom weer. Die frissche en gezonde kinderen van den bodem, zijn eens een aangename afwisseling op de grimassen trekkende snuiten, waarmee sommige zoogez. realisten onze droomerige, stemmingsvolle velden en vlakten willen bevolken. De verbeelding en de levendige geest van Amédée Lynen, trekken mij mede altijd bijzonder aan, want zijn vroolijkheid ontaardt nooit in parodie of sarcasme en zijn uitgelatenste tooneelen blijven toch altijd bevallig, voornaam en sympathiek. Prosper Colmant blijft mede altijd aantrekkelijk omdat zijn kunst streeft naar een edel doel, dat hij met elk werk dichter nadert. Boven al de overigen munt echter de Liersche meester Isidoor Opsomer uit, die bij voorkeur de mooie hoekjes uit zijn schilderachtige geboortestad en haar omstreken weergeeft en de ingenomenheid van den kunstenaar met zijn onderwerp in zijn werk doet gevoelen. De oevers van de Nethe hebben in hem hun bezielden zanger gevonden. Naast stukken als de Meimaand, maken de rumoerige doeken onzer luministen op ons altijd den indruk van knappe instantanés. Voegen we hierbij dan nog de namen van
den beeldhouwer Pieter Braecke, van Wolfers, d'Havelooze en de Haspe, dan hebben we de beste exposanten in dit kleine Salon van Voor de Kunst genoemd.
| |
Louis Titz
is een der teederste vertolkers van, ik wil niet zeggen onze doode steden, want deze benaming, het eerst door de ziekelijke verbeelding van George Rodenbach gebruikt en sedert vele malen misbruikt, passen niet op onze lieve, ingetogen, lachende, sluimerende stadjes, als bijv. Diest en Dendermonde, die moeilijk een waardiger, aantrekkelijker vertolker zouden kunnen vinden dan juist Titz. Zooals hij ze ziet, doen ze ons aan als de aardige, gezellige verhalen van heel oude menschen, die zich gaarne verdiepen in herinneringen van het verleden en van hun jeugd. Zoo doet Titz ook die lieve, oude stadjes spreken en in tegenstelling met zijn kunstbroeders verdiept hij zich liever in het aartsvaderlijk intieme dan in de tragische geschiedenis er van. Vandaar de glimlach op zijn grachtjes, in de hoekjes van zijn Begijnhoven, zijner bochtige reitjes en kromme steegjes. Het is een allerbekoorlijkste en héel personeele kunst. Het aantal zijner bewonderaars breidt zich dan ook steeds meer uit en zijn jongste tentoonstelling is een der best geslaagde van den geheelen winter geweest.
| |
Henri Anspach,
een jonge Luiksche kunstenaar, heeft laatst een belangrijke tentoonstelling in den Kunstkring gehad, waarbij hij zich als een ontroerd en getrouw vertolker van de landschappen in het Walenland geopenbaard heeft. Van deze plekjes geeft hij vooral met groote sappigheid van koloriet en groote levendigheid, de blijde gratie, het grillige, steeds wisselende licht en de eigenaardige tegenstellingen weer, gedurende de meest glorieuse, stralendste uren. Mooie kijkjes op de Maas en de Ourthe geeft hij, zich verliezend in de deiningen van den horizont en zelden ziet hij ze in de scha- | |
| |
duw, bijna altijd in de zon! Anspach is een jong en gelukkig schilder, wiens onverstoorbaar goede luim het meest in overeenstemming met de zon is, als ze zijn geliefkoosde velden en vliedende vlakten bestraalt.
We hebben tevens zeer zijn teekeningen in zwart krijt bewonderd, met een losheid en kranigheid van toets, die uitstekend bij het eigenaardig type van de landstreek passen.
| |
In den kunstkring te Laeken
Een belang inboezemende poging tot artistieke decentralisatie, heeft te Laeken plaats gehad. De jeugdige kunstenaars der koninklijke residentie, hebben terecht gemeend dat de aantrekkelijkheid van het aardige plaatsje, met zijn mooie, groote parken en breede pleinen en lanen, dat zich zoo gunstig van onze doodsche huizen en steenen woestijnen onderscheidt, door wat kunstleven en beweging nog veel zou winnen. Daartoe openden ze hun Kunstkring met een belangrijke tentoonstelling, waaraan door reeds beroemde ouderen als Colmant en Merckaert deelgenomen werd en waar nieuw aangekomenen als Van Looy, Spaelant, Counhaye, Van Extergem en Landuyt, zich van gunstige zijde hebben doen kennen.
