met lange, in den rug neervallende lamfers, de Joodsche soldaten wijde en breede tulbanden en de een zoowel als de ander, zijn met lange tabbaarden van een eigenaardig Oostersch type, die in de verte aan het Byzantijnsche herinneren, versierd.
Het rechterluik stelt voor den hemelschen bode, geknield voor de eveneens vóor een bidstoel neergezegen maagd, haar haar toekomstig moederschap verkondigend, terwijl boven de eeuwige Vader met langen baard en lange haren, in een medaljon in borstbeeld verschijnt.
Het linkerluik, met de Besnijdenis toont den Hoogepriester, die den ritus toepast op het Jesuskind, door zijn moeder omhoog geheven, en omringd door St. Anna, St. Elisabeth en talrijke op rabbijnen gelijkende personages.
We merken hier in 't voorbijgaan op dat in Spanje, waar draagbare geschilderde triptieken zeer dikwijls voorkomen, men er uiterst zelden gebeeldhouwde vindt.
Dit is zeer zeker niet Castiljaansch en draagt onmiskenbare kenmerken van Vlaamsche en waarschijnlijk Brabantsche herkomst. Het behoort eigenlijk in velerlei opzicht, hoe vreemd deze bewering ook moge schijnen, meer tot het gebied der schilder- dan der beeldhouwkunst.
De drie paneelen die het vormen, het middenluik vooral, zijn behandeld op een wijze, zooals het door een kartonteekenaar voor tapijten zou zijn gedaan, die er vooral zijn werk van maakte om geen enkel hoekje zijner compositie onbezet te laten. Samengesteld als een schilderstuk, komt dit drieluik ons voor als het werk van een kunstenaar, die beurtelings het penseel en den beitel gehanteerd heeft. Vergeten we niet dat dit in dien tijd dikwijls het geval was. Is Rogier van der Weyden niet ook als beeldsnijder begonnen? en is André Beauaeveu niet te gelijk schilder en beeldhouwer geweest?
In het beeldsnijwerk van Santibañez-Zarzaguda vinden we al de kenmerkende eigenschappen van de Maas- en Scheldeboorden weer, met dat een weinig burgerlijk realisme, hier en daar met een manierisme, dat soms wel eens iets zwaars heeft, gemengd. Toch zijn naturalisme en gevoel er op zeer gelukkige wijze in vereenigd en verheffen zich dikwijls tot het stijlvolle, getuige op het linkerluik de Besnijdenis, die een bijzonder mooi karakter draagt en pp het middenpaneel van de hoofdvoorstelling de zeldzame adel in de houding van de Maagd en de bevalligheid, waarmee de Moeder voor haar goddelijken Zoon ligt geknield.
De engelen op dezelfde voorstelling, die den pasgeboren Heiland aanbidden, de aartsengel op het luik met de Verkondiging, zijn in de hoogste mate Vlaamsch en schijnen te behooren tot de schilderwijze van de van Eycken, Rogier van der Weyden, Dierick Bouts, Hugo van der Goes of andere mees-