Onze Kunst. Jaargang 10
(1911)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Karel van der Stappen
| |
[pagina 42]
| |
dood worden overstemd, - dat leven dat daad is voor hem die doet, lijden voor wie het beschouwt, 't is altijd de droom van Van der Stappen geweest om er het streven en het gevoel van in zijn werk te vertolken. Ompdrailles (1892), de kolossale groep, die bij het rond-point in de Louisa-Laan te Brussel opgericht is, teekent in dit opzicht het begin van dezen cyclus af en enkele jaren te voren was de meester in de gelegenheid geweest om een schitterend bewijs van zijn talent te geven in een werk (hoog relief) van grootsche afmetingen. In 1887 nl. had hij de indrukwekkende groep voltooid van drieschoone en harmonieuse figuren, die het Onderwijs der Kunsten verzinnelijken te Brussel in den voorgevel van het Paleis voor schoone Kunsten: half naakt met de voeten op een antiek kapiteel, zooals de kunst zich steunt op traditie, staat de Inspiratie met half ontplooide wieken gereed, om zich in vlucht te verheffen; aan haar zijde rechts, de jeugdige, in nadenken verdiepte kunstenaar, wiens verbeelding ze met edele visies heeft gevuld en links de gedaante van een Minerva, te weten: Wetenschap, Wijsheid en Harmonie. Ompdrailles, is de held van de schoonste roman van Léon Gladel, bij wien alle figuren op vaak treffend epische, soms ietwat declamatorische wijs naar voren treden, op het glanzend woord van den auteur. Het werk van Van der Stappen, is een plastische verwezenlijking van de epiloog van het boek. Ompdrailles, ‘het graf der worstelaars’, zooals hij zich fier genoemd heeft, is door een mededinger in zijn liefde en zijn strijd doodelijk getroffen. En al die fiere en zoo trots ontplooide kracht, hangt nu niet anders dan als een levenlooze massa, in de armen van den ouden Arribial, den vriend en makker van den verslagen athleet, die hem opheft, met van ontzetting versteend gelaat, om hem aan de, in het arena verzamelde menigte te toonen. En deze beide groote, naakte gestalten, van den levende in een smartelijke krachtinspanning opgericht, - van den doode, die met verbrijzelde ledematen tusschen de hem omhoog heffende armen doorglijdt - deze beide figuren, zóo machtig gemodeleerd en in éen tragische handeling verbonden, roepen een herinnering aan de helden van Homeros bij ons op. Onder de met Ompdrailles ongeveer gelijktijdig ontstane werken, die getuigenis voor de groote verscheidenheid in de inspiratie van den kunstenaar afleggen, en ons doen zien hoezeer hij zijn bewonderenswaardige bekwaamheden aan de meest tegenovergestelde onderwerpen wist aan te passen, noemen we de schilderachtige beelden van St. Michiel, die den draak verslaat, op den trap en in de Gothische zaal van het stadhuis te Brussel, het Standbeeld van den Zwijger op de Zavelplaats te Brussel, een Buste van een Bisschop en Pax Vobiscum (Brons, Verz. Van Cutsem, Brussel) een prelaat, met een vermagerd gezicht, gemijterd en in een prachtigen kasuifel gehuld, de hand met zalvend gebaar van zegening omhoog geheven, waarin zich, in | |
[pagina 43]
| |
archaïseerenden vorm, een eigenaardig sire ven naar mystieke uitdrukking openbaart. - Eindelijk een klein, bevallig en zinrijk werkje: Aan allen die door kunst geleden hebben (Verzilverd brons, Verz. Philippson, Brussel). Het figuurtje van de muse, het kopje half door een rouwsluier bedekt, heft aan den myrioloog, den lijkzang voor Orpheus, wiens hoofd met de door de zee aangespoelde lier, op haar knieën rusten. Op den met reliefs versierden sokkel, merkt men vooral den dichter op, die met gebogen hoofd en neerhangende armen, in verslagen houding voortschrijdt. Hij heeft daareven Eurydice ten tweeden male verloren en vol haat voor de bedriegelijke goden en de onverschillige menschen, is hij tusschen de dieren gevlucht, die gevoeliger zijn voor de verscheurende akkoorden van zijn lier. KAREL VAN DER STAPPEN: De Stedenbouwers.
