| |
| |
| |
| |
Ant. Derkzen van Angeren
Antoon Derkzen van Angeren behoort tot die kunstenaars die opgaan in het etswerk, voor wien het etsen ‘zijn liefde is voor altijd’. Hij houdt van zijn goudglimmende platen, het is hem een zuiver doorproefd genot met zijn scherpe naald de glanzende lijnen in het harde metaal te griffen, terwijl zijn scheppende hand wordt geleid door zijn fijn tastend gevoel, zijn spelende fantasie.
Hij is één van die etsers, die hun vak verstaan in de perfectie, die zich niet laten dwingen - en het is vandaar dat in het algemeen van Angeren's werk zich kenmerkt door een welbegrepen verhouding tusschen geestelijke en technische waarden - door de techniek, maar die bóven haar staan en haar den weg wijzen welke zij onvoorwaardelijk te volgen heeft. Laat ik u eenige etsen van den kunstenaar beschrijven en u wijzen op de vele schoonheden die in zijn werk te vinden zijn.
Er liggen hier een aantal voor mij, waaruit ik er allereerst een tweetal neem die beiden de verbeelding geven van Doodshoofden. Bij de eerste staan de koppen grijzig tegen den zwarten achtergrond. Zij grijnzen mij tegen met hunne holle oogen, hunne verminkte neuzen, hunne tandelooze, gapende monden. Hoe mooi heeft hij hier door het lichte gespeel der lijnen het groote vlak van den schedel genuanceerd. De verschillende richting, de meer of mindere zwartheid en dikte der lijnen, de uitgespaarde lichte plekjes langs de donkere gaten der oogen en tusschen de enkele restende tanden geven aan deze geraamten een geheimzinnige levendigheid nog meer naar voren tredend door den zwarten fluweeligen achtergrond, waartegen zij zinvol geplaatst zijn.
Bij de andere ets is één der koppen op een oud zwaar foliant gezet, terwijl de andere er in bijna denzelfden stand naast staat. Tegen het lichte fond komen de doodshoofden hier donker uit, met bij het ééne 't oplevende geschitter van de tanden, bij het andere de lichtvalling op het vóórste gedeelte, bij de bovenkaak en het neusbeen. Opvallend is het, dat op deze beide etsen één kop voorkomt, die nagenoeg gelijk van houding is, en het is zeer merk-
| |
[pagina t.o. 82]
[p. t.o. 82] | |
ANT. DERKZEN VAN ANGEREN: Doodskoppen. (I)
ANT. DERKZEN VAN ANGEREN: Doodskoppen. (II)
| |
| |
waardig deze beide eens te vergelijken.
ANT. DERKZEN VAN ANGEREN: Geëtst Zelfportret.
Bij de eerst besproken ets is het doodshoofd kantiger, hoekiger, heel duidelijk is dit te zien bij de uitstekende oogkas en het gedeelte van de bovenkaak, de vorm is hier veel grilliger zoo ook bij het neusbeen; bij de tweede ets lijkt dit gaver, ronder dan bij de eerste waar het afgebrokkeld en scherp is. Bij eene zorgvuldige beschouwing van alle onderdeelen komt men tot de conclusie dat dit verschil overal is waar te nemen. Ongetwijfeld is de tweede ets technisch verder, de behandeling van de koppen, van het boek is uitermate zorgvuldig en beschaafd, terwijl zij toch niet z.g. doodgewerkt is. Dit laatste werk is eveneens van een geheel andere opvatting dan het eerste. Ik geloof dat de kunstenaar, zij het dan misschien onbewust in de eerste ets door het spookachtige, griezelige van de koppen met hunne scherpe verminkte vormen, het ellendig overblijfsel van den mensch heeft gegeven, terwijl hij juist in de andere door het stille, het meer geïdealiseerde van de doodshoofden - zie hoe kalm ze daar
| |
| |
staan als wakers over het gesloten boek - een beeld van de rust, van de eeuwigheid heeft verkregen.
ANT. DERKZEN VAN ANGEREN: Ontbijttafel.
