Onze Kunst. Jaargang 10
(1911)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Kunstberichten (van onze eigen correspondenten)Uit AmsterdamEere-tentoonstelling prof. P. Dupont Arti et AmicitiaeP. Dupont werd in 1870 te Amsterdam geboren en is aldaar van 't voorjaar overleden. Deze tentoonstelling heeft de bedoeling zijn levenswerk te eeren. Nog in den opgang van zijn waarlijk mannelijke geestkracht is hij ontrukt aan een kunst, de graveerkunst, die wellicht aan hem een nieuw leven te danken heeft, en aan een school, waar hij die kunst volgens de zuiverste regels onderwees. Men kan zijn klaren ontwikkelingsgang zonder moeite nagaan langs Arti's wanden. Hoewel geboren en gestorven te Amsterdam, heeft hij in Frankrijk, in 't bijzonder te Parijs, veel van zijn voornaamste werken gemaakt. Van 1887 tot '90 bezocht hij te Amsterdam de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers en behaalde in '90 de acte M.O. in handteekenen de Rijks-Academie van Beeldende Kunsten. Omstreeks 1896 ging hij naar Parijs, waar hij na enkele jaren Werkens zich ontwikkelde tot een graveur die in onzen tijd nauwelijks zijns gelijke heeft. Geen wonder dat men hem gaarne om zijn weergalooze kunde als Hoogleeraar verbond aan de Rijks-Academie. Ik las ergens dat Pieter Dupont een ‘geboren etser’ zou zijn en ik zag dit elders door zijn opvolger Aarts bevestigd. Beiden meenen 't goed, doch zeggen 't verkeerd. Hij was eer graveur dan etser en niet zoozeer in die kunst geboren als wel daarvoor gevormd. Hij heeft zichzelf gevormd, in de leer gaande bij de oude graveurs en in de school der eeuwen. Hij is nooit van harte etser geweest, behalve misschien in zijn eersten tijd. Want het lag niet in zijn aard het technische handwerk tijdelijk geheel uit de hand te geven om aan een bijtende vloeistof en zoo het werk aan het nooit volkomen beheerschte toeval over te laten. Hij wilde liefst niets uit handen geven. Het toeval mocht geen rol spelen. Hij wilde stof en vorm met hoofd en handen beheerschen. Zelfbeheersching en beheersching der middelen voerden tot het doel: de graveerkunst in haar zuiverste verschijning. Hij heeft het handwerk geen geweld aangedaan. Hij heeft zijn kunst niet afgedwongen wat zij niet geven kan: toon of kleur. Hij ging van de teeken- over de ets- naar de graveerkunst terug, en het zou geen wonder zijn als hij in de etskunst eene ontaarding der graveerkunst gezien had. Wat hij gaf is de lijn in al haar beeldend vermogen, in al haar kracht en fijnheid. Zijn voornaamste motief is het werkpaard: de geweldige trekpaarden der Seine-kaden, de omnibus- en ploegpaarden; daarnaast trekossen, arbeiders. Zijn kijk is scherp en helder, lijkt soms fotographisch. Hij is door en door teekenaar, meer analytisch dan synthetisch, soms anatomisch tot het uiterste. In zijn ontleding is hij weinig gevoelig, zeer verstandelijk; zijn werk is bij wijlen grootsch, soms tot caricatuur vertrokken. Zijn beesten zijn wel eens gedrochtelijk, wanstaltig, nu eens stijf als hobbelpaarden of opgezette dieren, dan weer slap als een | |
[pagina 70]
| |
zak vol botten. Van impressionisme geen spoor, doch boordevol intellectualisme. In de gegraveerde portretten van Potgieter, Prof. Hector Treub en den oudheidkundige D.C. Meijer komt dit geestelijke voorbeeldig uit. In zijn kathedraal en brokstukken van architectuur weet hij in 't geestelijke van zijn meesterlijk teekenwerk een gevoeligen toon te verzinnelijken. Zijn teeken- en graveerkunst zij een voorbeeld voor velen! | |
