| |
| |
| |
| |
De schilder Mancadan
Waar onvermoeide archiefonderzoekingen ons zooveel nieuws brachten en nog steeds brengen, zoowel over het leven en de werken onzer bekende als onbekende xviie-eeuwsche meesters, wekt het verbazing dat er nog schilders aan te wijzen zijn wier namen we slechts uit hun werken te weten komen.
Onder dezen toont J. Mancadan zich een ‘Konstrijck schilder’. Zelfs in Houbraken, de groote vraagbaak, is niets over hem te vinden. Naar zijn schilderijen te oordeelen en ook door het bijna zeker kunnen dateeren van een zijner werken, Adriaan Geerts Wildervank te midden zijner Veenderijen, moet Mancadan ongeveer in de eerste helft der xviie eeuw gewerkt hebben.
Reeds in de xvie eeuw begon de eens zoo groote rijkdom aan bosschen in de Nederlanden voor houtarmoede plaats te maken. Deze houtarmoede ging natuurlijk hand aan hand met een vermeerdering der behoefte aan brandstof. Hierin werd nu voorzien door de afgravingen der hooge veenen. In 't midden der xvie eeuw werd met het ontginnen der veenen in het Oosten van Friesland begonnen. In de xviie eeuw kwamen die van Groningen en Drente aan de beurt. Dit deed in die vroeger moerassige, bijna onbewoonde streken, dank zij het energiek optreden van den Amsterdamschen koopman Adriaan Geerts Wildervank, welvarende plaatsjes ontstaan, o.a. Wildervank in de provincie Groningen in 1647. Daar nu Mancadan's schilderij de wording der veenkolonie Wildervank voorstelt zal zijn werk wel omstreeks denzelfden tijd, 1647, als Wildervank ontstaan zijn. Deze schilderij is dus niet slechts als specimen des meesters kunst interessant, doch tevens als historisch document.
Men zou hieruit de gevolgtrekking kunnen maken, dat Mancadan uit de provincie Groningen geboortig was en er als kunstenaar een zekere bekendheid genoot, wat een nadere kennismaking met zijn kunst alleszins verklaarbaar maakt.
Dat deze Veenderij reeds een rijp werk van den meester is, toont de breede opvatting en de gemakkelijke compositie. Welk een diepte heeft hij
| |
| |
hier weten uit te drukken, hoe juist is de lichtverdeeling en hoe mooi is het geheel in toon gehouden.
J. MANCADAN: Adriaan Geerts Wildervank te midden zijner Veenderijen.
(Groningsch Stedelijk Museum).
De figuren getuigen van een vaardige teekenhand en zijn vooral op het middenplan uitnemend van beweging.
Een indruk van ongekunsteldheid maakt dit werk. Men voelt dat hij zijn voorbeeld, wat het landschap betreft, trouw gevolgd heeft.
Deze schilderij is thans door geschenk van Mr. H.O. Feith Jr., afstammeling langs zijlijnen van Adriaan Geerts Wildervank, in het Groningsch stedelijk museum gekomen.
Het zelfde trouwe navolgen van de natuur vinden we in het landschap terug in der tijd bij de heeren Lewis en Simmons te Londen.
In dit landschapje met dien langen rechten weg, tusschen met sloten doorsneden weilanden, welke zich verliest in samenvloeiing van lucht en aarde, geeft Mancadan zoo juist de atmosfeer en stemming onzer polders weer, waarin de boerderijen als eilanden te midden der graszee liggen.
De teekening der figuren, maar nog meer hun onbeholpen plaatsing, twee aan twee in een zig-zaglijn om toch vooral den weg te vullen, doen mij veronderstellen dat dit een werk moet zijn uit zijn vroegst bekende periode.
| |
[pagina t.o. 182]
[p. t.o. 182] | |
J. MANCADAN: POLDERLANDSCHAP, in der tijd bij de heeren Lewis en Simmons te Londen.
| |
| |
Ook het nog niet geheel in toon houden, o.a. in de roode kleeding, wat we ook bij van Goyen in zijn vroege werken vinden, versterkt hier mijn vermoedens.