(Bronzen groep Park van den Cinquantenaire, Brussel). De Stedenbouwers, nemen mede een plaats in onder de scheppingen van dit tijdvak (1893). In het park van den Cinquantenaire te Brussel roepen ze, in een rustig laantje geplaatst, de herinnering op aan het ruige en verhevene van den arbeid. Twee werklieden liggen te slapen aan den voet van het monument, - de nederige bewerkers van de pracht die aan de stapels steenen die ze helpen oprichten tot verheerlijking van schoonheid of ijdele roem, de duistere moeiten mengen van hun leven, waarin zich hun kracht uitput en verspilt... Het is 't uur van de namiddagrust, de een ligt plat voorover gebogen, het hoofd op de gekruiste armen gesteund, de ander tegen het brok van een verweerden muur, zit, door den slaap overmand, bijna dubbel ineen. ‘Dans un sujet réaliste’ schreef Ernest Verlant in een korte, maar uitstekende studie, die hij den morgen na des meesters dood aan het Journal de Bruxelles afstond:Ga naar voetnoot(1) ‘dans un sujet réaliste - l'artiste a su mettre, sans avoir | |
[pagina 44]
| |
l'air de le faire expres, une pensée, une émotion et les puissances d'un symbole. - Du bloc lourd, largement traité par grandes lignes et grandes masses, se dégage une impression de vie souffrante et de force accablée. C'est ainsi que les esclaves des Pharaons dormaient au pied des Pyramides.’ KAREL VAN DER STAPPEN: Streven naar Hooger.
(Studie voor het Monument der Oneindige Goedheid). Van de maquette van het Monument der Oneindige Goedheid, zijn niets dan fotografieën overgebleven. Voor zoover men er volgens deze onvoldoende gegevens over kan oordeelen, moet het hebben bestaan uit een enorm basrelief, waarboven of waarvoor half opgewerkte figuren en groepen. Van der Stappen bezat er overigens talrijke opzetten van, waaraan hij telkens weer veranderde. Enorm en vaag als 't daar stond, was het denkbeeld dat hij trachtte te omvatten, moeilijk om zonder verward te worden, weer te geven. Het raakte, om zoo te zeggen al de palen van ons gevoel en ons leven aan en hetgeen de meester hierbij droomde, was een soort van Laatste Oordeel van liet menschelijk hart. De mensch zou daar in al den rijkdom Tan zijn gedachte en zijn handeling zijn verschenen, een inspanning van zijn gedachte om uit te stijgen boven zich zelf, met verzaking van zijn eigen egoïste instinkten, - de uiterste inspanning van zijn handeling en zijn wil, om vrede | |
[pagina t.o. 44]
| |
KAREL VAN DER STAPPEN: HET ONDERWIJS VAN DE KUNST.
Bronzen groep ter versiering van het Paleis voor Schoone Kunsten (Museum) Brussel. | |
[pagina 45]
| |
te scheppen in een wereld van strijd, vreugde in een wereld van smarten, de gelijkheid der liefde, in een wereld van ongelijkheid en haat. - Een wijde en wijdsche synthese, waar armoede, lijden en dood niet meer zouden zijn geweest dan zoovele middelen tot inniger eenheid... Het zou een veel bewogen beeld zijn geweest - wemelend van episoden - rijk in suggesties, - een schildering van des menschen lot - smartelijk en tegelijk vertroostend, omdat het zou hebben aangetoond dat het leven niet zulke zware lasten heeft, dat de liefde ze niet kan verglichen. KAREL VAN DER STAPPEN: de Dichter Emile Verhaeren.