| |
Leon Frédéric
In afwachting van een meer uitgebreidde studie, die ik mij voorstel meer speciaal aan dezen, een der grootste en meest oorspronkelijke Belgische meesters te wijden, vermeld ik het buitengewoon succes, dat onlangs door hem in den Kunstkring behaald is. Zijn doeken werden vlijtig door de liefhebbers gekocht. Dit overigens volkomen gerechtvaardigd succes, verwonderde ons niettemin eenigszins en deed ons met weemoed terugdenken aan den tijd, toen de schoonste en aangrijpendste scheppingen van den meester, den weg terugvonden naar zijn atelier of door den vreemde werden weggekaapt. Zoo kwam het Luxembourg o.a. in 't bezit van de Leeftijden van den Boer, een Drieluik - een der schoonste picturale scheppingen van den laatsten tijd. De werken die Frédéric ditmaal in den Kring ingezonden had, stonden niet volkomen op gelijke hoogte en juist daardoor gingen ze als de kooplui zeggen, wellicht gemakkelijker van de hand. Allen echter onderscheidden ze zich door Frédéric's gewone frischheid en hoogst oorspronkelijke wijze van zien en handhaaft hij altijd zijn naam als onafhankelijk kunstenaar. Nooit wacht hij van iemand bevelen af of volgt een ander na. Langzaam stijgend is hij toegenomen in aanzien en kracht en heeft hij zich weten te doen gelden door zijn enkele wilskracht en zijn geloof in zichzelf.
| |
Georges Lemmen
is evenzeer een eenzaam strever, een koppig en hardnekkig werker, wel zeer duidelijk te onderscheiden van het heirleger onzer kunstnijveraars, die ons met hunne waar komen overstroomen. Er bestaan weinig meer gewetensvolle kunstenaars. Niet alleen is hij altijd zichzelf gebleven, maar steeds heeft hij zich zelf hernieuwd - streeft naar iets noch nie da gewesens en naar grooter volmaking. En nu is eindelijk dit talent tot stralende rijpheid gekomen! Letterlijk alles heeft hij vóor zich: zijn teekening, zijn kleur, zijn wijze van samenstellen, zijn teedere voornaamheid. Hij munt evenzeer uit in het Stilleven en in het Portret. Hoewel de invloed van het Fransch modernisme niet geheel vreemd aan zijn kunst is gebleven, heeft hij zich dit modernisme eigen gemaakt zonder er, zooals bij vele anderen het geval is, de bedeesde en nederige dienaar van te worden en zegepralend maakt hij het nieuwe streven aan zijn eigen aspiraties en zijn eigen temperament ondergeschikt.
Zijn tentoonstelling in de Galerie Giroux was een gebeurtenis! Evenals bij Frédéric zijn de kooplui en de mode zich eindelijk met hem gaan bemoeien. Des te beter, want kunstenaars van zijn kracht zijn wél bestand tegen het dronken makende van het succes en blijven standvastig bij vóor-, zoowel als bij tegenspoed.
| |
Alfred Verhaeren
is eveneens zonder eenige kwestie een onzer schoonste schil- | |
| |
ders en weinigen bezitten een zóo schitterend, zóo veelvormig, zoo rijk palet als hij en de armzaligste huizen en krotjes worden door zijn hartstochtelijke kleuren, tot verblindens toe verrijkt en verlicht. Hij is de medewerker van de zon en in dit opzicht is hij aan de Braekeleer en Stobbaerts verwant. Hij geeft voor goed een kras door de uniforme grauwschildering, waartoe het impressionisme de schilderkunst scheen te hebben gedoemd. Onder de vele kladverwers is hij een schilder. Zijn rood, zijn groen, zijn blauw, zijn als gedrenkt in licht en stralen als zoovele edelsteenen en naast hem komen onze zoo gezegde luministen ons verdronken, schemerig en nevelachtig voor en hun zoogezegd licht is, om een mooie uitdrukking van Heinrich Heine te gebruiken, waar hij slecht vertolkte poezie parodieert, als een ‘ausgestopfter Mondstrahl!’.
| |
Paul Dubois
had in den Kring een geheel zijner bevalligste werken ingezonden, die geheel vreemd waren gebleven aan alle gewildheid of dwang. Hierdoor heeft hij zich een eigenaardige plaats onder onze beste beeldhouwers verzekerd, die evenals onze schilders maar al te dikwijls zijn geneigd om kracht met brutaliteit en slordigheid met natuurlijkheid te verwarren. Stukken als de Bloemslinger, de Zomer, Inspiratie, Moeder en kind, zijn wonderen van sereniteit en wel overwogen, wél tegen elkaar opwegende harmonie. Doch lang te voren reeds had Dubois, de aandacht der fijnproevers op zich gevestigd.
| |
Le Lierre (de klimop) in de zaal boute,
een onzer jongste Kunstkringen, heeft ons dezen winter, naast al te talrijke schetsen, enkele mooie en sommige zelfs zeer geslaagde werken van Servais, Seghers, de Clercq, Piet Stobbaerts, Huyghens en Jacqmotte gebracht.
