Onze Kunst. Jaargang 9
(1910)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
Oude kisten en koffers
| |
[pagina 199]
| |
gere studie over Vlaamsche Haarden buitengewone primitieve en geheel onverwachte documenten te vinden, die niet meer of minder waren dan de haarden in het oude Gravenkasteel aldaar, welke van de xe eeuw dagteekenen, heeft een buitenkansje ons in het Museum te Namen, in de schoone en kostbare voorhistorische en historische verzameling van het omliggende land, het prototype van het koffer doen vinden. Fig. 12.
Zoo werd onze aandacht in een vitrine door drie cassetten getrokken, waarvan twee met handvatten of hengsels, zorgvol weer ineengevoegd uit fragmenten van de metaalbekleeding en heel eigenaardige versieringsdetails. Een onzer teekeningen toont het compleetste dezer kleinoodiënschrijntjes, gevonden op een Frankisch kerkhof van Spontin. Ze dagteekenen uit de ve eeuw. hen dezer kleine, vierkante doosjes was versierd met bronzen platen, betrekkelijk goed geconserveerde figuurtjes op het andere, dat veel eenvoudiger is en waarop men de drie gouden ringen, een ambersteenen bracelet enz. had neergelegd die er bij gevonden waren. Het stuk dat we hier weergaven (No 1)Ga naar voetnoot(1), waarvan het houten kistje zelf vernieuwd is, is het interessantste van de twee, met het bronzen handvat en den buitengewoon goed geconserveerden sleutel. Fig. 13.
| |
[pagina 200]
| |
Fig. 14.
De bekleeding van het kastje in dunne metalen platen, is op de geschikte plaatsen aangebracht. Deze buitengewone, en door ons geheel onverwachte vondsten in het Museum te Namen, worden hier enkel bij wijze van inleiding vermeld. We voelen er ons bijna toe gedwongen om 't feit dat ze hier uit 't land zelf afkomstig zijn. Maar deze specimens van kleine Gallo-Romaansche meubelen zijn toch ten slotte maar overblijfselen uit een ander tijdvak, zoo niet van een ander ras en we moeten 't nu hebben over wat meer bepaald in verband staat met onze eigenlijke Belgische archeologie. We volgen dus, naar men ziet, hetzelfde plan dat we reeds voor onze studie van de haarden, die ik zooeven noemde, hadden aangenomen. Bij het doorsnuffelen der musea en collecties naar koffers en kisten en al wat met koffers en kisten in verband staat, hoefden we ons niet bezig te houden met de stukken van uitheemschen oorsprong, die hoe mooi of belangrijk ook, ons te ver buiten het voorgestelde programma zouden voeren. Dat zouden dan, in dat geval, de allerliefste en vaak heel mooie Italiaansche Cassone zijn, die ons bekend zijn en de huwelijkskoffertjes, met uitgesneden figuurtjes van denzelfden oorsprong en zelfs de mooie Spaansche ‘Guarderia’, die zich in den Cinquantenaire te Brussel bevindt, maar die ons te ver buiten ons kader zou brengen. Fig. 15.
Nadat we dan, bij wijze van hors d'oeuvre, nog de eigenaardige staaltjes genoemd hebben uit het Museum te Namen, slaan we, zonder overgang, de enkele eeuwen over, die deze koffertjes scheiden van de groote kisten te Doornik, Yperen, Brugge en Antwerpen. Deze behooren inderdaad tot den vaderlandschen bodem en tevens tot de oudste en schoonste, die we hebben te noemen. | |
[pagina 201]
| |
De groote koffersIn bijna alle Vlaamsche en Waalsche musea, zelfs in die van enkele kleine steden, vindt men interessante koffers: gewone, plompe kisten, groote onversierde kassen, naast enkele meubelen die dikwijls prachtig van vorm en bepaald met kunst versierd zijn. Fig. 16.
Veel dezer oude herinneringen aan de meubelen onzer vaderen, zijn uit kloosters afkomstig, uit gasthuizen en ook uit burgergebouwen, stadhuizen en belfrijen, waar ze dienst deden ter bewaring der keuren en privilegieën der gemeenten. Het is dan ook te Gent, in het Oudheidkundig Museum, dat men de eerbiedwaardige koffers vindt, die in een der zalen van het Belfort, gedurende eeuwen archiefstukken van onschatbare historische waarde bewaard hebben. Heel dikwijls maken kronieken melding van deze zware meubelstukken, die in hun grove vormen impressioneeren en waarvan de huidige verplaatsing naar het Oudheidkundig Museum, dagteekent van het oogenblik toen de archieven werden gereorganiseerd. Zeker, men zou het kunnen betreuren dat de kostbare inhoud van deze met ijzer beslagen kassen, met de vele sloten, tegenwoordig ter wille eener ordelijke rangschikking, waarvan de noodzakelijkheid zich gebiedend gevoelen deed, in eenige weinig nobele kartonnen doozen, als van een modemaakster, opgeborgen zijn en bovendien dat deze stukken van zoo zeldzame en eerwaardige waarde, niet langer veilig zijn tegen brand. Fig. 17.