Dat Mancadan nog tot die groep van schilders behoorde, die een verblijf in Italië voor hunne artistieke ontwikkeling noodig oordeelden toonen ons verscheidene zijner landschappen. Het onlangs voor het Brusselsche museum aangekochte, (op een veiling bij Fred. Muller en Co onder den naam van Paulus Moreelse), één bij den Regierungs Präsident Stüve te Osnabrück en één in de collectie van Dr. Bredius te 's-Gravenhage.
Het Brusselsche stukje schijnt me vooral door zijn kleurigheid, uit zijn eersten Italiaanschen tijd te dateeren. Niet alleen is hier de kleur der koeien, rood, wit en zwart, dezelfde als op het polderlandschapje maar ook in de teekening is nog groote overeenkomst, kleine koppen, lange lichamen en korte pooten. Niet het landschap neemt hier evenwel de eerste plaats in, doch de figuren. Welk een verschil met de stijf geteekenden van het polderlandschapje. Zeer juist is dan ook de noot bij dit schilderij in de veilingscatalogus: ‘Tableau extrêmement remarquable, d'une délicatesse et d'une interprétation qu'on rencontre rarement dans les oeuvres de l'école hollandaise de cette époque’.
Mandacan herinnert hier eenigzins aan Mozes van Wttenbrouck vooral wat de compositie betreft. Ik denk hierbij aan Pan en Syrinx van Wttenbrouck in het Rijks-Museum te Amsterdam. Doch deze laatste bezit bij lange na niet Mancadan's fijn sentiment en mist ook geheel diens transparante koloriet.
Wat dit schilderij voorstelt is moeielljk uit te maken. Volgens de veilingscatalogus zou het een voorstelling zijn uit een herdersroman, welke toen zeer in trek waren.
Denkelijk nog voor het Brusselsch schilderijtje ontstond een landschapje, dat nu het eigendom van den heer Thies te Berlijn is. Het stelt een water met begroeide oevers voor. Rechts op één van de vertakkingen van een grillig gevormden boomwortel zit een hengelaar, die een druk gesprek met een man naast hem voert. Vooral de voorgroep is vet en breed geschilderd. De hoofdtoon van het stukje is een warm bruin, waarin de kleurige figuren niet storen. Fijn van stemming is de achtergrond en zeer juist uitgedrukt de aandacht waarmee de man rechts, naar den hengelaar luistert.
In de Italiaansche landschappen bij Stüve en Bredius toont Mancadan zich oorspronkelijker dan Both, Pijnacker of de Heusch, die zich geheel op Claude Lorrain's kunst geinspireerd hadden.
Hoe juist geeft Mancadan de fijne morgenstemming, het optrekken der dampen, in Bredius' schilderij weer. Hoe eenvoudig is het geval. Fluitspelende herders, waarvan vooral de halfnaakte in teekening aan van Laar's lazzaroni
| |
| |
doet denken, bij een kudde geiten. Op de achtergrond wat boomen en een hooge berg. Hier is weer die zelfde ongekunsteldheid, het ongecomponeerde in opbouw. Dit schilderij vormt als het ware het pendant van dat bij Stüve. Knap geteekend zijn in deze beide werken de figuren en het geheel is mooi in toon gehouden. Sterk sprekende kleuren zooals in het polderlandschapje en het Brusselsche stukje komen niet meer voor. Wat Mancadan vooral van zijn met hem naar Italië getrokken kunstbroeders onderscheidt, is het bij hem geheel ontbreken van alle conventie en zijn sterke oorspronkelijkheid. Al zijn hier vermelde werken bezitten dezelfde groote charme, die poezie en ongekunsteldheid.
J. MANCADAN: Berglandschap.
(Collectie Stüve te Osnabrück).
Karakteristiek vooral is zijn transparant koloriet, zijn voorliefde voor een blonde, lichte toon en de eigenaardige schilderwijze van losse steenen op den voorgrond van zijn schilderijen.
Slechts het landschap bij Stüve en Adriaan Geerts Wildervank te midden zijner Veenderijen, welk laatste stuk hoogst waarschijnlijk eerst na zijn Italiaansche reis is ontstaan, te oordeelen naar de goede teekening der figuren en het mooi in toon gehouden koloriet, zijn voluit gemerkt.