Beeldhouwwerken, schilderijen en etsen door Thérèse van Hall, J.G. Poortenaar en A.G. Hülshoff Pol Stedelijk MuseumZoo streng en zuiver als de zelfcritiek en zelfkeur der beeldhouweres is, zoo oncritisch en onkieskeurig toonen. zich de schilders. Thérèse Van Hall laat een 44-tal, Hulshoff Pol 113 en Poortenaar niet minder dan 254 werken zien. Mogelijk hebben beide schilders de bedoeling eerlijk voor âl hun werk uit te komen om een volkomen kijk te geven op hunne ontwikkeling. Beeldhouwkunst staat in de phase der Idealiteit en heeft het symbolische als datgene waarvan zij zich onderscheidt om er één mee te zijn. Thérèse van Hall slaat met haar werk op de grens van plastiek en architectuur. Haar werk heeft stijl en is toch vol leven. Zij is kunstig en toch natuurlijk. Zij is eenvoudig in haar natuurlijkheid en niettemin rijk bewust. Haar heldere eenvoud openbaart diepte van gevoel. Zij kent de naïveteit zoowel als den humor. Zij is niet uitbundig, eer ingehouden en beheerscht!, in haar stijlvolle kunst: studies in gips, in hout (Loopend Vrouwtje en Jongen met Schelp als stijlvolle specimina), in hardsteen, in marmer en metaal. 't Verlegen meisje (34) in palmhout is aardig. Iets realistisch mengt zich hier en daar gelukkig met het sculpturale en gestyleerde. Poortenaar is een talentvol schilder. Alles wat ‘manier’ bij hem is deugt niet. Hij is 't best als eenvoudig ‘schilder’. In Appelen (77) is hij te veel Vollon. Zijn portretten zijn nog gebrekkig. Zijn teekeningen zijn zelden smaakvol. Enkele schilderijen toonen ware schilderdeugden. Zijn etsen zijn aantrekkelijk, wat onzuiver door bijwerk (toon enz.) Hulshoff Pol is nog voorshands een knoeier met verf. Vruchtboompjes (57) en Stroo-bloemen toonen iets beters. Wonderlijk dat zijn Arco de Tito en een Tuinpoort in Italië, waarin geen kleur hindert, iets grootsch hebben. Is daar de weg naar zijn kunst? | |
Vincent van Gogh in de Larensche kunsthandel te AmsterdamHet werk van Vincent van Gogh is mij altijd zeer ter harte gegaan. Als een der eersten heb ik het geluk gehad zijn bijzonder streven te kunnen waardeeren, waarvan ik in De Kroniek indertijd herhaaldelijk uiting gaf. Stond ik toen met weinig anderen vrijwel eenzaam, in den lautsten tijd schijnt het haast mode te worden zijn arbeidersfiguren, weefgetouwen, stillevens, landschappen, zelfs zijn regenbuien en zonnen ‘mooi’ te vinden. Toch zocht hij het ‘mooie’ nooit, behalve misschien in zijn Bloeiende Boomgaarden of zijn Bloeiend Perzik- en Perenboompje Het talent zoekt naar oppervlakkige schoonheid, het genie delft dieper of tast hooger naar het buitengewone waarin de schoonheid is bedolven of vervluchtigd, dewijl de schoonheid erin tot ‘moment’ is geworden. Vincent van Gogh als genie onvolgroeid, in het afwijkende vreemd vergroeid: hij is een wonder-groei. Er heeft een wondere strijd in hem gewoed. Wars van langzame kleine middelen wilde hij het groote en buitengewone onmiddellijk grijpen. Zoo is hij belangwekkend, ook in zijn mistastingen, om de kracht van zijn wil en hartstocht, om de zuiverheid van zijn ziel. Er is hier veel belangrijk werk van hem te zien onder de 69 stuks. Zijn twee Zelfportretten zijn meesterlijk, de drie Bloeiende Boomgaarden bloeien waarlijk, het Stilleven in geel (25 is een wonder van kleur, gelijk zijn Dahlia's. Zijn bloeiend Perzik- en Perenboompje (31, 32) zijn Japansch sierlijk en Hollandsen degelijk. Zijn Stillevens zijn verzadigd van kleur en toon. - Naast eenige nog niet geziene werken veel oude beken- | |
[pagina 71]
| |
den, die men echter nooit genoeg zien kan. Mogelijk zal ik eens een uitvoerige studie over Vincent van Gogh schrijven. J. d. B. | |