Er bestaat daar een immer dreigend gevaar voor de talrijke bescheiden en archieven, waarvan de machtige geschiedkundige beteekenis, bij zoo groote ver- | |
[pagina 202]
| |
scheidenheid van datum en oorsprong verminderd schijnt, door den onzekeren en verwaarloosden staat, waarin ze thans verkeeren. Fig. 18.
Hoe het zij, het was in deze enorme kisten, die met ketenen en krammen aan grond en muren bevestigd waren, in zeer moeilijk toegankelijke ruimten geborgen en, zooals in den Halletoren te Brugge, vaak met ijzeren hekken voorzien, dat deze documenten zich gedurende tal van jaren hadden opgehoopt. De koffers zelf, waaruit men ze gehaald had, nu door hun leegheid onnut, waren eenvoudige museumvoor-werpen geworden en men vindt van deze aloude getuigen van de fierheid onzer gemeenten, deze getrouwe bewaarders van de dierbaarste schatten onzer oude Vlaamsche steden, tegenwoordig in de Musea van Brugge, Gent en Yperen. - Het oud gebruik, waartoe ze bestemd waren, wordt miskend en een simpel etiketje deelt ons mee, welke belangrijke rol deze grimmige kassen, met in alle richtingen gekruiste ijzeren banden en beslag, met overal dubbel opeen geslagen spijkers, met stevige ringen en ketenen en met enorme sloten, in de geschiedenis onzer steden heeft gespeeld. Deze gemeentelijke koffers dagteekenen bijna alle uit de xive eeuw. - Gent heeft er verscheiden van bewaard. Maar eer we verder op het onderwerp ingaan en in zooveel mogelijk chronologische volgorde, het onderzoek der gekozen voorbeelden voortzetten, acht ik het gepast om nog van enkele meubelen te spreken, die om hun hoogen ouderdom aan het hoofd dezer opsomming werden geplaatst. Fig. 19.
Op No 1 moet dan logisch volgen het kleine koffertje No 2 uit het Museum te Namen. Het komt ons voor dat het, door zijn beschilderde versiering en | |
[pagina 203]
| |
de opgewerkte figuurtjes, op eenigszins eigenaardige wijze in uitgestoken vierkantjes uitgespaard, tot hoog in de middeleeuwen, waarschijnlijk tot in de xiiie eeuw, indien niet nog vroeger moet opklimmen. Dan volgen Nrs 3 en 4, uit het Museum te Doornik, twee meubelstukken van groote afmetingen, echte kisten met heel belangrijke ijzeren hangers, die verwant schijnen aan de koffers uit de xiiie eeuw, welke van Franschen oorsprong zijn en waarvan enkele verzamelingen o.a. het Museum voor versieringskunst te Parijs (Legs Peyre), ons zulke schoone specimens toonen. Fig. 20.
We hebben niet voor zeker kunnen vaststellen of die Doorniksche kisten uit het Belfort van die stad afkomstig zijn. De ijverige Doorniksche archeoloog, de Heer Soil, die 't best in de gelegenheid zou zijn om ons dienaangaande in te lichten, kent er evenmin den oorsprong van. Om van nu af aan ons plan ten einde toe, in regelmatige nummering te kunnen vervolgen, noemen we in de eerste plaats de schoonste en tegelijk rijkste typen dier kolossale schrijnen, waar eertijds bescheiden in werden bewaard, de koffers uit het Museum te Yperen. We geven er hier de meest belangrijke van weer; er zijn er minstens drie, die onze belangstelling vragen, buitengewoon van conservatie, als werk heel verzorgd en bestudeerd, met in zekere deelen besliste neigingen naar kunstversiering, zooals aan No 5 die draken, die de enorme voeten stutten. Het album met fotografieën van onze archeologische schatten, saamgesteld door van Ysendyck, geeft reproducties van deze typische koffers. Van die uit het Belfort van Gent hebben we reeds gesproken (No 6). Er worden tegenwoordig, in het archeologisch museum, de prachtige voorwerpen van goudsmeedkunst van de de Bonte's en hun opvolgers met hun magnifieke lederen doozen in bewaard. Die prachtige stukken uit de xve eeuw, welke dienst hebben gedaan als borstplaten of affiken van de bazuinblazers van het Belfort worden algemeen bewonderd. In het Steen te Antwerpen merkten we op het eigenaardige koffer No 7, dat uit een enormen, geheel vermemelden eikenbalk gesneden is. De stijl der ijzeren hangers nadert die van het Doorniksche koffer. Die zware, barbaarsche kist uit het Antwerpsch museum, zou afkomstig zijn uit eene kerk | |
[pagina 204]
| |
van het Noorden der Provincie Antwerpen. Fig. 21
