| |
| |
| |
| |
Naar aanleiding van de tentoonstelling van Noorsche huisvlijt te Haarlem
Het was eene gelukkige gedachte van den directeur van de Haarlemsche Kunstnijverheidsschool, den heer A.E. von Saher, om ons eens iets te laten zien van de voortbrengselen van Noorsche huisvlijt.
De Nationale tentoonstelling voor huisvlijt te Scheveningen, nauwelijks gesloten, ligt ons nog versch in 't geheugen, en de bijzondere sympathie welke zij mocht verwekken over, geheel ons land bewijst, dat inderdaad de kern aanwezig is om in Nederland de huisvlijtbeweging terug te kunnen brengen tot wat ze eenmaal hier in Nederland was.
Op het huidige moment kunnen wij Nederlanders zeker niet wijzen op een goed gevoelde, bloeiende huisarbeid, 't was povertjes, dat wat wij thans daar in Scheveningen te saamgebracht zagen en al was er weleens iets onder het vele daar bijeen wat van meer gevoel, van ernstig streven sprak, meerendeels toch getuigde het slechts van een grillig dilletantisme, onaf en banaal.
Heel zeker er waren werkstukken die met veel geduld, met ijzer volharden tot stand gekomen moeten zijn, maar het zal bij velen geweest zijn als bij mij, meer dan een droef gevoel van, wat had met dienzelfden ijver en in dien zelfden kostbaren tijd iets mooi's, iets bruikbaars voortgebracht kunnen worden, konden die voortbrengselen niet opwekken.
Het heeft ons hier ten eenenmale aan goede leiding ontbroken, aan een krachtige hand die deze nationale beweging zoude moeten besturen, de geest wakker riep om de huisvlijt te veredelen, den beoefenaars leerde verkoopbare voorwerpen van allerlei aard te maken en voor hen eenen vruchtbaren afzet zocht.
Alleen dán wanneer huisvlijt het karakter draagt van een diep gevoelde volkskunst, ernstig gewild, zeker opgezet en doorgevoerd dan eerst kan ze leiden tot iets goeds, een steun zijn voor hare beoefenaren, hen bevrediging
| |
| |
schenkend, dan eerst kan huisvlijt een ruime plaats innemen in het volksleven, een factor zijn voor volkswelvaart.
TH. HALMBOE: Tapijtontwerp.
J. ARBO: Tapijtontwerp.
Wanneer wij het bovenstaande overdenken en wij bezien hetgeen in het museum van kunstnijverheid van Noorsche huisvlijt is bijeen gebracht, dan voelen wij dat van onze Noorsche broederen zeer zeker veel te leeren valt, dan zijn wij overtuigd, dat deze kleine tentoonstelling, met smaak en ruime blik bijeengebracht, veel voor de ontwikkeling en den bloei van Néerlandsche huisvlijt kan bijdragen.
Het werk dat het museum van kunstnijverheid thans onder haar dak een plaatsje inruimt, is een gedeelte van de voorwerpen welke de Vereeniging ‘Norske Husflidforening’ die over het geheele koninkrijk Noorwegen hare vertakkingen heeft, dezen zomer te Bergen op eene tentoonstelling bijeen bracht.
| |
| |
Kussen, oud motief.
Kussen, oud motief.
Zeer zeker valt hier bij deze tentoonstelling in de eerste plaats in het oog, de hoogte die de weef- en borduurkunst heeft bereikt.
Daar is weef- en kunstnaaldwerk van een bijna volmaakte techniek en dikwijls mooi van ontwerp, en alhoewel de meeste van de houtsnijwerken en de beschilderde en gebrande voorwerpen minder de aandacht trekken door hun vormenkeus, toch moet men de nauwkeurigheid en handigheid waarmede zij vervaardigd zijn den goeden smaak en het zuiver gevoel waarmede versiering en kleur is aangebracht, bewonderen.
Wij vinden ook enkele meubelen te bezien, waarbij het snijwerk een grooten factor is, terwijl de constructie en teekening van eene goede opvatting getuigen.
Ameublement uit Rijfijlke.
| |
| |
Veel minder als het vorige zijn de gevlochten mandjes en blaadjes, die èn wat vormenspraak en wat techniek betreffen, het middelmatige niet bereiken al is b.v. de bodem van de meeste mandjes aardig van vlechtwerk.
MATH. ENGE: Stoel.
De in versierd leer uitgevoerde voorwerpen zijn slecht vooral wat compositie betreft en hier gevoelt men dat deze tak van kunstnijverheid in hoofdzaak dilletantisme is, wellicht gemaakt door menschen die het goed meenen, (wij nemen dit gaarne aan), laten deze voorwerpen zien, de geringe bekendheid van de makers met het materiaal en de eischen van techniek.
Alles bijeen genomen kan de indruk van hetgeen wij zagen van de Noorsche huisvlijt gunstig genoemd worden en is het iets wat prettig aandoet, dat alhoewel die Noorsche huisvlijt zich op ruim gebied beweegt, alle voortbrengselen voorwerpen zijn van practisch nut, voorwerpen die den makers eene geldelijke belooning kunnen aanbrengen door hare verkoopbaarheid, en alhoewel de prijzen betrekkelijk laag gesteld zijn, schijnt het mogelijk dat de makers er een behoorlijk weekloon aan verdienen kunnen.