De overigen dragen zijn monogram J.M. in elkaar, wat op het Brusselsche stuk ten onrechte voor dat van Paulus Moreelse is aangezien.
| |
[pagina t.o. 184]
[p. t.o. 184] | |
J. MANCADAN: LANDSCHAP. (Museum te Brussel).
| |
| |
Dr. C. Hofstede de Groot was zoo welwillend de hier volgende lijst van hem nog bekende werken van Mancadan en tevens die welke hem bekend zijn uit oude veilingscatalogi, voor dit kleine opstel af te staan:
Overdwars schilderij, voorstellende een weg, die het schilderij ingaat, aan beide zijden, begrensd door water, recht op een boerenwoning aan, met een hoog, stroodak. Links een tweede boerenwoning. Het huis laag, de schuur hoog. Is in den stijl van van Goyen en Nic. Molenaar, moeilijk nader te beschrijven. Niet kwaad, maar niet zeer goed geconserveerd Rechts beneden zijn monogram.
Omstreeks 27×60. Paneel. - Verz. Earl Howe te Gopsall.
Landschap met bruine muren. Rechts drijft een man in een bruinrood kostuum koeien en geiten. In het monogram is geknoeid, maar het stuk schijnt mij een Mancadan.
Kunsthandelaar Schwartz, Weenen 1902.
Heuvelachtig landschap. Op een heuvel met struiken bevinden zich herders met hunne kudden en eveneens aan den voet van den heuvel. Geheel op den voorgrond een kleine waterval. Links kijkje op blauwe bergen. Op het midden van den achtergrond met een monogram gemerkt, dat door den Catalogus voor dat van J. de Momper gehouden wordt.
Museum te Aken.
Kudde van geilen voor boomen. Rechts twee herders. Heet en is rechts valsch gemerkt Pijnacker, maar is zonder eenige twijfel van Mancadan. Precies in denzelfden grijsachtigen toon, die een weinig aan Doomer herinnert, als het schilderij van Bredius. Rechts een fraai vergezicht in italiaansche trant.
Museum te Güttingen.
Landschap met Tobias die door een visch gebeten wordt op den voorgrond. Naast hem de engel. Links op den middengrond een brug die naar een stad leidt. De achtergrond rechts wordt door een gebergte begrensd, in het terrein onder de brug met het monogram gemerkt. In de gebouwen zijn misschien Italiaansche herinneringen. De oplossing van het monogram is van den heer Stüve.
66×107. Museum Emden No 129.
Marine op naam van P. Molijn. Ik heb eerst aan P. Mulier gedacht, maar het monogram, rechts op een ton, is dat van Mancadan.
36 × 36. - Was nr. 376 der veiling Höch. - Tent. Rupprecht, Munchen Cat. 1889.
39. Daar Christus verraden werd van Mankendam. 25.0.
40. Een Italiaansche dame van dezelve. 9.10. - Veil. Pieter Six, Amsterdam 2 Sept. 1704.
Manthendam. - No 118. Zes stuks landschappen op een blad in het rond door Manthendam. - T. 3 Baay. B.
Teekening. - Veiling P. en W. en Mej. Cath. van Hunthum. - Amsterdam, 22 April 1762.
Manckendam. - No 132. Een landschap met Beestjes, door Manckendam.
H. 24¾, br. 19 d. - Furet f. 8. -; 10. -. - Veil. J. v. Zaanen, 's-Hage 16 Nov. 1767.
P. Mankendam:
No 98. Een heuvel- of bergachtig Italiaansch landschap. Hoog 23, breed 28 duim. Dit stuk is rijk gestoffeerd met Beelden en Beesten, zoo op den voor- als op den tweeden grond, en in 't verschiet hoog gebergte. Het is zeer fix, krachtig en natuurlijk, op paneel geschilderd.
Beschay f. 30. -.
No 99. Een ander dito. Hoog 12½, breed 18 duim. Hierin ziet men op een hoogte veele Bokken en Geiten, benevens twee Herders, de een op een hoogte, spreekende tegen den
| |
| |
ander, in de laagle. Zijnde dit stuk in alle deelen zeer konstig en niet minder dan het voorgaande in deugd, op paneel geschilderd.
De Winter f. 30. -.
No 100. Een landschap. Hoog 27, breed 21 duim. Dit stuk vertoont op den voorgrond een stil watertje met twee visschers in een schuitje, aan de overzijde van 't water ziet men hoog en zwaar geboomte, komende, in konst met de vorige overeen. Op paneel geschilderd.