Ons fig. 8 geeft een groot elken koffer weer, met nogal ruw beslag, dat onlangs in het Museum te Dendermonde werd geplaatst; het is twee meters lang, en waarschijnlijk een kerkkast. Er valt een eigenaardigheid aan op te merken: het rechterdeel van het deksel kan afzonderlijk geopend worden, en is voorzien van een stevig gekruist beslag en met doorspijkerde platen. Op No 9, vinden we een koffer dat vooral in West-Vlaanderen verspreid schijnt te zijn geweest. Er zijn er, van denzelfden vorm, te Brugge, minstens twee, een in 't Museum Gruuthuuse en een in het Oudheidkundig Museum van de Halle. Yperen bewaart er een ander exemplaar van, met hetzelfde tooneel van St. Joris, die den draak verslaat en bijbehoorende onderwerpen ter voltooiïng der legende. Dat van Yperen, het eigendom van de St. Maartens-kerk, is gepolychromeerd. We hadden het buitenkansje er het oog op te laten vallen, juist op een grooten Heiligendag, toen het, voor de plechtigheid uit de Sacristie gedragen, vóor de deur van dezelfde zaal, links in het koor stond. Die groote koffers met St. Joris, dateeren naar alle waarschijnlijkheid uit het einde der xive, of het begin der xve eeuw. Het volgende (No 10) is ook uit Yperen. We hebben het onlangs in de kleine Hospitaalkerk van die stad gezien; het draagt het karakter van een wat meer gevorderd tijdperk. Indien het van 't begin der xve eeuw is, zal het ons evenzeer belang inboezemen door zijn hoogen ouderdom, als door zijn tamelijk beperkte afmetingen en de versieringsmotieven, die het van onderen afsluiten. Nu komen we aan de schoone voorbeelden uit de xve eeuw. Een fragment van een mooi koffer dat we in het Steen te Antwerpen hebben geteekend (No 11), voert ons binnen de schoone serie der groote Bourgondische kisten. Bijna altijd is het voorste middelpaneel van die kisten versierd met de wapenen en attributen van het heerschershuis van den tijd, het Bourgon- | |
[pagina 205]
| |
dische kruis, de vuurslagen en die mooi geteekende kronen en de herinneringen aan de verwantschap met de Fransche kroon door de heraldische lelieën zijn er de gewone en herhaaldelijk weerkeerende versieringsmotieven van. Indien we, als eerste voorbeeld, geven een koffer uit de xve eeuw, ontdaan van deze attributen, geschiedt dit om de schoone schikking der dooreengeslingerde vakken, waardoor het in 't bijzonder onze aandacht verdient. Ziehier dan twee zeer duidelijk geaccentueerde typen van een rijk koffer uil het Bourgondisch tijdvak, beide in het Oudheidkundig Museum te Gent, aangezien ze uit het oude hospitaal dier stad, de Byloke, afkomstig zijn, is het mogelijk dat ze ook te Gent zijn vervaardigd. Ze zijn de studie overwaard, om hun fraaie struktuur, hun zuiver beeldsnijwerk, den goeden smaak die ze verraden en hun groote afmetingen, welke men anders zelden aantreft (Nrs 12 en 13). Fig. 22.
Te Gruuthuuse, Brugge, hebben we het koffer (No 14) geteekend met zijn uiterst delikate ornamentatieve verdeeling. In hetzelfde museum maakten we de schets voor no 15, die een zekere overeenkomst vertoont met ons no 11. In het Gentsche Museum, merkten we de heel compleete kist op, met de mooie sloten, waarvan de uiteinden in een heel geslaagd motief uitgewerkt, een afzonderlijke vermelding overwaard zijn (No 16). De volgende (No 17) van zeer groote afmetingen is te Brugge in Gruuthuuse. Dit mooie lokale museum bewaart enorm veel kostbare herrinneringen aan middeleeuwsche kunst en de beschilderde kist, die met zijn mooie sleutelplaat en zinnebeeldige motieven der Bourgondiërs onze oogen trok, besluit op heel gelukkige wijze ons al te vluchtig overzicht van het zuiver Bourgondische koffer. Het is zeker, dat, hetzij omtrent hetzelfde tijdvak, hetzij gedurende den loop der xve eeuw, het type van het eenvoudige koffer, zonder versiering of overdadig snijwerk, moet hebben bestaan en om er een denkbeeld van te geven, hebben we een schets genomen van de belangrijkste in het Museum te Kortrijk (No 18). Als versiering van de zijwanden vertoont het niets dan tamelijk eenvoudig opgerolde perkamenten. | |
[pagina 206]
| |
Dit, No 19, is het model van een koffer in het Museum te Gent, dat ons tamelijk ongewoon voorkomt, heel laag, met drie sloten en dat als eenig exemplaar in zijn soort kan worden genoemd. Tegenwoordig worden er de voorwerpen, die uit de oude Ste Antonius-Gilde afkomstig zijn, in bewaard. Fig. 23.
