| |
| |
| |
| |
Kunstberichten
(van onze eigen correspondenten)
Uit Amsterdam
Tentoonstelling van schilderijen door Anton Dirckx in de kunstzaal van Delden december 1912
Bloemenserre, La Richesse des Fleurs, Bloemen in de Duinen, Lentepracht, Bloemenhof en Bloemenpad... ziehier eenige namen van schilderijen, die u iets voortooveren van de schoonheid, die Anton Dirckx zocht... én vond. Zulke schoonheid uit de verf te halen, 't lijkt zoo simpel en 't is zoo moeilijk: hoeveel vrouwen hebben de bloemen innig lief, en toch, hoe weinige kunnen ze zoo schilderen dat daaruit haar liefde blijkt, - door kunst geadeld. Dát is juist de moeilijkheid: het gevoel aesthetisch te verfijnen.
Anton Dircks ziel niet de bloemen afzonderlijk, zoo, dat ze in haar type en karakter voor oogen staan, maar, verzot op haar kleur en weelde van bloei, zoekt hij haar overdadige veelheid en bontheid op in de natuur, of, waar deze nog niet overdadig genoeg is, in serres en bloemengaarden. De groote Azalea-serre der Rotterdamsche diergaarde heeft hij gezien als een ontzaggelijke ‘zwerm’, als een lichte ‘wolk’ van bloemen. Een doek van enorme afmetingen getuigt van zijn pogen. Volmaakt geslaagd is hij wel niet, maar toch dwingt zijn arbeid eerbied af. Beter geslaagd is hij in zijn bloesemende landschappen, waar 't licht van zon en zomer iets feestelijks heeft. Groote lichtwerking verkrijgt hij door talrijke kantlichten op de dikke verfschubben. Soms zijn de bloemen als 't ware geboetseerd in de verfpâte. Dat de schoonheid overal ‘uit de verf’ gekomen is - zooals boven gesteld werd - mag niet beweerd worden, maar wel een wonder is 't, dat het den schilder gelukt is met zulk een werkwijze een ‘realistisch luminisme’, om 't zoo eens kras te zeggen - in iederen verfklodder een bloem of een bloemtros boetseerend, niet alleen licht, maar zelfs hier en daar bloesemende licht-schittering vol schoonheid uit de verf te halen. Dat hij zich meer dan eens vergist of zich met een ten naastenbij vergenoegt is te wijten aan een nog onzuiver kleurgevoel. Dat hij echter zijn smaak meer en meer op zijn reizen wist te ontwikkelen, toonen enkele Fransche en Italiaansche landschappen, waarin een zuidelijk luminisme met een Nederlandsch realisme, wonderlijk goed blijkt samen te gaan, verlevendigd als beide blijken te zijn door een zweempje van romantiek.
Blauwe meren, zonnige luchten, bloesemende of veelkleurige landschappen, - veel hiervan, al is 't soms maar even aangeduid, is niet noodig, om de illuzie van iets schoons te wekken. Dat déze toerist eene kunstzinnige ziel als metgezel had, stemt ons dankbaar.