Uit BrusselHet lentesalonwas bizonder goed dit jaar, niet omdat 't ons zoo'n overvloed van meesterwerken gebracht heeft, maar er toch vele onder waren die dien naam hebben verdiend, en vooral omdat de inrichting zoo uitstekend was en eer deed aan den smaak der inrichters. We hebben o.a. binnen het kader der groote tentoonstelling zelf, enkele kleinere voor 't meerendeel retrospectieve exposities van overleden kunstenaars bewonderd, zoo o.a. een mooi geheel van den onlangs overleden Karel van der Stappen, heel volledig en op heel intelligente wijze geschikt. Er was zelfs een catalogus apart voor dit deel der tentoonstelling, waarvoor Camille Lemonnier een van die gloeiende, beeldrijke voorredenen had geschreven, waarvan hij het geheim bezit. Behalve de groote werken van van der Stappen, vooral zijn schetsen en fragmenten voor groote monumenten als dat van het werk en der Oneindige Goedheid, heb ik met genoegen enkele mooie bustes, portretten en studiekoppen van hem weergezien, o.a. zijn Pax vobiscum, een der werken met de meeste diepte van dezen uiterst bevalligen en decoratieven artist. Verder was er zijn allerliefst Kind met den Bok, een mooie St Joris, een Surtout de table voor de stad Brussel, enz., enz. De Triumfator in dit salon der lente, is echter, zonder eenigen twijfel, Jacob Smits geweest, met zeven stukken, die geestdriftige bewondering bij de stugste critici hebben opgewekt. De voorname pracht van zijn koloriet, het overweldigende van zijn techniek, die hij in dienst heeft gesteld van zijn meest dichterlijke, meest ontroerende verbeelding. Een Pietè, een groot schilderij Moeder en Kind en een ander kleiner stukje met hetzelfde onderwerp. Verder een stal, twee prachtige landschappen, even zoovele wel geslaagde scheppingen, waaronder men niet weet welke als de schoonste te kiezen, zoozeer sidderen ze alle van ingehouden kracht en innige natuurgemeenschap. Dit is alles samen beschouwd innig godsdienstige kunst, in den meest modernen, d.w.z. eenig mogelijken zin. Zijn landschappen bijvoorbeeld, om slechts deze te noemen, zijn van een weergalooze intensiteit, het zijn menschelijke landschappen, landschappen met een tragische ziel. Hoogst opmerkelijk waren ook de schilderijen van Karel Hermans, den beroemden schilder van de Dageraad. Dit werk trekt vooral de aandacht door zijn groote verscheidenheid, het krachtige en eerlijke van de schoone, beelden- en verbeeldingrijke kleurenmenging. Het geheel vertoont een knapheid, een bevalligheid in het samenstellen. en de mise en page, waarmee menigeen onder onze jonge schilders zijn voordeel zou kunnen doen. Vooral zijn gezichten op Rome zijn mooi en die op de Romeinsche Campagna, zijn Circé, Névrose. zijn schetsen voor het Bal in den Muntschouwburg en vooral zijn lichtstralende herinneringen aan Spanje, zijn kerkelijke stoeten, landschappen, zedetafereelen, enz., enz. Er was een niet minder wélverdiend succes weggelegd voor de uitgebreidde inzending van Amédée Lynen, die een onberispelijk teekenaar, zelfs in zijn meest saamgestelde verbeeldingen was en die zijn liefde voor een archaïek milieu, met een lust om te leven, een natuurlijke hartelijkheid, een schilderachtig goed humeur en veel bevallige koketterie wist te verbinden, die echter nooit aan zijn demonischen luim heeft geschaad. Zoo pas heb ik de uitdrukking Meesterwerken gebezigd en bij 't neerschrijven van dit groote woord, heb ik toen vooral aan Jacob Smits gedacht, maar niet minder aan de lustige, opgewekte composities van Lynen, waarin hij Breughel naast Callot heeft gezet, o.a.: zijn Schilder van decoratieve onderwerpen, zijn Schilder van romantische landschappen, zijn Guet-apens, | |
[pagina 72]
| |