Een andere ets is het Etshok. Spreekt hieruit niet vol en oprecht, zijn liefde voor deze werkplaats. Zwaar en donker steekt de groote schroef van de pers af tegen de lichte omgeving, zijn liefde en innig gevoelde vertrouwdheid heeft dit doode voorwerp tot iets levends, iets belangrijks doen groeien. Tegen het lichte raam hangt de zwarte olielamp als een bijzonder ding. Hoe teer is het verschietje door het raam gezien, heel even bemerkt men het glinsterend pad van een smal stroompje, de welige weiden; aan den bovenkant hangen wat scherper dan het uitzicht, de grillige takjes omlaag van een boom. Bijzonder goed is hier juist dit vage landschapje, had de etser het hier scherper omlijnd dan was de aandacht van de kamer zelf wellicht afgeleid en het geheel minder rustig en zuiver geworden. Nu licht het heel fijntjes achter het zwart-omlijnde raam op als een even oplevende droom.
Ja, Van Angeren hield van dit hoekje.
| |
[pagina t.o. 84]
[p. t.o. 84] | |
ANT. DERKZEN VAN ANGEREN: Etshok.
| |
| |
‘Hoeveel uren’ - hier laat ik een oogenblik den etser zelf aan het woord - ‘heb ik hier niet doorgebracht, dagen mocht ik wel zeggen, want er waren lijden, dat ik werkte tot diep in den nacht. Met een van mijn vrienden was ik dan aan het ploeteren: etsen afdrukken en allerlei ander werk, steeds maar door, zonder ophouden, want o, het etsen is een werk dat je als je er eenmaal mee begonnen bent, niet meer loslaat, je eten, je nachtrust alles offer je er voor op. Dat was een heerlijke tijd, daar heb ik wat afgewerkt, niettegenstaande de vrij primitieve omgeving, in dat rommelige hok, bij de schitterende verlichting van een petroleumlamp.’
Een ets met eveneens een uitzicht door het raam is Atelierhoek. Ook hier het vermoeden van schuren en huisjes met heel in de verte een spits torentje.
Eén van zijn werken waar ik nadrukkelijk op wijzen wil, is een stilleven van kopjes, een koffiekan, een melkkan en nog eenige andere zaken, men zou zeggen, achtergebleven op de tafel. Dit stilleven draagt geenszins het karakter door de schikkende hand van den kunstenaar zoo geplaatst te zijn, het geeft 't ons weer juist zooals het daar stond en tóch zijn alle voorwerpen met gezonden zin voor teekenachtige krachtverdeeling over het vlak verspreid. Opmerkelijk is bij deze ets het onderscheid tusschen de verschillende zwarten: het levendige-fluweelige zwart van den achtergrond tegen het meer rustige van het tafelkleed, het glimmende van het theeblad en het harde metaal-zwart met de vele óp levende glimplekken van het theelicht. Hoe mooi van behandeling is het koffiepotje, het is wit, niettegenstaande, de fijne zwarte lijntjes waarmede het vlak gevuld is en waardoor de etser juist zulk een uitstekende stofuitdrukking verkregen heeft. De ‘manier’ van deze ets is krachtig en forsch op het ruwe af, men voelt hierin een zekere vrije hartstocht, die aan Vincent van Gogh doet denken (zie diens ontbijttafel).
Een ets, die zich bij de zooeven genoemde wat manier en opvatting betreft eenigszins aansluit, is die van een oude vrouw. Ook hier vinden we het zware, eenigszins ruwe van de lijnen. Ook bij deze ets bemerkt men in Derkzen van Angeren iets dat Van Gogh ook had: hij heeft het levensvolspontane van dezen kunstenaar, en men bemerkt dat hij evenals de meester Vincent zóó zijn werk heeft willen geven als hij het scherp en hevig gevoelde, zonder het aan academische regelen te onderwerpen.