Te Brugge, in Gruuthuuse, staat een heel mooi model (No 20), naast twee andere groote, lange koffers, met gebogen deksels met drie à vijf sloten, aan alle kanten met ijzer beslagen, waarvan er een op rolletjes voortgeschoven kan worden. In zaal V, in hetzelfde museum, staat een tamelijk eigenaardig meubel met bescheiden remenicenties aan Bourgondische attributen (No 21). Een andere, ook in Gruuthuuse, is van een heel schoone dispositie, met in 't deksel een groote roset. Deze no 22 verschilt van de volgende door de zorg, welke de man, die de ijzeren banden maakte, heeft besteed om het ijzeren beslag met heel oorspronkelijke uiteinden te versieren. No 99 van den Minard-verkoop te Gent, maakt op 't oogenblik deel uit van een verzameling in dezelfde stad. De heer Scribe heeft een goeden slag geslagen, toen hij zich dit stuk van tamelijk ongewonen vorm en afmeting aanschafte (no 24), het is niet breeder dan 60 c.m. - No 25 is mede van tamelijk beperkte afmetingen en onderscheidt zich door de soberheid van een versiering die op zeer bevallige wijze in het volle hout is uitgewerkt. Hier moeten we ons overzicht van de groote koffers en kisten doen eindigen. Zeker, we hadden er van de lijst nog aanmerkelijk kunnen uitbreiden en een compleet geheel van reproducties geven. In particuliere verzamelingen en musea vindt men een menigte dezer imposante meubelen vereenigd. Te Antwerpen, in het Steen, zijn er een heele massa, die hier nog hadden kunnen worden bestudeerd en genoemd; niet minder talrijk zijn ze in het Musée du Cinquentenaire te Brussel en zelfs in de Musea van Gent, Yperen en Brugge vindt men er nog vele, die we hier natuurlijk niet alle kunnen opsommen. Evenmin hebben we, tot onzen grooten spijt, de privaatverzamelingen noch de plaatselijke museums in de kleinere steden en gemeenten kunnen bewerken. Zoo bezit Minister van den Peereboom te Anderlecht, een prachtige serie van deze meubelen; de markiezin van Arconati (Zie ‘Intérieurs anciens’ door Wijtsman), moet er in haar kasteel te Gaesbeek, mede prachtige bezilten. En met hoeveel genoegen zouden we niet de meubelen in | |
[pagina 207]
| |
het ons thans bezig houdend genre hebben onderzocht en geteekend, die men in het Godshuis te Lessines, in het hospitaal te Aalst en het Museum te Dendermonde vindt, waar onlangs naar men mij zei, een onmetelijke koffer, drie meter lang, is binnen gedragen en als ik mij niet had moeten beperken, had ik nog vele andere in deze collecties onderzocht. Fig. 24.
We moeten er bijvoegen dat de privaatcollecties uitteraard minder gemakkelijk toegankelijk zijn en vooral minder blijvend, omdat ze op vaak geruchtmakende verkoopingen verdwijnen en uiteen worden gerukt. We hebben echter de meest gebruikte typen dezer zware oude meubelen meenen te kunnen onderkennen en definieeren. We zullen nu overgaan tot die van dezelfde soort, maar waar de afmetingen kleiner en meer bepaald die van het koffertje worden, schrijnen of cassetten, waarvan zulke mooie modellen in onze Vlaamsche streken worden bewaard. | |
Kistjes en koffertjesHier is de verscheidenheid eindeloos, de versiering, zooals het aanzetten van de handvatten heel uiteenloopend, het dekwerk in geslagen en gegraveerd leder, de bewerking der sloten, heel eigenaardig en rijk. Om maar een prachtig, bij de archeologen wel bekend voorbeeld te noemen, het geheel vergulde en beschilderde kistje, dat een der wonderen van het Museum der Godshuizen te Brugge en tegelijk een der zeldzaamste en eigenaardigste is, die er te vinden zijn. Fig. 25.