zijn Reconstitution du Crime. De Voddenmarkt, Het sluiten van de Markt, Volksfeesten - maar j'en passe et des meilleures! - Heel eerbiedwekkend en gewetensvol waren ook de voorstudiën van Karel Mertens voor zijn plafond in het Antwerpsch lyrisch tooneel. Verder vermeld ik dan nog, volgens 't doorbladeren mijner notas, een belangrijk geheel van het werk van Fernand Khnopff, drie Langaskens, een tiental schitterende stukken van Eugeen Smits, o.a. een Ottelo, twee heel kranige, heel suggestieve dingen van Maurits Bliek, de Samber, de Haven en de Trekvaart, van een heel moderne gevoeligheid, met echt Vlaamsche kracht vereenigd, een paar Mathieus, van een blondheid die verrukkelijk was. - Werken van een teederen dichter, maar van een beslagen schilder tevens. - Zijn Wille Molen is wellicht onder wat hij 't meest volmaakt geschapen heeft. Kranige en synthetische Baseleers, een paar heel mooie dingen van Merckaert, vooral zijn Kanaal; Apol, Bernier, Boonen, Coppens, (zijn klein stukje van Brugge was een wondertje van mooi), een Jodenkind van Hagemann, een meesterlijk Stilleven van den jongen Herman Courtens: Huishoudstertje. Verschillende bekende stukken van Laermans, maar die men telkens weer met genoegen herziet, vooral zijn OasisGa naar voetnoot(1), een edel naakt, bevallig en kuisch, een aangename verandering op zijn wel vaak al te hoekige, stroopop-achtige werkmansmodellen goede Farasyns, een heel harmonieuse reeks portretten van Richir, verdienstelijke, nerveus bewogen Spaansche tooneelen van Florent Menet, krachtige, nog weinig tentoongestelde werken der uitstekende Sillonnisten: Pinot, Wagemans, Smeers en Swyncop, twee stukken van Gustaaf Nelissen, naar we meenen een debutant, enkele werken van den altijd belangrijken en sympatieken Taelemans. Magere Pot, een uitstekend stilleven van Walter Vaes, een Kind onder 't afdak van van den Bruel, wellicht een der eigenaardigste en meest welgekomen stukken op de heele tentoonstelling, weelderige Accessoires van den meester Alfred Verhaeren, Portretten van Van Holder, uitstekende landschappen en stadsgezichten van Viérin, stralende of droomerige landschappen van Raoul en Juliette Wytsman, Vóor den Spiegel, pastel-portret van Lucien Wollès en eindelijk mooie medailles en penningen van Paul Wissaert en etsen van Eggermont Oud Brussel en Nieuwpoort van Mej. Verbeke. Van uit den vreemde waren enkele heel karakteristieke, zij 't ook al niet altijd gelukkige werken ingezonden van Maurits Denis hebben we vooral zijn teekeningenstudies en zijn Maagd in de School op prijs gesteld, vervolgens de superbe decoratieve paneelen van Ménard en Haaien van Henry Martin. Als beeldhouwkunst was er niets bepaald opvallends dan de beide bustes van Victor Rousseau, vooral die van het prinsesje Marie-José, verfijnd en teeder als een Donatello. G.E. | |
Uit DelftSt Lucas In de oude Korenbeurs, aan 't kruispunt van een dier schoonweemoedige Delftsche grachtjes en een straatje, golvend van bruggengewelven, heeft het comité van St Lucas te Delft, een tentoonstelling aangericht van werk van uit Delft geboortige kunstenaars. Zoo vonden wij hier o.a. A. Le Comte, Prof. Odé, L. Bron, H. Buisman, G. Suhl en J. Suhl. Er waren nog heel wat meer inzenders. Doch het werk van de hier bovengenoemden geldt voor 't belangrijkste. Le Comte heeft hier onder meer een reeds van hem bekend damesportret hangen van fluweelige tonaliteit. Ook een zeer goed Schilderij: Stormweer op de Maas. En verder - zijn inzending bedraagt een tiental nummers - nog een paar schetsmatige aquarellen waarin een frissche vervoering schuilt. L. Bron toont met weinig lijn en kleur een buitenstemming te kunnen wekken. Schil- | |
[pagina 73]
| |
derachtige brokjes geven die kleine doekjes. Veel goeds is ongetwijfeld te zeggen van de inzending van deze schilders Suhl. Een paar koebeesten, een paar Vlaamsch-forsche paarden beelden zij uit. De gespierde en toch ook weer logge kracht, de geweldigheid van deze struische lijven, zooals ze daar opstaan in de wei of er in neerblokken, vonden zij beiden in een drachtige lijn te treffen. Prof. Odé toont hier eenige zijner bronzen: cordaat werk van weinig verfijning; eenvoudig als klaar water. Doch het verdere van deze tentoonstelling? O, zeker, er is nog wel goeds. Doch het meeste bewijst geringschatting voor een kunstuiting, waarin toch waarlijk genoeg landslieden hebben uitgemunt. Alb. de Haas. | |