| |
Tentoonstelling van schilderijen door mej. Lizzy Ansingh, G. van Nifterik, A. Briët en S. Garf, Benevens van eenig beeldhouwwerk van Tjipke Visser in den Larenschen kunsthandel december 1912
Met haar poppen-schilderijen heeft Mej. Lizzy Ansingh veler harten veroverd. Niet alleen
| |
| |
‘harten’ - te weten de harten van groote menschen die kinderen blijven, - maar zelfs ook ‘geesten’, en wat nog het meest zegt: zelfs de moeilijkst te veroveren geesten: die der critici. Van al haar poppen-comedies, want ze spelen alle heel typisch haar rol, heeft dan Het gele Gevaar het meest gezegevierd. Het gele Gevaar heeft Frankrijk, heeft heel Parijs veroverd. Tout Paris - dat zijn dan eenige tientallen, maar deze vertegenwoordigen dan ook Parijs en meer dan Parijs, d.i. de wereld - sprak een klein tijdje van ‘les poupées de Mlle Ansingh’. Toen wentelde de wereldgolf over Parijs weer duizendmaal heen en duizendmaal kwamen weer andere namen, andere comedies, andere gevaren. Maar toch kreeg tout Paris even een blijden schrik - de kunst verblijdt altijd - door ‘le Péril jaune’, de groote ‘bébé japonais (ou chinois?)’, die de verschillende Europeesche bébés van 't tooneel af kijkt, zoo, dat zelfs Arsène Alexandre in de Figaro ervan spreekt. Zóó erg is de opzet eigenlijk niet. Maar wat een levenswijsheid, - waar zeker een greintje humor door gemengd zal geweest zijn, - van de schilderes om juist daar mee te Parijs te verschijnen! Zij mócht dit: om haar buitengewoon kleurgevoel en bijzondere schildersverfijning; terwijl zij zelfs een psychologische kern weet te leggen in haar poppen-tooneeltjes De Ongenoode Gast, de Princessen, de dansende Poppen: ze zijn zelf meer dan wat ze schijnen. Ook als portret-schilderes heeft zij verdienste. Enkele zwakke stukken tusschen het 21-tal tentoongestelde doen blijken, hoe zeer zij is vooruit gegaan in weinige jaren!... Au revoir in Amsterdam... et à Paris!
G. Van Nifterik had wijzer gedaan als hij zijn werk - een 46-tal schilderijen - niet ten toon gesteld had in de nabijheid van het van kleur-zuiverheid en -verfijning getuigende werk van zijn kunstzuster. Hij heeft vaak een paarse kleur in zijn landschappen, die noch natuurlijk, noch aesthetisch is, terwijl talrijke misteekeningen, met name van de koeien, bederven wat er soms aan gevoeligheid en stemming in zijn landschappen aanwezig is. In enkele studies naar de natuur, b.v. Herfstochtend (21), Geldersch Landschap (26), Geldersche Beek (46), Voorjaar (49) en Limburgsche Vallei (52), is echt natuurgevoel, een enkele maal zelfs natuurpoëzie neergelegd; maar al te dikwijls vergenoegt hij zich met wat valsch pathos en geeft hij toe aan een neiging voor een bijzondere kleur, waar geen aesthetisch gevoel in neergelegd kan zijn. En dan de teekening! - Zelfs in een impressionnistisch schilderij is de teekening een deugd, - die in 't verborgene weldoet.
Wat de teekenaar in den schilder vermag toonen A. Briët en S. Garf. Zelfs opdringerig is de fijne teekening bij den eerste; zij dringt bijkans den schilder op zij en de stemming meteen. Dat fijnheid geen kleinheid behoeft te zijn en met psychologische verfijning kan samengaan, heeft Gerard Dou getoond en toonde ook Bakker Korff. Een Israëls of Neuhuys in 't klein is nooit een groot schilder. Dat deze kleinheid nochtans tot een zeker meesterschap kan voeren zien wij in A. Briët. - Als Garf in grooter lijn ook naar een meesterschap streeft, laat hij dan, door 't uiterlijk heen, psychisch inzicht toonen.
Zooals Tjipke Visser dit toont door hout, brons en faïence heen. Zoo'n gekleurde omslagdoek in faïence z.g., wat openbaart het een Zorgvolle Ouwe dag (83)! Of zou de houding van 't vrouwtje de diepere symboliek harer ziel meer onthullen, dan die typische doek, die haar schamele leden voor ons omhullen? Zoo schijnt de schoonheid weer naar buiten, als zij maar eerst binnen verschenen is.