Onder onze afbeeldingen, in de eerste plaats die mooie cassette, die wellicht kan opklimmen tot de xive eeuw (no 26), tegenwoordig in het Oudheidkundig museum te Gent, de met wapenschilden versierde quadriloben op op 't hout aangebrachte banden geschilderd, zijn kenmerkend voor dit primitief tijdvak onzer kunst; te Antwerpen, in het Steen, vindt men een klein elken kistje met interessante motieven met 't St. Andrieskruis, geagrementeerd door trilobiën (no 27). | |
[pagina 208]
| |
Fig. 26.
We vervolgen de serie met een klein kistje in het Museum te Gent, waar 't gecatalogiseerd staat onder no 901. Er zijn heele aardige details in de versierselen van ijzeren banden en het slot met schelpen-motief, dat we verderop nog zullen tegenkomen (no 28). Fig. 27.
Kortrijk toont ons, in het Museum van den Broei, een aardig Bourgondisch meubeltje, dat afkomstig moet zijn uit het oude stadhuis; de opvatting der algemeene schikking is uitstekend en het werk uitnemend verzorgd (no 29). No 30 is een kistje, te Antwerpen in het Steen geteekend, en dat hier een plaatsje gevonden heeft om zijn eigenaardige proporties, die zooals men op no 14 zien kan, de groote koffers tot in hun sokkels of voeten nabootst. Fig. 28.
No 31 is een meubel van middelmatige grootte, dat in Gruuthuuse te Brugge wordt bewaard en evenals het volgende no 32, ongeveer 0.65 breed. Het Oudheidkundig Museum te Gent, bewaart onder no 902, een alleraardigst koffertje, nauw verwant aan het hierboven gereproduceerde no 23; het zijn dezelfde elementen van het handvat, eindigend in een soort van vijf bladige bloem (no 34). - Onder de koffertjes, die in het Museum te Kortrijk bewaard worden, valt no34 op door zijn deksel van ongelooid leder, dat over de houten kist getrokken is, het ijzeren versieringsbeslag lijkt op dat van een heel aardige cassette, ook van de xve eeuw, uit het Museum te Namen, die dadelijk opvalt door den mooien stijl en het bolle deksel (no 35). Fig. 29.
Hierin verschilt het van | |
[pagina 209]
| |
de vier volgende cassetten, die een hoog opgewerkt deksel hebben. Het eene, hier no 36, in het Museum te Gent no 893, het volgende no37 bevindt zich te Elseghen, in de prachtige bibliotheek van den Vicomte de Ghellinck-Vaernewijck. Fig. 30
Volgt de serie met gecintreerde deksels, waarvan de nummers 38 en 39 in het Gruuthuuse te Brugge zijn. Ze waren er ten minste in 1895 op de tentoonstelling van oude meubelen, ingezonden door Baron Gillès de Pelichy. Maar heel even gebombeerd, is het volgende no 40, een allerliefst type van een eenvoudig-smaakvol en niet overladen koffertje. Het Museum te Audenaerde levert 't mooi kistje in gekookt leder, met stempelwerk van blader-motieven en vogels (no 41). Fig. 31.
Dat van Gent, een klein, oudkoffertje (no896), met een hoog opgewerkt slot, licht gebombeerd deksel en aan de kanten platte ringen voor de lederen stutriemen (no 42). De Godshuizen te Brugge hebben in hun speciaal Museum een mooie collectie koffertjes bijeengebracht, waaronder dat wat we onder no 43 gecopieerd hebben een der belangrijkste is, het is eveneens met in leer gegraveerd bladwerk versierd en met drie tamelijk eenvoudig bewerkte sloten gesloten. Fig. 32.
Fig. 33.
Wat de afdeeling koffertjes be- | |
[pagina 210]
| |
treft, hebben we nu nog maar vier of vijf stuks te behandelen. Ze zijn uit het Museum van Gent, Dendermonde en Oudenaerde. Dat van Gent is heel eigenaardig van vorm. No 982 uit het Archeologisch Museum aldaar (hier no 44) is inderdaad geslaagd, evenals 't andere no 45, uit het kleine Oude Halle museum, op de groote markt te Dendermonde. Fig. 34.
't Volgende no 46, is in 't Museum van Oudenaerde. Op de drie laatste koffertjes ziet men duidelijk de ringen of soort van haken, die 't met leeren banden bevestigen of het transport er van vergemakkelijken. Fig. 35.
Een dat zich van al de voorgaande onderscheidt, een koffertje met schilderwerk op den binnenkant van het deksel, wordt onder nummer 882 in het Museum te Gent bewaard. Het is een door stralen omringde Madonna met het Kind met de monogrammen I.H.S. en Ma, die er de versiering van vormen. De overige details zijn onbeteekenend, de sleutelbordjes schijnen vernieuwd te zijn (no 47). Fig. 36.