Uit Den HaagTentoonstelling van schilderijen van W. Degouve de Nunc-Ques en van pastels van Klopoff in den Haagschen kunstkringToen ‘Arts and Crafts’ nog bestond, zagen we hier in den Haag dikwijls werk van Degouve De Nuncques. Het was meest op de primitieven geinspireerd, heel zuiver geteekend, met een fijn gevoel, zeer subtiel vervaardigd. Wat er nu in den Kunstkring te zien is, doet veel moderner aan, heeft een impressionistische kant gekregen, al voelt men de primitieve basis nog overal. Het geserreerde is verdwenen, de schildering werd meer die van het impressionisme, al is vooral in de groote doeken de compositie nog als vroeger. Een literaire kant is ook aan te wijzen in de speelgoedwinkel, waar het geheimzinnige iets Maeterlinckachtigs kreeg. De kleuren zijn dof als opgezogen in het doek, sterk ingeschoten, pastelachtig, wat een grijze grauwe tonaliteit veroorzaakt, die iets immateriels geeft aan zijn landschappen, welke in hun decoratieve draagkracht uitstekend als fresco's zouden doen. De teekeningen, de passie weergevend, zijn vol van een gewirwar van lijnen, hebben echter niet genoeg vorm, zijn te zwak om lang te boeien. Klopoff is een natuurtalent, een eenvoudige boschwachter, die heel zuiver de hem omringende bosschen en landouwen weergeeft, met iets van fotographische juistheid en onbewogenheid in zijn kijk. Het werk maakt daardoor geen diepen indruk, alleen de zuiverheid is opmerkelijk. Er is echter een te groote handigheid in het pastelleeren om dezen begaafden amateur voor geheel en al ongeschoold te houden. In de beste werken is een gelijkenis met Japansche houtsneden te bespeuren, die wellicht in zijn latere werk bij meerdere ontwikkeling, bij meer contact met de kunst van vroeger en heden, tot positiever uiting zal komen. | |
Tentoonstelling van A. Miranda bij SchüllerDeze jonge schilder is een geestverwant van Goedvriend en W. van den Berg, waar bij hem het zwaartepunt van zijn werk is te zoeken in de kennis van het métier, om het uiterlijk aspect van zijn doeken zoo veel mogelijk een verzorgd, op de oude meesters gelijkend, aspect te geven. Dat dit als reactie op al de moderne lichtschilders van belang is, behoeft zeker niet te worden gezegd; dat het impressionisme, dat de uiterlijke verzorging en de vakkennis zoo in discrediet bracht bij hun heeft afgedaan, spreekt van zelf. Maar een gevaar is, en dit komt bij Miranda het sterkste voor den dag, dat de kennis van den vorm, die zoo onafscheidelijk van de vakkennis is, er als het ware de ruggegraat van vormt, bij hem nog zoo zwak is, zoo verwaarloosd werd. Toegegeven dat de manier van schilderen, dat het transparant aanbrengen van een fond, het stelselmatig in grisaille beginnen en daarover glaceeren precies is als bij de ouden, dat hun werkwijze werd terug gevonden, wat baat het dan nog als hun kennis der teekening niet voorhanden is. En waar deze ontbreekt, daar maakt het werk den indruk van pastiche, door een onkundigen teekenaar | |
[pagina 74]
| |
vervaardigd. Het zelfportret hier aanwezig met de groote veer heeft Rembrandtieke grijzen en verlichting, maar och arme, wat een gebrek aan plastiek, wat een vormverwaarloozing. De jongen met konijn heeft zeker de meeste capaciteiten van ruimteaanvoeling, maar lijdt ook aan hetzelfde euvel. Daardoor doet dit streven aan grootdoenerij denken. En een gevaar blijft dat het op niets zal uitloopen, daar het werk der ouden het logisch gevolg van hun zuiver teekenen was, waar hier met het oppervlakkig aspect begonnen, niet van meet af aan werd opgebouwd. G.D. Gratama. | |
