Kunstberichten (van onze eigen correspondenten)
Uit Brussel
De tentoonstelling van schoone kunsten,
al was ze 't zien wel waard en al was ze om 't zorgvuldigst uitgekozen, was evenwel niet van overwegend belang; -dat is te zeggen, men ontmoette er, ten minste wat de Belgische afdeeling betreft, geen enkel werk dat opzien baarde of buitengemeen belangrijk was. Daarentegen hebben, voor zoover het de inzendingen uit den vreemde betrof, vele der in den Cinquantenaire tentoongestelde werken, het aantrekkelijke van het nieuwe voor ons gehad. Doch dan komt het aan de kritiek uit den vreemde toe om den lof dezer reeds sedert lang gevestigde namen te zingen; dit ligt niet op onzen weg.
We bepalen er ons dus toe om enkele dezer inheemsche doeken te vermelden: onder de landschapschilders Courtens met zijn Juni-kreupelbosch, Vlaamsche stad onder sneeuw van Gilsoul, een heel mooie Blieck en enkele der beste dingen van Mathieu, een Heymans en een Baertsoen. Aan het hoofd onzer figuurschilders Laermans en Frédéric. De decoratieve schildering was vertegenwoordigd door Ciamberlani, Montald, Motte, Colmant en Langaskens. Fabry had er niet anders dan de studie van een menschenhoofd, maar welk een menschenhoofd uitgestald! Levêque was in een soort van hokje opgesloten, maar zijn talrijke bewonderaars hebben er hem toch ontdekt! Noemen we dan verder onder de superieure portretten vooral die van de la Hoese, Wauters, van Holder, Wollès, Richir en naast een aantal andere matige beeldtenissen een Oude Damesportret van G. de la Montagne.
De schilderwerken uit den vreemde namen echter op de tentoonstelling de eereplaats in, vooral die uit Frankrijk en Spanje, waaronder bovenal de Franschen blijk gaven van een allerzorgvuldigste keus. Alle richtingen waren er vertegenwoordigd en wel op de meest smaakvolle wijs, vooral door Rochegrosse, Louis Bonnet, Carlo Delvaille, Jacques Blanche, Auguste Renoir, Maurice Denis, René Ménard en Lucien Simon.
Spanje heeft bovendien blijk gegeven van een allermerkwaardigste hergeboorte. Wat zijn dat een buitengewone kleurenzieners, -wat een realisten vooral! Maar tevens wat bezitten ze een compositie-gevoel, wat een geest in hun plastiek, in hun uitdrukkingswijze en wat een prachtige weergave van de menschenfiguur, - hetzij op zich zelf staande, hetzij in groepen behandelde figuren, die tegelijk heel levend zijn en heel gewild, dat is te zeggen héelwel gekozen, - gegrepen en weergegeven op 't allergunstigst moment, op 't oogenblik dat 't meest in 't belang van 't stuk was. Vooral in dit opzicht zouden die Spanjaarden onze meesters kunnen zijn en ze behouden zelfs boven de Franschen den boventoon door de keuze en rangschikking hunner modellen. De Madrileensche schilders vooral, al hechten ze zich aan hun oude tradities vast en hoewel ze vaak een voorliefde hebben voor een bijna brutale kracht, voegen bij een gespierdheid als die onzer Vlamingen, een nervositeit, een mouvement, een soort van psychologisch fluide, zooals die maar al te zeer