Dit stuk verdiende hier vermelding om de tamelijk zeldzame versiering. Fig. 37.
De hierboven vermelde koffer- | |
[pagina 211]
| |
tjes duiden de meest gebruikelijke vormen van deze gemakkelijk te hanteeren en vervoerbare meubelen aan. Fig. 38.
Eer we echter tot zekere karakteristieke details overgaan, willen we hier nog een koffer van middelmatige afmetingen noemen, uit de collectie Scribe te Gent (no 48), om zijn tamelijk compleet geheel van vruchten, takken en kronenversiering, die we hier vluchtig willen overzien. Fig. 39.
De afbeeldingen 49 en 50 toonen ons de verschillende motieven, die tegen het eind der xve eeuw in onze streken zoo vaak voorkwamen op meubelen van allerlei soort. Een vaas of terpje, waar een tak met vruchten of bloemen uitstak, werd dikwijls als versiering voor de paneelen of luiken onzer oude meubelen gebruikt; we voegen hierbij die van de koffers twee schetsen, die eigenlijk kastdeuren moeten voorstellen. Fig. 40.
Fig. 41.
De koffer, die in het Steen te Antwerpen onder no F 9 en hier onder no 51 genoteerd staat, is heel belangrijk om zijn eigenaardige vormen, zijn cirkelversiering met gebogen fenestrages, | |
[pagina 212]
| |
Fig. 42.
Fig. 43.
Fig. 44.
Fig. 45.
Fig. 46.
Fig. 47.
Fig. 48.
| |
[pagina 213]
| |
Fig. 49.
Fig. 50.
Fig. 51.
Fig. 52
| |
[pagina 214]
| |
zijn opschriften, hangers en vooral om zijn goed geconserveerde polychromie. Het is een heel eigenaardig ding, waar we hier wat nader de aandacht voor willen vragen; hetzelfde geldt voor het andere stuk, dat er ongeveer net zoo uitziet en overigens voor hetzelfde gebruik bestemd was. No 52 is de reproductie van een Begijnenkastje, afkomstig uit het Groot Begijnhof te Gent, het eigendom van den heer A. Verhaegen, waarvan we de teekening naar een plaat (no VI) in L'Art Chrétien, (1893) vervaardigden. Fig. 53.
Het zou moeilijk zijn om dit meubel, no53 onzer studie, onder de koffers en koffertjes te rangschikken en toch staat het vast dat het het primitieve type vertegenwoordigt van den grooten stoel, la Chaière, waarvan de zitting boven op een groote kist lag, die met een deksel openging en waarvan men zulke mooie, rijk met beeldsnijwerk versierde specimens in enkele collecties vindt. Het hier afgebeelde meubel is uit het hospitaal te Damme afkomstig. Heel eenvoudig, heel zwaar van vormen, een echte koffer, maar met een leuning, levert hij ons het prototype van die merkwaardige faudesteuils, waarvan het Steen te Antwerpen ons zulk een fraai voorbeeld toont. Fig. 54.
Het systeem banken, die als zetels van verschillende breedte dienst deden, is in dit Ant- | |
[pagina 215]
| |
werpsch Museum mede door een heel mooi staaltje vertegenwoordigd. Andere verzamelingen bewaren eveneens dit tamelijk verspreidde model, van een verbreeden koffer met velerlei deksels en versierde rugleuningen en paneelen. In het Museum te Gent vindt men een type van dit meubel, nog eenvoudiger dan dat in het Steen. Het is uit het Begijnenhof aldaar afkomstig, en onlangs door eerstgenoemd museum aangekocht. Eindelijk van dat soort van vreemd ingerichte kisten, vermeld ik ten slotte die keukentafel uit de xve eeuw, heel laag, met uitslaand blad, met een uitgesneden wapenschild versierd, tegenwoordig met een groot bovenblad van vierkante gebakken tegels en een omlijsting, dagteekenend uit de xviiie eeuw (no 54). Fig. 55.
Men vindt hem tegenwoordig in het Museum der Godshuizen te Brugge; op de laatste expositie in Gruuthuuse, stond hij gemerkt op naam van het godshuis der Poterie aldaar. Het mag tamelijk vreemd schijnen dat we onze onderzoekingen op meubelgebied, waarvan de kist het primordiale type zou zijn, ook tot de offerbussen of kisten uitstrekken, maar dit zijn toch ook bakken of kisten en om hun eigenaardige type schetsten we te Oudenaarde en te Gent, eerst no 55 die in de St. Walburgiskerk staat en de kleine verplaatsbare offerbus, (56) welke beide uit de xve eeuw afkomstig schijnen te zijn en eindelijk de collecte-bus in het Museum te Gent (no 57). Fig. 56.