Kistje; Kaland.
Bedenkt men verder, dat de huisvlijt in Noorwegen veel meer in eere nog is, of liever weer is,
| |
| |
als in welk land ook, en dat daar nog met vreugde en geluk de vrije avonden aan huisvlijt worden gegeven, dan ligt het voor de hand, dat een natuurlijke trots en eerzucht den mensch prikkelende tot het willen geven van het beste wat in hem is, men langzamerhand moet komen tot een huisvlijt-beweging, waaruit zich eene algemeene volkskunst ontwikkelt.
Ontbijtservet. Hardanger borduurwerk.
Kleedje. Hardanger borduurwerk.
Onwillekeurig zal men zich de vraag stellen: is dan alles wat die Noorsche huisvlijt voortbrengt af, is dat alles werkelijk goed, degelijk en schoon, zijn die voortbrengselen dan alle werkelijk kunstwerkjes?
Neen, voorwaar zoover is men zeker nog niet, lang-niet, ook hier valt heel veel nog te doen, te studeeren, te veranderen en te volmaken. Men is gedeeltelijk op den goeden weg, men heeft de eerste stappen gedaan in de goede richting, men heeft ingezien dat om werkelijk een ware volkskunst te kunnen bereiken en te kunnen behouden, de huisvlijt aan hare beoefenaren steeds voldoening moet kunnen schenken en de voortbrengselen behalve aan hen eenig materieel voordeel af te werpen ook moeten voldoen aan hoogere eigenschappen, moeten worden kunstvoortbrengselen als uiting van de ontwikkeling der cultuur en gaande hand in hand met die ontwikkeling.
Men heeft zeer juist ingezien, dat slechts bij eene goede leiding van het
| |
| |
volk zulk eene ontwikkeling bereikt kan worden, en men heeft gevoeld, dat men het volk, de minder ontwikkelden, goede voorbeelden moest stellen om hen te doen voelen, dat het doorgaan op oude tradities, welke langzamerhand verwaterd en tot verval geraakt zijn, hen op een dwaalspoor brengt, hen langzamerhand geene bevrediging meer brengen zal en zoodoende de huisvlijt ten gronde richt om slechts een treurig geliefhebber er voor in de plaats te krijgen.
T. AGDESTEIN: Schenkbakken.
De vereeniging ‘Norske Husflidforening’, krachtig georganiseerd, goed gèleid, is tot het gelukkig inzicht gekomen, dat men zich krachten moest assumeeren, die in staat zijn goede ontwerpen te leveren. Men heeft ingezien, dat die ontwerpen goed uitgevoerd onder de beoefenaren van de huisvlijt - leden van de Vereeniging - gebracht, hen het betere van het minder goede zal leeren onderscheiden, de minder bevoorrechten langzamerhand zal doen voelen het goede, het ware en het schoone hetwelk immer en alléén ieder kunstwerk, van welken aard ook, beheerscht. Ook heeft de Vereeniging door goede krachten, ontwerpen en voorbeelden laten maken, en hare uitingen zijn thans, naast goede oude specimen van volkskunst, de voorbeelden waarnaar de leden van de Vereeniging werken.
En dát men zóo tot betere resultaten komen moet bewijst het werk dat wij thans gezien hebben.
Wij moeten hier direct aan toevoegen en nog eens uitdrukkelijk stipuleeren, dat hetgeen wij hier neerschreven voorzeker niet de meening wekken mag, dat alles goed is wat de Noorsche Huisvlijt voortbrengt.
O neen, bereids is reeds gewezen op het wel degelijk ook aanwezig zijn van minder goed werk, maar dat nemen wij voor het moment als bijzaak, wij willen hier de opzet, het principe laten gelden en doen uitkomen, en in die opzet en in dat principe schuilt, zooals gezegd, heel veel goeds. Ook vergete men vooral niet, dat wij spreken over huisvlijt, dat wij alles wat we
| |
| |
zagen als zoodanig beschouwden en ook als zoodanig zullen behandelen.
Bezien wij thans een en ander eens van wat naderbij, dan zou ik de ingezonden weefwerken het eerst willen noemen.
Kistje; Kaland.
Er gaat een frischheid van uit die u aangenaam aandoet, er is charme in dit werk en al zou men mij direct tegenwerpen kunnen: maarer waren toch zeker lappen en kleedjes, die wellicht minder goed zijn als die welke wij zoo dikwijls in onze eigen omgeving zien, dan zou ik niet anders kunnen antwoorden als: ‘'t Is waar, maar er spreekt u toch uit tegen een ernstig en degelijk werken, een werken wat niet alleen is tijdpasseering, maar getuigt van liefde en geest, van willen en van kunnen.’
Zoo zien wij drie gobelins met teekeningen van oude Noorsche sagen, met een liefde en gerafineerde technische vaardigheid gemaakt, die laten voelen, dat niet slechts de betaling de makers aan het werk zette. Vooral die lap, voorstellende de strijd van het christendom tegen het heidendom, aan de eene zijde de Heilige Olef, aan de andere Thor, Baldor en Odin is goed van verdeeling en kleur.