Verder heel een reeks van kleinere werken, op ontroerende wijze onderlijnd, hebben zich los gemaakt of zijn afgeleid van dit hoofdwerk, dat in staat van opzet gebleven is: Een Christus, een Man van smarten, die zich met mededogend aangezicht over den afgrond der wereld schijnt heen te buigen, waar zich de angstige menigte der menschen beweegt; verder twee ontroerende afbeeldingen van het Moederschap en de Voorzaat (Brons, Verz., Octave Maus, Museum te Elsene). Opofferingszin, een krachtig gemodeleerde groep van de bemanning van een reddingsboot, die aan een groep van weenende vrouwen het lijk brengen van een drenkeling. - Verder Streven, de Mensch die gaat, enz. Het was zonder twijfel niet zonder diepe bitterheid, dat Van der Stappen | |
[pagina 46]
| |
terug heeft doen keeren tot het stof het werk, dat zóo lang zijn ziel had ingenomen, doch, zooals we reeds gezegd hebben, hij kende het onvruchtbaar makende der ontmoediging niet! We ontmoeten inderdaad, gedurende dezen zelfden tijd een aantal decoratieve werken, van alle formaat en van alle soort, van het gedenkmonument en den ger denksteen af, tot aan het goudsmeed werk met met liefde bewerkte hoog verheven figuren, in kostbare metalen toe. Omstreeks dezen tijd ook openbaarden, zich de intellectueele affiniteiten van den artist in twee bustes, die een dankbare hulde, - een eerbetoon van kunstenaar aan kunstenaar zijn - van den schepper van den vorm, aan den schepper der gedachte, nam. het borstbeeld van Emiel Verhaeren (Kon. Museum, Brussel) den dichter wiens heerlijk menschenwoord, heel het edele van den droom, met al de pracht der werkelijkheid vereenigt en de Buste van Edmond Picard's held: Mon oncle le Jurisconsulte, den Man van het Recht, het serene verstand en het groote hart, dat enkel om rechtvaardigheid was bekommerd. KAREL VAN DER STAPPEN: ‘Mon oncle le Jurisconsulte’.
(Eig. van den heer Edm. Picard, Brussel). Het denkbeeld van het Recht, in al zijn kenschetsende karaktertrekken, was een der laatste, waarop Van der Stappen zich heeft geïnspireerd. Na | |
[pagina 47]
| |
vele lange aarzelingen, had hij eindelijk besloten om de eerste allegorische bekroning van zijn Monument du Travail dus de figuur van het Recht, als opperste richtsnoer van al onze zedelijke en stoffelijke handelingen te vervangen. Doch hij wilde er geenszins, volgens de afgezaagde formule, een abstracte voorstelling van maken. Hij had juist den opzet voor deze figuur voltooid, toen hij door zijn ziekte werd verrast. KARÉL VAN DER STAPPEN: Studie voor het Monument van den Arbeid.
Wij hebben reeds, in het begin dezer studie, de lotgevallen van het Monument van den Arbeid, waarvoor hij in 1893 het plan gemaakt had vermeld. De meester had het sedert den eersten opzet wel vaak hernomen, - verbeterd en in zijn verbeelding omgewerkt, altijd wachtend op het uur dat de bevrijdende voltooiing zou komen. En toen ze eindelijk gekomen was - heel laat - de stonde van de verwezenlijking van zijn verlangen, toert dacht hij wellicht, toen hij den eersten opzet hernam, dat het heele werk best ware herbegonnen! Want nimmer was er een gestrenger voor zich zelf, dan Van der Stappen geweest is! Geen minder vaardig om zich voldaan te voelen over eigen werk! Hij behoorde zeker niet tot dezulken, waarvan Leonardo de aanmatiging beklaagd heeft en bespot, tot hen die hun werk beantwoordend achten aan den droom, waaruit het is voortgesproten - De groep die hij af had gemodeleerd, die hij tevreden over zich zelf had verlaten - hij kwam er later altijd | |