J.d.B.
| |
Uit Antwerpen
Kunstverbond terugblikkende tentoonstelling van schetsen en kleine werken
Dat er iets veranderde in het Antwerpsche Kunstverbond, dat er nieuw leven kwam in dit eens zoo kwijnende organisme, dit mochten wij reeds vroeger met vreugde vaststellen. Dat die wedergeboorte steeds schooner uitbloeit en ons het beste
| |
| |
voor de toekomst laat verhopen, daarvan was deze tentoonstelling, een der heerlijkste ooit te Antwerpen gehouden, het schitterendste bewijs. Leerrijk was zij tevens, doordien zij werken toonde, welke men met groote moeite verzameld had uit particuliere collecties, ongenaakbaar doorgaans voor het publiek. Onvermoede schatten werden aldus in het volle licht gebracht en vergaard tot een schitterend ensemble. Een afschijn werd hier gegeven van de grootheid onzer Belgische schilderschool, en mochten zij die daaraan tot nu toe getwijfeld hebben, hier de vaste overtuiging hebben opgedaan dat de Vlaamsche schilders van het midden en het laatste der vorige eeuw, eens zullen mogen gerekend worden tusschen de grootste van alle landen in deze moderne tijden.
Hier was dan in de eerste plaats verzameld van Hendrik de Braekeleer, den steeds nog al te weinig geapprecieerden meester, een reeks uitmuntende kleine werkjes, fonkelende juweeltjes van kleur en licht, wonderen van techniek, kleine poëma's van gevoel en realisme, als de Dikke Mee en Witte Bloemen uit de verzameling van der Kelen, te Leuven, een rijk stilleven Bloemen en Vruchten, en de vlammende schets van het Waterhuis te Antwerpen, dit brutaal gedurfde stuk, insgelijks in bezit van den heer senator L. van der Kelen;
van Henri Leys twee kleine, maar zeer representatieve schilderijen De Lezer (verz. F. Speth, Antwerpen) en Luther (verz. G. Caroly, Antwerpen;
van Willem Linnig Jr. die groote glorieuze schets Na het Feest (verz. F. Speth, Antwerpen), en De Krabbe (id.) een schilderij schitterend als het mooiste der Oud-Hollandsche stillevens;
van Constantin Meunier drie geschilderde schetsen Het Mijnpaard, Het zwarte land en De Uitzoeksters, het eerste vooral van eene zeldzame suggestieve kracht;
van Louis Artan vier zeer mooie zeestukken, waaronder vooral uitblonk door zijn breedheid en pakkende dramatiek dit uit de groote concertzaal van het Kunstverbond;
van Alfred de Knyff, wiens betrekkelijk weinig gekend werk eerlang door de zorgen van Kunst van Heden zal worden verzameld, twee zeer delicate paneeltjes, een fraai Zeezicht en een stemmig Avondlandschap;
van Alfred Stevens, benevens de zeer mooie kostbare doekjes Vrouw in 't wit en Vrouw in 't blauw (beiden in bezit van den heer Thys, te Brussel), een heerlijk stukje Vrouw met rooden mantel, een kleinood van verbluffende virtuoziteit, opschitterend in zijn sobere grootheid van zwart en rood;
van Piet Verhaert een heele reeks van die kleine werkjes uit zijn bloeitijd, wondermooi meestal, als dit Zicht van Antwerpen, dit Zicht van Heyst, dit Doode Kind, die Bollebaan, allen stukjes van ongemeene waarde, die aantoonen hoe de Antwerpsche school in Piet Verhaert een meester bezat, die, ofschoon hij in de laatste periode zijns levens zich niet op dezelfde hoogte wist te houden, toch gedurende lange vruchtbare jaren werk heeft geleverd dat men met zekerheid rangschikken mag tusschen het allerbeste.
Verder bevatte deze tentoonstelling schetsen en kleine werken van Theodoor Verstraete, Joseph Stevens, Alfred Verwee, Is. Verheyden, Willem Vogels, Pericles Pantazis, Karel Verlat, Gustaaf van Aise, Henri Schaefels, Félicien Rops, W. Linnig Sr., Corn. van Leemputten, Eg. Leemans, Jan Verbas, Evert Larock, Fr. Lamorinière, Jacob Jacobs, L. Istas, J. Impens, Ch. de Groux, J. de Greef, L. Dubois, Fl. Crabeels, G. Colsoulle, Ed. Agneessens, Hipp. Boulenger en Albrecht de Vriendt.
Deze tentoonstelling was een triomf! Zij was tevens een kostbare les en een heftig, protest!