Abraham Delfos f. 20. -. - Veiling H. Aarentz; Amsterdam, 11 April 1770
No 120. Een gezigt langs een water met zijlende schepen, ter wederzijde geboomte en gebergte, en gestoffeerd met beesten Op paneel, uyt een stuk, door Mankendam.
No 73. Een landschap met zwaar geboomte, op den voorgrond een water met visschers in haar schuyt, in 't verschiet een weg met geboomte, konstig en krachtig op paneel, hoog 23, breed 20 duim.
Veil. Nicolaas de Bruyn; Leiden 10 Mei 1774.
No 166. Twee landschapjes met beestjes, door Muntendam, hoog 15, breed 19 duimen.
Veiling Gerard Hoet; 25 Augusti 1760, in 's Gravenhage.
No 94. Een heuvelachtig landschap, met diverse bokjes en geitjes, benevens twee herders, ex. fix. en krachtig geschilderd door P. Mankendam, op paneel h. 12, br. 18 duim Serg. Lemmens, f. 13. -.
No 95. Een Riviergezicht met twee Schuiljes en verdere stoffage zeer plaisant en natuurlijk, door Denzelven, op paneel, hoog 20, breed 36 duim.
S. Wannaar f. 1. -; f. 10. -.
No 96. Een Landschap met geboomte en water, waarin een schuitje met visschers een zeer aangenaam, en in alles niet minder dan de vorige, door Denzelden, op paneel, hoog 22, breed 29 duim.
S. Wannaar f. 4.-. - Veiling 14 September 1772, 's Gravenhage.
J. van Monkendam: No 47. Landschaft an einem Bach alter Baumstrumf mit starken Wurzelwerk. Ein Angler spricht mit einem danebenstehenden Mann.
Holz. Mit dem Monogramm des Künstlers, hoog 32, br. 27 cm. S.R. - Veiling 1 März 1904; waarschijnlijk hetzelfde schilderij, hetwelk nu het eigendom van den heer Thies te Berlijn is. A. Bruchmann, Magdenburg.
F. Mancadan: No 75. Felsige Strandlandschaft mit Figuren. Holz. 44, 72 ½ Schwarzer Rahmen Kunsthandel Henry Weustenberg.
Berlin, 1907.
Dr. Bredius stond mij zijn volgende aanteekeningen over Mancadan af:
Op een boomstam rechts zit een goed geteekend oud kereltje. De boomstam (stronk) vet-bruin geschilderd, links water; daarachter boomen, precies als C. van Beeresteyn gemerkt met zijn monogram leelijke blauwe lucht, figuren uitstekend.
Verzameling Bruchmann, Keulen 1885.
Eveneens het schilderijtje van den heer Thies.
Een grotje van Manckendam.
Inventaris van Cath. Deyl. Wede van Nicolaes Rosendael, konstschilder 1686.
Uit het bovenstaande blijkt dat Mancadan voornamelijk Italiaansche landschappen schilderde. Doch dat hij niet alléén landschapschilder was,
| |
| |
toonen het zeestukje, de bijbelsche onderwerpen en het damesportret aan. Dat zijn kunst ook in de 18e eeuw gewaardeerd werd, getuigen de opmerkingen bij zijn schilderijen.
J.O. Kronig.
| |
Naschrift:
Dr. C. Hofstede de Groot is zoo welwillend mijn aandacht te vestigen op een onlangs door hem, onder den naam van Nicolaas Berchem, gevonden werk van Mancadan in de collectie E. Brandts te Wiesbaden.
Naar techniek en onderwerp te oordeelen moet deze schilderij in denzelfden tijd zijn onstaan als die van Brussel.
De schilderij stelt een Italiaansch landschap voor. Links bij een groep boomen rust een kudde geiten en koeien, bewaakt door een voor haar liggenden hond. Rechts wijst een man aan een groep van vier personen, iets op een naast hem liggend kapiteel aan. Daarachter verheft zich op een heuvel een begroeide tempelruïne. De achtergrond wordt ingenomen door een met boomen begroeid water en door bergen.
Ook in dit werk vinden we weer de voor hem zoo karakteristieke voorgrond.
|
|