Boeken & tijdschriftenThe StudioHet nummer van 15 Maart bevat een opstel over hedendaagsche Hollandsche portretkunst door Dr. Max Eisler. Het handelt voor het grootste deel over Jozef Israëls, verder ook over Jan Veth, wiens werk de schrijver blijkbaar niet voldoende kent, en over Therèse Schwartze. Hij vermeldt dan als Hollandsche portrettisten nog slechts de namen van de Josselin de Jong en Haverman en spreekt iets uitvoeriger over de tot heden in ruimeren kring onbekend gebleven portretkunst van Tony van Alphen. Toorop, toch ook portrettist, wordt niet genoemd. | |
Zeitschrift Für bildende kunst.In het April-nummer doet Felix Becker mededeeling van het wedervinden van een portret door Frans Hals. Op het kasteel van Graaf Wedel te Gross-Zschocher bij Leipzig ontdekte hij in een donkeren hoek een mansportret, dat bij nadere inspektie een werk van Frans Hals bleek. Het stelt een ongeveer dertigjarigen man voor in bijna levensgroot borstbeeld. De schrijver heeft de lotgevallen van het portret nagevorscht en daarbij bleek o.a. dat het ruim honderd jaar geleden in de veiling van de kunstverzameling-Richter voor den prijs van... twee thaler acht groschen als ‘kopie naar van Dyck’ werd aangekocht! Wie de geportretteerde is was niet gemakkelijk vast te stellen, want aanwijzingen in den vorm van opschrift, familiewapen of iets dergelijks ontbreken. De schrijver heeft getracht tot een oplossing van het raadsel te komen door de gelaatstrekken van den afgebeelde te vergelijken met andere portretten. Natuurlijk kon slechts een toeval hem hier op weg brengen. Maar inderdaad - na lang zoeken meende hij dezelfde gelaatstrekken weder te vinden in de beeltenis van een man op rijperen leeftijd, in het bezit van den heer Jules Porgès te Parijs, in welk portret men Hals' eigen beeltenis heeft willen herkennen. Op het eerste gezicht valt de gelijkenis minder in het oog daar het nieuw-ontdekte portret een veel jongeren man voorstelt, terwijl ook de kleederdrachten uit verschillende tijdperken zijn. Maar bij nader toezien bestaat er toch wezenlijke overeenkomst in de gelaatstrekken en de schrijver acht deze overeenkomst te veelzijdig om zuiver toevallig te kunnen zijn. Het is dus geenszins onmogelijk dat in deze twee portretten dezelfde persoon op jongeren en op lateren leeftijd werd afgebeeld. | |
The Burlington MagazineIn het Meinummer plaatste de redaktie een aanteekening naar aanleiding van de veelbesproken verkoop van Rembrandt's beroemden Molen uit het bezit van den Markies van Lansdowne, welk meesterwerk gelijk men weet naar Amerika verhuisde. Voor Amerika is er reden om over het verloop van deze zaak verheugd te zijn, maar voor Engeland beduidt het een onherstelbaar verlies. Als redmiddel voor de toekomst beveelt de redaktie een belasting op den uitvoer van kunstwerken aan, met de opbrengst waarvan een fonds zou kunnen worden bijeengebracht om, in gevallen als dit met Rembrandt's Molen, een verkoop naar het buitenland te kunnen voorkomen, In het Juninummer oefent de redaktie kritiek op de jongste uitbreiding van de National Gallery, met name ook op de onredelijke hoogte en afmetingen der zalen, die | |
[pagina 75]
| |
daarom ongeschikt zijn om er de intieme schilderkunst der Hollandsche school tentoon te stellen. F. Melian Stawell schrijft in dit nummer over de brieven van Vincent van Gogh. Verder vinden wij een tweetal aanteekeningen over Hollandsche kunst. De eerste over een portret door den zeventiendeeuwschen schilder Abraham van den Doort, die in Engeland werkte, waar hij hof-medailleur en bewaarder van het Koninklijk Kunstkabinet van Karel I was. En de andere der twee aanteekeningen handelt over een - daarbij afgebeeld - schilderij, dat aan Aelbert Cuyp wordt toegeschreven en dat tot heden de aandacht der kunsthistorici was ontgaan. Het schilderij behoort den Rev. A.E. Clementi Smith. | |