Een triomf was zij doordien zij de schitterende traditie onzer glorieuze moderne Vlaamsche schildersgeneraties op een synthetische wijze voorstelde. Een gulden les was ze in dien zin dat ze wellicht heeft bijgedragen om velen dier verdwaalden, terug te voeren naar die traditie die zij nooit hadden hoeven te verlaten. Maar ze was ook een protest! En als zoodanig kwam ze te goeder ure! Het oogenblik is nakend waarop ook ten onzent wellicht de ziekte der raardoenerij woeden zal. En nu reeds
| |
| |
moesten wij tot onze ergernis herhaaldelijk hooren beweren, dat het uit was met ‘la belle peinture’, dat men iets anders ging zoeken in de schilderkunst, en dat andere wetten die kunst voortaan gingen regeeren! Die dwaling baarde - zooals natuurlijk! - de zottigheden waaraan een wereld van zieke snobs zich in deze momenten aan 't vergapen is, tot groot jolijt of ook wel tot groot medelijden van degenen die wel beter weten, en die oog en geest zuiver wisten te bewaren. Tegen die ijdele maar heiligschendende poging om het werkelijke zijn der schilderkunst tot een dwaas spel van burleske rebussen te doen ontaarden, was deze tentoonstelling van waarachtige, diepe, eerbiedig gevoelde kunstwerken een krachtdadig protest. Mocht haar driedubbelen invloed als zoodanig goede vruchten dragen!
| |
Eugeen van Mieghem
- een stille in den lande - is een van die zeldzame jonge kunstenaars die het product van hun staag doorgevoerden arbeid opstapelen, meer om eigen genoegen dan om andermans, en die, weerhouden door een zeker gevoel van schaamte, moeilijk te bewegen zijn hun werk onder de zoo dikwijls brutaal- oneerbiedige blikken van het publiek te brengen. Deze gelegenheid, dat het Kunstverbond er al in gelukt was dezen zeer begaafden teekenaar en schilder te overtuigen dat het oogenblik gekomen was tot het houden van eene Gesamtausstellung van zijn werk, was dan ook wegens hare zeldzaamheid zeer appreciabel.
Van Mieghem is een bizonder temperament. Zijn zeer scherp opmerkingsvermogen, zijn zeer superieure kijk op de menschen en de dingen van het leven rond hem, zijn hem de middelen tot het scheppen van een oorspronkelijke kunst, die wel hare affiniteiten zal hebben, maar die niettemin zeer van hem blijft en ons bekoort veelal door haar bizonderen kleurenzin, haar zeer acute vermogen tot het weergeven der onmiddellijke, soms schrijnend- wreede werkelijkheid.
De haven en haar bedrijf hebben ook hem door hun fantastische geweldigheid getroffen; hij is daarbij een van de zeldzamen die er de grootschheid van zagen en ze in hun werk synthetiseerden, niet peuterig noch pietluttig, maar breed en monumentaal, bijna schrikwekkend. Zijn figuren van kaailossers, zakkennaaisters, schippers, meiden, groeiden tot symbolen tegen den chaotischen achtergrond van masten, kranen, touwen en plompe gevaarten van stoomers, zeilbooten en havengebouwen. In deze zijde van zijn kunst is hij het grootst, hetgeen niets afdoet van de wezenlijke waarde van zijn andere vizie, nl. die der nachtkroegen van verdacht allooi, en der kleurklaterende bars, die gansche wufte wereld van ‘la basse noce’ met haar hysterischen gillach en hare moedelooze zelfverachting.
Een zeer afzonderlijke plaats neemt het werk van van Mieghem in. Hij heeft zich door deze eerste tentoonstelling bepaald veropenbaard als een onzer interessantste kunstenaars, van wiens veelzijdig en zeer persoonlijk temperament wij gerechtigd zijn nog heel veel te verwachten.