H.P. Bremmer zegt, in één van de afleveringen van ‘Moderne Kunstwerken’, over de wijze waarop Van Angeren dezen kop geëtst heeft: ‘Zijn manier van teekenen is voorloopig nog van de waarneming van het onderdeel uit te gaan, een detail te bestudeeren en daarnaast weer een ander, niet eerst de mise en scène van het groote geheel in elkaar te zetten. Dit is geheel anders dan de conventioneele weg, waarbij men eerst leert zoo'n kop in groote massa's in een te zetten. De fout van dit laatste systeem is, dat men
| |
| |
als manier iets aanleert wat eigenlijk van lieverlede als overtuiging moest groeien en men ziet een aantal leerlingen van die inrichtingen komen, die schijnbaar veel kunnen, maar in werkelijkheid toch nooit weten waarom het gaat, noch geleerd hebben zich eens in zichzelf te verdiepen, of iets van zichzelf uit te verbeelden. De weg die Derkzen hier volgt, is ingewikkelder en langduriger, maar als hij tot iets komt zal dat ook van hem zelf zijn en meer waarde hebben dan een aangeleerd systeem’.
ANT. DEREZEN VAN ANGEREN: Dr. Jan Zörcher op zijn doodsbed.
Ik ben het wat deze aanhaling betreft, tenvolle met den heer Bremmer eens, en hoewel het niet onder leiding staan voor een jong kunstenaar in vele gevallen groote bezwaren zal hebben, heeft het hier den kunstenaar niet alleen niet geschaad, maar aan zijn werk een zekeren charme van eigenheid weten te geven, die men bij den arbeid van vele zijner kunstbroeders mist.
Een van de etsen van Derkzen van Angeren die mij het meest getroffen heeft is het portret van Dr. Jan Zörcher op zijn doodsbed. Hij heeft hem goed gekend den bijzonderen - bij zijn leven zoo weinig gewaardeerd kunstenaar: prozaïst en schilder. Urenlang heeft hij bij hem zitten praten in zijn atelier en zijn schoonen arbeid aanschouwd en daarom misschien, omdat hij van hem hield als mensch en als artist, heeft hij datgene in zijn ets weten te geven, dat gevoel wat niet in dagelijksche taal is uit te spreken.
| |
| |
ANT. DERKZEN VAN ANGEREN: Oude Vrouw.
Het levenlooze gelaat tegen den wat onrustigen achtergrond is het éénige, het belangrijke in dit werk, de armen, het lichaam, de plooien in het kussen zijn schetsmatig behandeld door fijne lijntjes heel even aangegeven, zij vragen niet onze aandacht, zoodat die ten volle op den kop gevestigd kan worden. Hoe liefderijk heeft de etser dit gezicht gezien en hoe prachtig heeft hij het dóóde er van weergegeven. De verwrongen mond, de gesloten oogen
| |
| |
met de stille wimpers op de koude wangen, de scherpe neus, de kroezige baard, de donkere wenkbrauwen,... het is alles zoo rustig, zoo zonder leven. Voelt men hier niet de ijzige atmosfeer van den dood, die zijn kille sluier boven dit gelaat geheven houdt.
ANT. DERKZEN VAN ANGEREN: Zonnebloemen.
Moge dit misschien niet één van de krachtigste specimen van Van Angeren's kunst zijn, hij heeft hier een ontroerende gevoeligheid geopenbaard, die in zulk forsch werk zeer opmerkelijk is.
De ets van een oude vrouw, eveneens op haar doodsbed, is niet zoo gelukkig, het gelaat treedt tegen de grijze tint van het kussen minder beslist en verzuiverd naar voren, ook is het geheel wat onduidelijk door de warrelend-drukke omgeving, wat onklaar. Het gezicht is ook hier goed van
| |
[pagina t.o. 88]
[p. t.o. 88] | |
ANT. DERKZEN VAN ANGEREN: Huisje.
| |
| |
uitdrukking, het ingevallene van mond en wangen mooi weergegeven. Toch kan het niet in de schaduw slaan van de ets van Jan Zörcher, zoomin wat betreft het gevoel als wat de behandeling aangaat.
Bij een kan met zonnebloemen wil ik wijzen op de forschheid waarmede hij dit onderwerp aangepakt heeft. Mooi steekt de wat omlaag hangende bloem met zijn groot aantal sappige blaadjes af, tegen de grove, ruwe stof van de kan. Een andere heft op hare stevige harige stengel haar donker hart omhoog. Een blad, een verflenste bloem liggen achteloos aan weerszijden van den pot. Hoe fijn en toch hoe duidelijk zijn de weeke bloemblaadjes tegen het lichte fond. Op een ding wil ik hier nog wijzen, namelijk op het verschil tusschen het zwart van de kan en dat van de bloemharten. Het plekkige harde zwart van den pot in tegenstelling met het levendige fluweelige van de bloemharten met hunne vele trillende meeldraadjes.