Kunst und KünstlerIn het Mei-nummer schrijft Max Friedländer over de sensationeele schilderijverkoopen van den laatsten tijd, waarbij ook de verkoop van Rembrandt's Molen ter sprake komt. Hoewel niet bepaaldelijk over Nederlandsche kunst handelend, wijzen wij toch op de boeiende essay van Max Liebermann, waarmee dit Mei-nummer opent, over Empfindung und Erfindung in der Malerei. Het Juni-nummer van dit tijdschrift brengt een opstel van Erich Hancke over het Museum-Mesdag, dat de schrijver roemt als een der schoonste moderne schilderijenverzamelingen. Vele afbeeldingen tooien dit opstel. Bij een artikel van Karl Scheffler over de zomer-tentoonstelling der Berlijnsche Secession vinden wij o.a. Jozef Israëls' zelfportret uit 1909 afgebeeld, dat aldaar is tentoongesteld. C.G. | |
Orientalisches Archivis de titel van een nieuw tijdschrift voor kunst, kultuurgeschiedenis en volkenkunde der Oostersche landen, dat onder redaktie van Hugo Grothe bij Karl W. Hiersemann te Leipzig om de drie maanden zal verschijnen. Een schaar geleerde medewerkers en kunstkenners, waaronder uit ons land Prof, Dr. W. Th. Juynboll en Prof. C. Snouck Hourgronje, waarborgen een wetenschappelijken grondslag voor de niettemin in algemeen begrijpelijk en aantrekkelijken vorm geschreven inhoud. Nu de belangstelling in Oostersche kunst stijgende mag genoemd worden is dit tijdschrift een uitstekend middel ter bevordering van de diepere kennis van kunst en kunstnijverheid van Indië, China, Japan en de Turksche, Perzische en Arabische landstreken. Van den inhoud der eerste aflevering zij hier genoemd een met plattegronden, opstanden en fotos gedocumenteerd opstel van Corn. Gurlitt over gebouwen in Adrianopel. Jos. Strzygowski geeft opnamen met kunsthistorische verklaringen van bouwwerken te Kara-Amid in Mesopotanië. Over Islamische schilderkunst schrijft Ph.W. Schulz een met 16 afbeeldingen, waaronder van prachtige miniaturen, geïllustreerd hoogst belangrijk historische en stijl-kritische verhandeling. S. gaat in het bijzonder de kenmerkende eigenschappen na, der arabische en mongoolsche richting; de eerste nawijsbaar aan de langwerpige de tweede aan de ovale gelaatsbouw, op beide uitingen. Aan de hand van wat verleden zomer te München op de tentoonstelling van Mohamnedaansche kunst te zien was, geeft A. Nöldeke een karakteristiek der keramiek van Ragga, Rhages en Sultanabad. Esthetisch en technisch beschouwt hij het rijk-kleurige en heerlijk gedecoreerde aardewerk, daarbij een tiental kunstwerken afbeeldend. Julius Kurth, uitnemend kenner van Japansche kleurenhoutsneden en schrijver van uitvoerige gewetensvolle biografiën over Utamaro, Haranobu en Sharahu, stelt in zijn Sharahu-problemen, een hoofdstuk tot de geschiedenis der Japansche kleurenhoutsnede, deze in zijn land niet gewaardeerden uitbeelder der menschelijke hartstochten en instinkten boven in de rij der Japansche kunstenaars; vergelijkt hem, Sharahu met Daumier en Ensor. Proeven | |
[pagina 76]
| |
zijner sterke kunst, tooneelspelers-portretten, gaan mede. Een overzicht over drie tentoonstellingen van Oostersche kunst van het vorig jaar, en rubrieken: kleine mededeelingen, musea, literatuur overzicht enz. besluiten de welverzorgde aflevering, die op aangenaam ruw papier is gedrukt, slechts de autotypische reprodukties zijn op kunstdruk papierbijlagen geplaatst. Wij hopen geregeld iets uit den inhoud mede te deelen, zoover deze op architektuur of kunstnijverheid betrekking heeft, temeer daar de hollandsche medewerking doet verwachten dat ook die van Ned.-Indië aan de beurt zal komen. de R. |
|