G.E.
| |
Uit Leiden
Leidsche kunstvereeniging Dirk Nijland
De waarde van het doorgezet zoeken van dezen teekenaar is thans te bepalen naar de resultaten welke deze volledige tentoonstelling biedt. Trots miskenning aanvankelijk heeft Dirk Nijland koers gehouden in de richting welke met het Fransche neo-impressionisme in het nauwste verband staat. En niet te ontkennen is: Dirk Nijland heeft er de ziel geheel van begrepen, het gevoel er gansch van vast. Zijn Halte van den trein is een oorspronkelijk staal van nuchter aanschouwde werkelijkheid, scherp en sterk gesteld, superieur aan de landschappen, zelfs aan de meest geslaagde, waarvan het Dordtsche Museum er een bezit. Uit de verschillende tijdstippen van 's schilders levensloop biedt deze uitvoerige tentoonstelling arbeidsproeven. Er zijn dus de, aan Japansche houtsneden herinnerende zwartkrijt krabbels, rivier en zeegezichten schier allen, uitgewerkte teekeningen als van den pastorietuin en voorts de olieverf doeken, waar minutieus en nauwkeurig, landschappen zijn in beeld gebracht, overdacht en als uit een zinvol overpeinzen geboren en in zooverre, al ontbreekt de overgave van een schilderssentiment, niet zonder stemming.
Alb. de Haas.
| |
Personalia
P. Joz. van den Gheyn S.J. †.
Een gevoelig verlies leed de wetenschap in het afsterven (30 Januari 11.) van den geleerden hoofdconservator der Koninklijke Bibliotheek van België, den pater Joz. van den Gheyn, die in 1909 wijlen den heer Hymans opvolgde. Zijn veelzijdige kennissen en zijn wijdloopende werkzaamheden kunnen wij hier niet breedvoerig uiteen zetten. Maar een beknopt overzicht van het reusachtige werk van dezen uitzonderlijken man zal
| |
| |
alleen reeds volstaan om te doen inzien dat met hem verdween een der schoonste figuren van dezen tijd.
Pater J. van den Gheyn, naar eene onlangs uitgevoerde fotografie.
Phot. Pardon, Brussel.
Hij werd geboren te Gent op 24 Mei 1854. Zijn vader, leeraar van scheikunde aan de Hoogeschool aldaar, plantte hem de liefde in voor de wetenschap. Reeds vroegtijdig, nl. in 1888 trad hij op als medewerker van het genootschap der Bollandisten, en was tegelijkertijd werkzaam als leeraar, geschiedschrijver, ethnograaf, philoloog en hagiograaf.
De ontzaglijke arbeid, vereischt voor de hem opgedragen uitgave der Acta Sanctorum, was hem geen beletsel om in 1896 het ambt van Conservator van de handschriften der Koninklijke Bibliotheek te aanvaarden. Daar was hij voortdurend in de gelegenheid aan de kunstgeschiedenis onschatbare diensten te bewijzen. ‘Met vaderlijke bezorgdheid en vaderlandschen trots’, zoo schreef een zijner verdienstelijkste en trouwste medewerkers, de heer Emiel Wagemans, ‘zag men hem, in de bestendige uitstalling, vóor het oog van den betooverden toeschouwer, de onovertroffen miniatuurhandschriften open vouwen, waaraan onze oude Vlaamsche meesters de wonderen van hun penseel toevertrouwden. Met een schrander vooruitzicht wist hij aanhoudend de verzameling te verrijken en kon hij aldus onder meer de belangrijkste handschriften uit de boekerij van Sir Thomas Philipps, te Cheltenham, aanwerven. Door bijzondere werken op miniatuurgebied, riep hij de aandacht der kunstwereld op de voortreffelijkste pronkstukken zijner afdeeling, en zond deze bereidwillig ter bewondering naar vele belangrijke tentoonstellingen.