| |
Kunstverbond kerstmistentoonstelling
Men kan aan een vereeniging als het Kunstverbond, waar ieder lid dezelfde rechten heeft, welke door de inrichters der collectieve tentoonstellingen om uiteenloopende redenen moeten geëerbiedigd worden, niet dezelfde eischen stellen als aan andere kunstorganismen. Hier immers zijn door den noodzakelijken drang der omstandigheden verschillende kunstopvattingen vertegenwoordigd, en hier kan dus, zooals dit elders op behoedzame en kunstzinnige wijze gebeurt, en dan ook voortreffelijke uitslagen oplevert, van geen selectie sprake zijn. Men make er dus den inrichters van deze tentoonstelling geen verwijt van dat zij - hoe noode nochtans! - enkele middelmatige en zelfs definitief slechte werken te midden van het vele goede een plaats moesten verleenen. Het best ware ten slotte deze tentoonstellingen gewoon af te schaffen en te trachten den kunstenaarsleden van het Verbond - allen vogels van zeer diverse pluimage! - op andere manier
| |
| |
voldoening te verschaffen. Het comité dat zeer kunstzinnige menschen bevat, vindt beslist zoo'n middel dat iedereen bevredigen moet, en dat ons voor de toekomst behoeden zal voor die kunstbazars in het klein, waar het goede werk de vernederende en schadelijke promiscuiteit van talentlooze misbaksels dulden moet.
Als uitmuntende zendingen hier zijn dan te noemen, die van Jacob Smits, De Stal, als altijd een werk waarin men de zekere hand van den meester voelt; van Victor Hageman Russisch Meisje, een van die bizondere, diep-psychologische grepen, van kleur teer en harmonisch, zacht-grijs en rose; van Karel Mertens, Mosselbooten, onberispelijk geteekend en grootsch van opzet; van Walter Vaes, een bloemenstuk Anemonen, sierlijk, rijk en toch sober gestoffeerd stilleven van bloemen en porcelein; van Richard Baseleer zijn reeds vroeger geziene en hier besprokene Laag Water (De Panne); van Albert Crahay een knap gebouwde studie Oude Schuit, met een zeer bizonderen achtergrond van zon spelend op een zandigen, fonkelenden horizont; van Victor Thonet een Heide, sober en breed gelijnd; van Frans Hens een zijner mooiste doeken Op de Schelde, knap, diep tevens en ruim van atmosfeer, in een harmonisch tonende kleurengamma.
Behalve nog andere verdienstelijke inzendingen als die van Frans van Leemputten, A.L. Koster, Jan de Graef, A. Lynen, John Michaux, Eug van Mieghem, Edm. van Offel, wou ik in 't bizonder vermelden het werk van eenige nieuwelingen in de salons van het Kunstverbond, nl. van Floris Jespers, Vlaamsche Kantwerksters, een schilderij waardoor deze jonge kunstenaar zeer de belangstellende aandacht getrokken heeft en waar van de voortreffelijke qualiteiten ons een schilder van meer dan gewonen aanleg beloven; verder van den Pool Leon Rosenblum, die een in de kunsttraditie van zijn land hooggehouden stuk inzond Dooi in Rusland, en van Herman Verbrugge een pootig geschilderd stilleven Knorhanen, dat verlangend doet uitzien naar meer werk van dezen blijkbaar uitnemend aangelegden artist.
Ook als beeldhouwwerk was veel nieuws en veel goeds te noemen: een buste Mijn Moeder van Frans Claessens, aardige kleine kippen, ganzen en eenden van Georges Collard, en een bizonder geslaagd Kinderhoofdje van Oscar Jespers.
| |
Frans van Leemputten
verzamelde, eveneens in het Kunstverbond, onder den titel ‘Hoe ik een schilderij voorbereid’, een groot aantal kartons, studies, teekeningen, enz. Interessant in hooge mate was deze tentoonstelling, doordien zij ons te zien gaf de wijze waarop enkele der voornaamste doeken van dezen sympathieken schilder tot stand kwamen, doorheen de gansche reeks van studies, houtskoolteekeningen, krabbels, schetsen en documenten, tot de eindelijke samenstelling van het definitieve karton. We leerden er de zorgzame werkwijze kennen van een gewetensvol en eerlijk betrachtend kunstenaar.