[pagina 48]
| |
nog weer op terug, om er de elementen, waaruit ze was opgebouwd of de welsprekende uitdrukking er van te wijzigen of te verhoogen. Elke echte kunstenaar kent dat gevoel en hoe mooi zijn werk ook moge zijn, altijd, wanneer hij 't ook beziet, lijdt hij bij de gedachte dat het ver beneden zijn verbeelding bleef. Voor hem geldt 't vooral dat de volmaaktheid niet is van deze wereld. Troosten we ons met de gedachte dat dit misschien ook niet gewenscht zou zijn, want is de onvolmaaktheid niet 't kenmerk van alle menschen? Het is hem eigen om werken te scheppen, waaraan de gedachte van anderen altijd iets toe of af kan doen. Vertelt de legende ons niet dat toen Franciscus van Assisi veertig dagen lang op een eilandje in 't meer van Perugia had gevast, hij de helft van éen klein broodje at, om de ijdele glorie te niet te doen dat hij den Christus in de woestein gelijk wilde zijn? Dat éene kleine broodje, dat is 't getuigenis van de menschelijke onvolkomenheid!... Het werk dat met algemeene stemmen volmaakt werd verklaard, zou ongetwijfeld grooten indruk op ons maken, maar treffen zou 't ons niet, want het zou meer goddelijk dan menschelijk zijn. KAREL VAN DER STAPPEN:
Studie voor het Monument van den Arbeid. De inspiratie van den kunstenaar blijft zich niet altijd gelijk en zijn hand gehoorzaamt niet altijd aan zijn verbeelding. Het gebeurt soms dat het werk leemten, - onbevredigende deelen - slordigheden vertoont. Dankomt 't ons voor dat de maker heeft gefaald, dat hij éen oogenblik. onder den al te zwaren last van de te dragen gedachte is neergebogen. En toch vermag dit falen ons te ontroeren en kan tot schoonheid worden. De kunstenaar heeft geschapen, maar hij laat op zijn schepping | |
[pagina t.o. 48]
| |
KAREL VAN DER STAPPEN: OMPDRAILLES.
(Rond-point der Louisalaan, Brussel). | |
[pagina 49]
| |
het spoor van zijn verlangen en zijn streven na, van zijn eerzucht die hij niet geheel heeft vermogen te verwezenlijken - den afdruk van zijn vermoeide hand, daar even ontroerend als in dat Egyptische graf van het oude rijk, den afdruk van dien slavenvoet, die het laatst de deuren had gesloten! We vinden dergelijke sporen ook in het werk van Van der Stappen weer. Dikwijls heeft de leem, dien hij kneedde, hem weerstaan, geweigerd om zich te voegen naar den omtrek zijner gedachte. Ware hij een minder gewetensvol kunstenaar geweest, het zou een doorkneed technicus als hij was, gemakkelijk zijn gevallen, om gebruik te maken van virtuositeit, om aan zijn figuren die volmaaktheid te geven, die vooral uit 't knappe kunnen bestaat. En die virtuositeit, die soort van kunstemakersluchtsprong, kan bijna altijd rekenen op den bijval van het publiek. Maar het temperament van den meester was zóo, dat het hem onmogelijk zou zijn geweest om 't genot van den roem boven zijn eigen vreugde om het oprechte en goede werk te stellen. De kunst ging bij hem vóór den kunstenaar en elk middel tot lof-inoogsting scheen hem oneerlijk toe, indien hij dien lof ten koste van zijn eerlijkheid had moeten verkrijgen! KAREL VAN DER STAPPEN: Antwerpen.