Doch meest van al droeg daartoe bij zijn standaardwerk, de groote Kataloog der Handschriften: in een afdeeling waar alles te doen was, dierf hij het aan eene volledige nieuwe beschrijving en indeeling op te stellen van al de handschriften die in de oude inventarissen meer dan 25,000 nummers beslaan; hiervan verschenen jaar op jaar, negen lijvige boekdeelen die de bewondering van alle bibliografen afdwingen.’
Van zijn meest belangrijke heruitgaven
| |
| |
van oude miniatuurhandschriften uit de Koninklijke Bibliotheek, kunnen hier vermeld worden Le Psautier de Peterborough en Le Bréviaire de Philippe le Bon.
Tot het laatste oogenblik heeft pater van den Gheyn zich opgeofferd voor de wetenschap, en verliet slechts zijn post, wanneer de ziekte, die hem sinds lang ondermijnde, hem alle werk onmogelijk maakte. Als geleerde laat hij een leemte achter zich, die bezwaarlijk weer aan te vullen is. Van den mensch bewaren allen die hem gekend hebben, een uitmuntende herinnering.
In zijn betrekking van hoofdconservator der Koninklijke Boekerij, werd hij opgevolgd door den Benediktijner Dom Berlière, als conservator der handschriften door den heer E. Bacha.
A.D.
| |
Varia
Wijlen staatsminister Aug. Beernaert vermaakte bij testament zijn verzameling oude en moderne schilderijen aan de steden Brussel, Antwerpen, Brugge en Oostende, die achtereenvolgens voor hare musea tien werken zouden mogen uitkiezen. Tot nu toe hebben Brussel en Antwerpen haren keus gedaan.
Brussel nam voor haar deel de volgende werken: van een navolger van van Dijck, een Sint Sebastiaan; J. van Oost, Portret van een magistraat; Jan Stobbaerts, Een Stal; Meissonier, Een Huzaar (studie); Fourmois, Dauphiné (landschapstudie); F. Lamorinière Landschap; Jakob Smits, Vrouwenhoofd; Jan Fyt, Vogels door honden opgejaagd: Victor Hageman, Twee groepen.
Antwerpen koos: Albrecht de Vriendt, De Ring; H. Boulenger, Badende Vrouw; H. Staquet, Kapel (akwarel); L. Titz, Brugsche Kade (akwarel); Binjé, Stadsgezicht (akwarel); Am. Lynen, Het Proces-verbaal (akwarel); Ravenstein, Vrouwsportret; Vlaamsch meester van de xvie eeuw, Terug van de vischvangst; van Delen en Palamedes, Praalgebouwen; Vlaamsch meester xviie eeuw, Vastenavond op het ijs.
Wij hebben op dien laatsten keus voorloopig niets af te wijzen, en wachten voor de nadere bespreking van deze schilderijen het oogenblik af waarop ze, na den dood van Mevrouw Wwe Beernaert, in de verzamelingen van ons Museum zullen worden opgenomen. Alleen kunnen wij niet nalaten zonder meer deze vraag te stellen: welke reden heeft de beheerraad van het Antwerpsche Museum gehad om de zonder eenigen twijfel meesterlijke akwarel van Jakob Smits De Discipelen van Emmaüs niet te kiezen? Wij mogen het alleszins betreuren dat men deze uitmuntende gelegenheid heeft laten ontsnappen om gratis een zeer representatief werk te bekomen van dezen kunstenaar die - wonderlijk genoeg! - tot nu toe in ons Museum niet vertegenwoordigd is.
Het schilderij zal nu waarschijnlijk het museum te Brugge gaan verrijken.
A.D.
De afdeeling der beeldende kunsten in de Wereldtentoonstelling te Gent zal een zeer compleet beeld geven van de hedendaagsche Belgische schilderkunst. De volgende artisten werden door de jury uitgenoodigd een representatief ensemble van hun werk in te zenden: Rich. Baseleer, Albert Baertsoen, Georges Buysse, Emile Claus, Henry Cassiers, Frans Courtens, Ciamberlani, Jean Delvin, A.N. Delaunois, A Donnay, De la Hoese, Jean Delville, de la Laing, James Ensor, Léon Frédéric, E. Fabry, V. Gilsoul, Frans Hens, A. Heymans, Ch. Hermans, F. Khnopff, E. Laermans, G. Lemmen, Ch. Mertens, X. Mellery, C. Montald, A. Marcette, Aug. Oleffe, Alice Ronner, Th. van Rysselberghe, Jakob Smits, J. Stobbaerts, Al. Struys, A. Verhaeren en E. Wauters.
|
|