Boeken & tijdschriften
Fonderies de caractères et leur matériel dans les Pays-Bas du XVe au XIXe siècle notice historique principalement d'après les données de la collection typographique de Joh. Enschedé & Zonen par ch. Enschedé Haarlem, de erven F. Bohn, 1908. in-folo
Geen tak van kunstnijverheid is, in den loop der eeuwen, technisch zoo verbazend vooruitgegaan als de drukkunst; en geen is tevens in kunstopzicht zoo jammerlijk vervallen. De oudste drukken zijn en blijven de mooiste, en wanneer althans in de laatste jaren eenige verbetering merkbaar wordt, is die juist te danken aan een terugkeer tot de oude, steeds onovertroffen voorbeelden.
Dit is de moraal, die men uit de lezing van het voorliggende boek kan trekken. En al is die les voor ons, twingtigste-eeuwers, misschien een beetje hard, zal zij ons tot voordeel kunnen strekken. Want waarom zou technische volmaking de kunstwaarde niet kunnen dienen, instee van ze te dooden? Alles hangt af van een oordeelkundige en smaakvolle toepassing, en die zullen we vóór alles kunnen leeren uit een ernstige studie van de oude modellen.
Hiertoe biedt het boek van Ch. Enschedé ruimschoots gelegenheid. Door een vierhonderdtal figuren wordt de evolutie der drukletter in de Nederlanden van de xve tot de xixe eeuw veraanschouwelijkt. Wij beginnen met de gothische, gezegd Vlaamsche alphabets, van het einde der xve eeuw, die niet anders zijn dan getrouwe nabootsingen van het toenmalige handschrift. Mooier, krachtiger, monumentaler drukletter werd tot nog toe niet gegoten! Ook het ‘romeinsche’ type van omstreeks denzelfden tijd heeft het uitzicht van met de pen geteekende letters.
Als specimina der xvie eeuw vinden we door Cornelis Henricx gesneden initialen, en een overvloedige keuze van de zoo typische ‘Civilité’-letter, die bepaald als imitatie van het loopende handschrift is bedoeld. In de xviie eeuw komen een aantal grieksche en oostersche lettersoorten voor philologische en theologische uitgaven voor den dag, tevens ook muziektypen, welke geen direct verband houden met de ontwikkeling onzer drukletter, - maar daarnaast ook de vervormingen der vroegere soorten. Zoo de ‘Vlaamsche’ gothiek, gegraveerd door C. van Dyck, in navolging van het vijftiend' eeuwsche prototype, doch meer versierd, meer zichtbaar graveer-werk, zooals met de pen niet loopend zou kunnen geschreven worden; dit type verschilt weinig met het latere, thans nog in Enschedé's bijbel-en kerkboekdrukken gebruikte soort. Tevens verschijnen de fraaie ‘romein’ soorten, welke wij thans vrij algemeen, ten onrechte als ‘Elseviers’ betitelen, alsook de ‘cursieven’ of ‘italieken’. Verder een aantal veelal naamlooze sierletters, vignetten en volksprentjes.
De xviiie eeuw brengt feitelijk niet veel nieuwe vormen, maar ontwikkelt vooral de ‘Vlaamsche’, ‘romeinsche’ en ‘cursieve’ soorten in rijke verscheidenheid. Naast de oudere voorbeelden, behooren deze achtiend' eeuwsche varianten tot de fraaiste, de meest expressieve lettervormen welke men denken kan. Het is een genot om hun lenige, veerkrachtige buiging te volgen, om zich te goed te doen aan hun onverwacht-naïeve doening, hun geestige staartjes en haakjes,