(Triomfboog van den Cinquantenaire, Brussel). Zijn laatste jaren wijdde de meester bijna geheel aan de uitvoering van het Monument van den Arbeid. Hij had de oorspronkelijke bestanddeelen van den eersten opzet behouden, hoewel hij later veel in den opbouw en de schikking er van gewijzigd had. Twee der hoofdgroepen zijn, rechts en links van het voetstuk met de hoofdfiguur (het Recht) geplaatst: de Landbouw en de Nijverheid, voorgesteld door een boer en een werkman zijn, rechts en links van het voetstuk met de hoofdfiguur het Recht aangebracht, de een wordt voorgesteld door een landman, die een os voorleidt, de andere een stevig ros, hadden hun eindvorm ontvangen en teekenden hun prachtige vormen, groot en eenvoudig van omtrek en stevig en krachtig van houding, in de werkplaats af. De stoute groep van den Genius met den hinnikenden en heftig stei- | |
[pagina 50]
| |
gerenden Pegasus, die bestemd was ter versiering van de achterzijde van het monument, stond eveneens ter afgieting gereed. Het werk ging vooruit, tot verheugenis van den goeden werkman. De plaats, die van eerst af aan het monument was toe gewezen, was gebleken ongeschikt voor de oprichting te zijn en hij liep overal Brussel rond om een geschikte plek, noch te groot, noch te klein te vinden, die als de harmonieuse lijst voor zijn werk zou zijn. Na veel vruchteloos heen en weer geloop, had hij eindelijk iets ondekt, maar maakte glimlachend geheim van zijn vondst, omdat hij 't eerst ter kennis wilde brengen van den Brabantschen provincieraad, als 't geschikte oogenblik zou zijn gekomen. Doch dat oogenblik kwam nooit. Ziekte noopte den armen kunstenaar tot rust en hij moest zijn werk opgeven. Een enkele maal nog kwam hij in zijn mantel en met zijn muts op het hoofd, dwalen door zijn atelier. - Dan bleef hij stilstaan en keek en stond te droomen voor de verspreidde deelen van zijn grootsche werk, dat niet was voltooid, dat nooit zou voltooid worden. - Dan hief hij de lange, natte doeken op om te zien of de leem goed had gehouden... Maar we gaan niet verder meer, want onze geest ontroert zich te veel bij die gedachte... Karel Van der Stappen stierf den 21sten Oktober 1910. Hij had zeven-en-zestig jaren leven en vijftig jaren kunst geleefd. KABEL VAN DER STAPPEN: Luik.
(Zegeboog van den Cinquantenaire Brussel). Zijn teraardebestelling had plaats zonder officieele praal, met al den eenvoud, dien de groote kunstenaar lief had. Maar al wat Brussel aan edels, op 't gebied van kunst en letteren bezat, gaf hem een indrukwekkend geleide, van vriendschap, bewondering en rouw. De lichte herfstdag was vol zachte treurnis. De groote boomen op de leien en op 't kerkhof, teekenden het dichte lommer van vergulde bladen af, tegen 't bleeke, trillende blauw. Nu en | |
[pagina 51]
| |
dan viel er een van neer, gleed en viel, gave van den dood aan den dood, op de blauwe zerken van de graven. En gaande tusschen die versierde grafsteden, langs die stille paden, waar zoovele smarten zijn voorbij gegaan, waar zooveel logen ook voorbijging, meetredende in den lijkstoet van een schoon en edel artist, omringd door de eerbiedig zwijgende menigte, hoorden we niets dan den raad van berusting en eeuwig vertrouwen, die ons van uit de dingen scheen toe te komen, in dat stralend neigen van het jaar... De goede kunstenaar was heengegaan, maar niet zijn werk. En is er wel een dood voor de bewerkers der gedachte? Hoe velen wier stof reeds lang is verstrooid, zijn onze vrienden, zijn ons als levend eigen! Hun werk is ons gebleven, 't zij 't zich uitdrukte in materie of geschrift, het gaat voort met te bewegen in het leven, het hernieuwt en herschept onafgebroken zichzelf, roept telkens nieuwe geesdrift bij ons wakker en bevrucht nieuwe intelligenties... Dat is de onsterfelijkheid van de kunst! Arnold Goffin. | |