Doch we kunnen onze studie niet eindigen zonder een bizondere vermelding van de sloten, die door hun fraaie uitvoering en bevallige lijn, de meubelen waaraan ze zijn vast gehecht, mooier en karaktervoller maken. In no 58 en 59, geven we er een paar staaltjes van. Het eerste hoort aan een kistje in het museum te Gent (aldaar no 899); het tweede bij een mooie koffer, die door het Museum voor Versieringskunst te Gent in 1905 op een verkooping te Oudenaarde werd aangekocht. Er zou stof, en zeker aangenaam te bestudeeren stof, te over zijn, omtrent | |
[pagina 216]
| |
die kleine sloten, ijzeren of koperen ringen en kleine hangers en handvatten, die de kunstsmid met zooveel liefde aan het kleine meubel vasthechtte, dat hem ter voltooiïng werd toevertrouwd. We hebben reeds gesproken van een mooie koffer uit de xve eeuw in het Gentsche museum, met heel sierlijke, hoewel eenvoudige hangers, waarvan we in no 60 hetzelfde motief in zijn geheel terugvinden. Fig. 57.
En zoo zijn we aan het eind onzer studie genaderd, die naar men ziet, thans de détails der meubelen behandelt, die we eerst in hun geheel hadden bestudeerd. Thans zouden de hangsloten van de koffers met uitslaande bladen, in den vorm van kasten, aan de beurt zijn. - Er is daar een overvloed op te merken van versieringsmotieven, van af het eenvoudig opgerolde of gevouwen perkament, tot aan het architecturaal decor, met of zonder figuurtjes, waarvan de eigenaardigste specimens hooger zijn genoemd. We zijn van plan om op een goeden keer een serie reproducties dezer opgerolde perkamenten te geven en te beproeven om ze naar hun plaats van oorsprong en het tijdvak te classeeren. Het is hooger gezegd dat de attributen, die gewoonlijk als versiering voor deze xve eeuwsche meubels gebruikt worden, de Fransche lelien zijn, de Kruisen van Bourgondië, en de kronen met fleurons. Fig. 58.
Fig. 59.
De koffer uit de Byloke te Gent, zie nos 12 en 13, toont ons | |
[pagina 217]
| |
deze ornamenten, die zoo vaak, gedurende een eeuw ongeveer, geregeld in het Vlaamsche meubel voorkomen (nos 61 en 62). Fig. 60.
Fig. 61
Fig. 62.
Fig. 63.
Te Antwerpen schijnt het concentrieke motief het meest verspreid te zijn geweest, deze sierlijk gebogen cirkels, zijn hier in der haast geteekend en gemerkt nos 63 en 64. In no 65 schetsten we een uitslaand kofferblad van een heel sterk sprekend karakter, we vonden die in het modellen-museum te Gent, waarvan in de voorrede sprake was; het geeft ons een goed denkbeeld van de versieringsmotieven van het eind der xve en het begin der xvie eeuw. We willen die hier bij uitzondering, hoewel ze een weinig buiten het kader vallen, bespreken, omdat enkele stukken dezer periode zouden kunnen | |
[pagina 218]
| |
dienen als overgang tusschen de zuivere gothiek en den flamboyanten stijl en het nieuwe gegeven dat aan de klassieke vormen, die der Renaissance, was ontleend. Fig. 64.
Daarom hebben we in deze studie en te dezer plaatse, het signalement van een Gentschen koffer gegeven, die tegenwoordig te Brussel in den Cinquentenaire wordt bewaard. Het geheel ervan no 66 en een ander deel van een uitslaand paneel no 67, duiden zeer wel deze nieuwe richting in de versieringskunst aan. Het is de klassieke smaak, die hier begint met remenicentien aan de Gotiek in de letters en enkele onderdeelen, maar toch nog met enkele aarzelingen in den stijl. De Gentsche Maagd met den Leeuw, vormen het center-ontwerp voor het deksel door een inscriptie omlijst. Op de zijpaneelen, Pijlen, de Bourgondische briketten enz. en een Gotieke ဳ, die wellicht met een of ander gilde of broederschap, misschien dat van St. Anthonis in verband stonden. Fig. 65
No 68 en 69 zijn schetsen naar de buitenzij van paneelen, einde xve eeuw, die het overgangstijdperk kenmerken tusschen de lijnen en den stijl der Gotiek en der alles meeslepende Renaissance. Deze nieuwe stijl zal zich vooral gaan openbaren in onze meubelen, die als koffers of koffertjes dienst moeten doen, door eenvoudige paneelen, waarin opgewerkte medaljons zijn gesculpteerd, door omlijste bustes, mannen en vrouwenfiguurtjes, met mantels en kostumen van het tijdvak of uit het begin der xvie eeuw. Nummers 70 en 71, volgens meubelen in het Museum te Gent, zullen nader uitleg geven aan deze neiging, die | |
[pagina 219]
| |
Fig. 66
Fig. 67
Fig. 68
Fig. 69
| |
[pagina 220]
| |
gedurende de geheel bovengenoemde eeuw met meer of minder verscheidenheid zal worden voortgezet. Fig. 70.