Frans van Leemputten is een van die schilders der oudere generatie, wier werk, niettegenstaande de tijden andere inzichten in de kunst brachten, toch zeer bleef bekoren. Te midden zijner tijdgenooten is hij een van die zeer zeldzamen wier vizie frisch bleef, en wier werk niet verzonk onder die duffe wade van verstarring en versteening, waaronder zooveel schilderwerk van zijn tijd verkwijnde en vroegtijdig de vergetelheid in ging. Het werk van van Leemputten zal door zijn eerlijkheid en zijn frischheid blijven als een representatieve uiting van de kunst der schildersplejade die de laatste on middellijk voorafging.
Ary Delen.
| |
Uit Brussel
De kunstkring l'Union
schitterde niet door oorspronkelijkheid en zijn jongste tentoonstelling was met enkele gunstige uitzonderingen, over het algemeen burgerlijk en conventioneel. Van Louis G. Cambier, waren er echter een paar mooie Stillevens en een
| |
| |
Lentemorgen, die groot waren gezien en uitgevoerd. Flasschoen had er vlot geschilderde kleine stukjes, in het genre der Hollandsche Kleinmeesters (Op uw gezondheid); Jacques oefent zich in het schildersoort, dat door Melsen is beroemd geworden, met minder karikaturale neigingen evenwel, met meer landelijk gevoel en minder als een stedeling, die zijn dorpersmodellen van uit de hoogte beziet! - Jamar legt het sappige der gouache in zijn Hollandsche Binnenhuisjes; Lantoine past de impressionnistische procédés op zijn Corsikaansche landschappen toe. Leduc blijft echter grijs en koud in zijn Morgen in de Ardennen en zijn Hongerlogies. Van Ronner was er een tamelijk goed ding: de Fasant.
Onder al deze, min of meer aanbevelens-waardige kunstenaars, onderscheidt Lemmers als geboren kolorist, zich met zijn Staketsel. Merckaert, een ander zeer verdienstelijk schilder, was mooi in zijn Demer in den Morgen, in al zijn stralenden glans toch eenvoudig gezien en eerlijk weergegeven. Van Verburgh herinner ik me een uit-stekende Kermiswagen.
Onder de beeldhouwers meen ik Herbays, krachtig als immer, maar met een overdreven forschheid, niet in overeenstemming met de onderwerpen, die hij tracht te behandelen. Zijn naakte vrouw leek volstrekt niet op een Sfinks! Crick was er met een uitstekend brons: De Bedelaars en Tuerlinckx met een goed houten beeld: De Man uit het Volk.
| |
Kunstkring ‘Le Sillon’
Het jongste tentoonstellinkje van dezen kring, was het negentiende vanaf de oprichting. Van de kunstenaars die het hebben helpen stichten en aan wie het zijn reputatie dankt, zijn er echter maar weinige trouw gebleven, en van de hoofdmannen zijn er niet meer over dan Swyncop en Bastien! Doch deze mutatie komt ten slotte ten goede aan de groep, die er door vernieuwd wordt en verlevendigd.
Rond Bastien, altijd krachtig gebleven, altijd lyrisch en exuberant, die met een mooie Vijver en een Naakt was vertegenwoordigd, scharen zich thans ettelijke jongeren, waaronder vele goeie krachten, met aanleg, zooal niet met talent. Noemen we allereerst Cockx, een kolorist, die wellicht te veel tracht het te wezen! Jean Colin was er met mooie, warme, Italiaansche impressies en goede Naakten, vrijelijk uitgevoerd, Amédée de Greef had er goeie landschappen en een Maternité, mooi, maar wellicht wat grijs van toon. Van Haustrate, een volgeling van Smeers, bewonderde ik vooral in zijn Goûter en Park onder de Sneeuw. Lefebvre gaf een impressie van Versailles. Navez voegde met zijn Pierroteries niets toe aan het genre, reeds door zooveel schilders beoefend. - Tordeur, die iets van de kracht van Courtens heeft, was er met een belangrijk Landschap uit de Voorstad. Verder noem ik dan nog Het oude Hofje te Brussel, van van den Brugghe, de etsen van Ramah voor Verhaerens gedichten, Schetsen van arme drommels van Constant van Offel en Gevallen Paard van den beeldhouwer Kemmerich.
G.E.
|
|