Deze gobelins zijn, evenals enkele kussens, mooi van kleur en compositie, naar oude ontwerpen gemaakt en staan zeker hooger als menig voorwerp naar modern patroon uitgevoerd, die dikwijls met zorg en wel bestudeerd toch niet geheel geslaagd mogen heeten.
Onder de kleedjes vindt men prettige pittige stukken naar meerdere goede ontwerpen, alhoewel ook hier die naar oude motieven niet de minste zijn. Ze pakken door hun kleurenkeus en goede verdeeling, wat ook in hoofdzaak gezegd moet worden van de meubel- en bekleedingsstoffen in
| |
| |
welke laatste vooral de kleurencompositie bijna alleen optreedt.
MATH. ENGE: Vaas.
Bij de kunstnaaldwerken is men het ontwerp meer machtig, daar zijn servetten, kleedjes en tafelloopers in hardanger-techniek van eene groote fijnheid en technische volmaaktheid, die niets te wenschen overlaat en waarvan eene groote bekoring uitgaat.
De beschilderde en gebrande voorwerpen zijn alle producten met een zeer eigen karakter, een eigen volksaard. Wij zouden ons hier de meeste van die stukken niet op hare plaats voorstellen kunnen en toch ook hier vindt men als geheel iets aardigs weer.
't Zijn allen dingen van practisch nut, gebruiksvoorwerpen die in hunne Noorsche omgeving van schelle kleuren, het oog aangenaam kunnen boeien, het zijn huisvlijtproducten die zin hebben en vrij van het zoo gevreesde dilletantisme blijven.
Ook hier vindt men enkele voorwerpen onder, die doen zien wat het stellen van goede voorbeelden vermag, er is b.v. een schenkbak die zeer mooi van vorm is waaraan zich het ornament zoo logisch en fijn aansluit, dat het in al zijn eenvoud als een kunstwerkje voor u staat en weinig detentieus als 't is, de begeerte om het te bezitten, in u wakker roept.
Als voorbeeld van fijn vernuft en artistieke vroolijkheid, vindt men er een paar sigarenbekers, gesneden uit een stuk wortelhout, waarvan alle grillige knoestige uitwassen den maker een heele geschiedenis deden fantaseeren, welke handig en met gevoel tot in de kleinste finesses door hem in figuralen vorm werd weergegeven.
Een ameublement bestaande uit 2 stoelen en een ronde tafel in groen geschilderd hout is aardig van ontwerp, goed en degelijk van constructie en met geest versierd door eenvoudig snijwerk. Een stoel, gemaakt in berken- | |
| |
wortelhout, geel-rood van kleur, waaraan de blauw-groene zitting zich prettig aansluit, is mooi van materiaal en van een uitstekend ontwerp zoowel wat vorm als beeldhouwwerk betreft. Deze kan werkelijk een geslaagd werk genoemd worden en staat verre boven de overige meubelen, waaronder wel aardige bankjes en minder gelukkige kisten, overvol van snijwerk.
Opmerkelijk is het, dat waar meerdere gevlochten mandjes en blaadjes, uit wortelbiezen gemaakt, zijn bijeengebracht, deze allen dezelfde technische en esthetische fouten vertoonen.
Men werkt de randen, hengsels of handvatten af met een opeenvolging van puntmotiefjes, die de fout hebben behalve dat ze de romp niet afsluiten, in het gebruik onmiddellijk zullen afbreken en waar het de hengsels betreft moeilijk aan te vatten zijn. Temeer valt dit op als men ziet, dat de vlakke gedeelten dikwijls zuiver van vlechtwerk en aardig van teekening zijn.
Omtrent de voorwerpen in versierd leer valt alleen op te merken, dat ze onbegrepen van techniek, leelijk van ornament en kleur zijn.
Het tentoongestelde emailwerk, geheel vallende buiten de huisvlijt-beweging, is van een besliste technische volmaaktheid, maar kleur en vorm, daarover zullen wij hier liever het zwijgen bewaren.
Het heeft ons genoegen gedaan met de Noorsche huisvlijt van wat naderbij kennis gemaakt te hebben. Er was wat te leeren, het heeft ons doen zien, dat het werkprogram van de Noorsche Vereeniging met succes afgewerkt kon worden, de ingeslagen weg is goed.
Het stemt tot blijdschap, dat wij thans in Nederland ook onze Nationale Vereeniging voor Volkskunst weer hebben, en al is ze ook nog jong, ze belooft veel, haar program, in hoofdzaak overeenstemmende met dat van de ‘Noorsche Husflideforening’, getuigt van eene goede opvatting.
Wanneer men doorgaat met evenveel kracht, vuur en energie als men is begonnen, dan zullen ook wij den tijd niet zoo heel ver meer af behoeven te gelooven, dat onze oude Nederlandsche huisvlijt weer tot bloei komt, dat ook wij weer onder de volkeren, onze volkskunst een goede plaats zien innemen.
H. Fels.
Den Haag, November 1910.
|
|