Het meubel zal dan zóo blijven, of wel héel eenvoudig, zonder andere versiering dan het opgerolde perkament (no 72) dat dezen oud-Gotischen vorm voortzet, of wel met netwerk en geometrische figuren op de paneelen, tamelijk dikwijls, zooals we reeds hebben gezegd, stijf en onbevallig. We plaatsen hier nog enkele laatste opmerkingen aangaande de koffertjes en eindigen onze schetsen van meubelen in dit genre met eenige eigenaardige afwijkingen in den vorm. Fig. 71.
Zoo vinden we in no 73 een koffer van boven breeder dan beneden (Museum te Gent) en die uit de xvie eeuw schijnt te dateeren en als overgang naar de enkele, heel eigenaardige voorbeelden aan het eind dezer studie, een mooie kist, no 74 uit Gruuthuuse, die eigenlijk hierboven reeds vermeld had moeten worden. Fig. 72.
Fig. 73.
| |
[pagina 221]
| |
Fig. 74.
Fig. 75.
Evenals voor de schoorsteenen, of liever haarden, die, zooals we reeds opmerkten, het onderwerp eener vorige studie in dit tijdschrift zijn geweest, hebben we gemeend een klein uitstapje te mogen maken naar onze buren in het Noorden van Frankrijk. En in het Museum te Rijssel, vonden we de motieven voor onze laatste gravuren; no 75 is interessant om 't breeder uitloopen naar beneden, no 76 om zijn uitgesneden wapenschilden, die, naar we meenen gemakkelijk te identifieeren zouden zijn. Indien deze studie zich tot de wapenkunde uitbreiden mocht, zouden we kunnen nagaan of dit | |
[pagina 222]
| |
eigenaardig opgevatte en bewerkte meubel inderdaad van Vlaamschen oorsprong is, waaraan we twijfelen. Fig. 76.
Eindelijk, in ditzelfde Rijsselsche Museum, hebben we ons niet kunnen weerhouden, om de mooie Custode, in gekookt leder en met in mooien stijl gegraveerde wapenborden te schetsen, uit de xiiie of xive eeuw (no 77). Deze doos toont door haar eigenaardigen vorm, dat ze diende ter bewaring van de gevouwen oorkonden, waar het groote, afhangende zegel van voren in het bolle gedeelte werd geplaatst. Fig. 77.
Fig. 78.
De initialen M.L., door een straalvormigen cirkel omgeven, zijn ontleend aan de groote kist in het museum te Rijssel. Ze staat er naast koffers van dezelfde soort als die welke we hierboven bestudeerd hebben. Toch zijn we | |
[pagina 223]
| |
op onzen heelen doortrek in België, noch elders naar we meenen, dit eigenaarsmerk, op eenig ander meubel in dit genre tegengekomen. We vinden ze hier op 't deksel, dicht bij 't slot en ze boden een eigenaardigheid, die hier wel vermelding verdiende, (no 78). Fig. 79.
Fig. 80.
We besloten destijds onze studie over Vlaamsche Haarden en Haardsteden met een afbeelding van een eigenaardige ijzer-plaat uit de xviiie eeuw. Indien we hier nog eenmaal dezen vreemden sprong van minstens twee eeuwen tusschen de hier maar even aangeduide elementen wagen, die terecht komt | |
[pagina 224]
| |
bij het begin der xvie eeuw, is het om te eindigen met de schets van een groote eiken kist no 79, gedagteekend van 1742 en onlangs geplaatst in het Museum van Dendermonde en met no 80, waarschijnlijk Hollandsch werk, die we onlangs bij een Gentschen Antiquair aangetroffen hebben. Deze laatste kist, met ijzeren hangers, in zeer beslist Louis XV-stijl, dateert overigens van 1768; ze draagt de voorletters J.A.C.F. en toont ons dat de min of meer ornementatieve koperen of ijzeren ringen, volgens het systeem dat de stevigte van den koffer op de deelen en planken zelf berust hier een zijner elegantste vormen en meest bevallige aanpassingen gevonden heeft. Ons stuk eindigt met dit laatste specimen van een door ijzeren banden verstevigde houten kist, die in onze eerste voorbeelden, vooral in no 7, als zeer barbaarsch en grof punt van uitgang gediend hebben, om eindelijk zooveel verbeteringen en teer-fijne vermooiingen te ondergaan. A. Heins. |