Biografische nota.Geboren te Brussel, 29 December 1843, † 21 October 1910. - Lid der Koninklijk Belgische Academie van Schoone Kunsten, Wetenschappen en Letteren en van de Koninklijke Academie van Dresden; correspondeerend lid van de Academie van Venetië. - Leeraar aan de Academie van Schoone Kunsten te Brussel (1883); bestuurder dier inrichting (1898). - Officier van de Leopoldsorde; ridder van het Legioen van Eer, van de Orde van St Mauritius en Lazarus, van de Orde van de IJzeren Kroon, enz. - Gouden medailles, Brussel 1869, Munchen 1890; eere-medaille, Parijs 1889; eere-diploma, Berlijn 1891; groote gouden medailles, Budapesth 1897, Berlijn en Weenen 1898. | |
Voornaamste werken:1868-71: Lacher (buste marmer, eig. van den heer E. Picard); Het Toilet van den Faun (marmer, eig. van den heer Boitte, Brussel); De Lente (graniet, Zuiderstatie, Brussel). - 1872-76: Versiering van den voorgevel van het Alhambra en de Passage des Postes, Brussel; De Orchestratie (fronton, Kon. Conservatorium voor muziek, Brussel); Dr. Charbonnier (borstbeeld, brons); De Zangeres (laag verheven werk, marmer, eig. van Mev. E. Marlier, Brussel); Alexander Gendebien (standbeeld, marmer, Brussel); De Jongeling met den degen (marmer, Museum, Brussel). - 1876-79 (Rome): David (staand beeld, marmer, Museum te Antwerpen); Pascuccia (borstbeeld, marmer, verz. Van Cutsem, Brussel); Eva, Vittoria (borstbeelden, in marmer en brons, verz. Philippson, Brussel); In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten (standbeeld), enz. - 1879-81 (Parijs): De Provincie Brabant (beeld, graniet, Monument voor Leopold I, te Laeken). 1881-82: De heer Philippson (buste, brons); Willem de Zwijger (marmeren standbeeld, Kleine Zavelplaats, Brussel); Ompdrailles bronzen groep, Louisa-laan, Brussel); Het Onderwijs der Kunst, voltooid in 1887, (gevel van het Museum, Brussel); Het kind met den bok (brons, verz. Wouters-Dustin, Brussel); | |
[pagina 52]
| |
De Vogelbezweerster (brons, verz; Van Cutsem, Brussel); De Pauwenbezweerster (brons, verz. Damiens, Brussel); De Dag, de Middag en de Nacht (schouwversiering in het hotel van den heer Picard, Brussel). - 1883-1910: De Grieksche kunst en de Gothische kunst (bronzen beelden, Paleis voor Schoone Kunsten, Brussel); De Legende van Orpheus (brons, verz. F. Philippson, Brussel); De Sphgnx (buste marnier) en de Pauwen (groep brons, verz. Mevr. E. Marlier, Brussel); De Sphgnx (borstbeeld, ivoor en zilver, Museum te Tervueren); Pax vobiscum (borstbeeld, brons, verz. Van Cutsem, Brussel); De Mensch die gaat (brons); De Voorvader (brons, Museum te Elsene, verz. Oct. Maus); Angst (brons, de heer des Cressonnières, Brussel); De Golf (marmeren beeld, eig. van den heer A. Solvay, Brussel); St Michiel (groep brons, eeretrap en gothische zaal van het stadhuis te Brussel); Eduard Agneessens, Graaf de Smet de Nager (bronzen busten); Theodoor Baron (bronzen beeld, Namen); Monument Artan, monument Louis Dubois (begraafplaats van Evere) en monument Verwée (Gemeenteplaats, Schaerbeek); De Stedenbouwers (bronzen groep, Jubelpark, Brussel); Het Monument van den Arbeid; het Monument der Oneindige Goedheid; het Zeeuwsche Meisje (buste, ivoor en tin, verz. Zeger, Weenen); Gedenkplaat voor den architect Charles Licot (abdij van Villers); Veere (marmeren borstbeeld, verz. Philippson); Mon oncle le 'Jurisconsulte (buste, brons, eig. van den heer Edmond Picard); Emiel Verhaeren (buste brons, Kon. Museum te Brussel); Antwerpen en Luik (figuren, brons, zegeboog van den Cinquantenaire, Brussel); Ontwerp voor het Gedenkteeken voor de Onafhankelijkheid der Argentijnsche Republiek, enz., enz. |