Het zou natuurlijk te veel plaatsruimte innemen, wilde ik alle belangrijke etsen van Derkzen van Angeren uitvoerig bespreken, zelfs wanneer ik de verschillende groepen als landschappen, stillevens enz. afzonderlijk zou willen behandelen, zou bij een zoo veelzijdig en productief kunstenaar als Van Angeren is, mijn artikel te lang worden, Nog eenige opmerkingen zijn mij echter veroorloofd.
In de laatste jaren heeft Van Angeren zich toegelegd op het etsen van schepen en riviergezichten. Eén ervan, geeft ons de voorsteven van een groote bark, donker tegen de lichte lucht. Als vanzelf komt bij het beschouwen van deze ets de gedachte bij ons op, wat een mooi ding toch zulk een boot is, hoe sierlijk van vorm is zoo'n steven met die gebeeldhouwde vrouwenkop, hoe richt de mast met zijn ontelbaar aantal touwtjes zich omhoog tegen de lucht, en eigenlijk moeten wij ons bekennen dat wij nog nooit een boot zóó mooi gezien hebben.
Met welk een bewondering moet de kunstenaar dit vaartuig waargenomen hebben om het aldus in beeld te kunnen brengen! Voelt men door deze ets niet beter het wezen van deze bark dan door welke technische beschrijving of teekening ook. En tóch is hij tot in de perfectie in orde, er zit geen touwtje te veel of te weinig aan, de opgerolde zeilen zijn op de juiste plaats, de zware ijzeren kettingen hangen daar naar omlaag waar zij hooren.
Het grootste gedeelte van de plaat wordt ingenomen door de voorsteven van de bark op den voorgrond, daarachter ziet men echter nog een andere boot van het zelfde soort, die even zorgvuldig en uitvoerig van teekening als de eerste, maar daar zij op het tweede plan ligt, niet zoo donker tegen de lucht afsteekt.
In zijn wijde Maasgezichten voelt men het breede, het ruime van het bewegende water, meestal ligt de stad, wazig, even aangegeven op den
| |
| |
achtergrond. De kunst om door een paar lijntjes ons de illusie te geven van een stad, een vergezicht, verstaat Van Angeren bijzonder goed. Hoe heeft hij het karakter van het Hollandsche landschap weten te geven: zijn uitgestrekte weiden, zijn hooge met wolken bevrachte luchten.
Ook heeft Van Angeren reproductie-etsen gemaakt, o.a. één naar het bekende meisjeskopje van Vermeer, waarin hij de eenvoudige klaarheid van dit kunstwerk heeft weergegeven.
Behalve het etsen heeft Derkzen van Angeren ook geschilderd; hij maakte onder andere een zelfportret, dat ik helaas niet gezien heb, maar, wat volgens het oordeel van een onzer bekendste aesthetici, die zelve ook portretschilder is, uitnemende qualiteiten moet bezitten. Toch is het schilderen bij hem steeds bijzaak gebleven en dat zal het wel altijd blijven ook. Zijn verlangen gaat er naar uit zijn beelden in de goud-koperen platen te griffen en te bijten. Van kind af heeft hij zich aangetrokken gevoeld tot het etsen, toen reeds kraste hij met een spijker zijn lijnen in zink. Een tijdlang is hij op de fabriek van Joost van 't Hooft werkzaam geweest, maar steeds gebruikte hij zijn vrijen tijd om zich verder in de etstechniek te bekwamen. Lang heeft hij moeten ploeteren voor hij wat bereikt had, maar zijn ijzeren wil en enorme werkkracht hielden hem er boven op. Nooit heeft hij een leermeester gehad, wat hij is, dat is hij geworden door zich zelve, en dat is het niet het minst wat hem zijn oorspronkelijkheid heeft doen behouden. Hij heeft zijn eigen techniek gevonden, zijn eigen manier van werken, zijn frissche kijk op de dingen, die hij wellicht, hadde hij zich onder leiding van een meester gesteld, verloren zou hebben.
Aty Brunt.
's-Gravenhage,
Aug.-Sept. 1910.
|
|