Boeken & tijdschriften
The Burlington Magazine
In het Februari-nummer deelt Lionel Cust het een en ander mede omtrent den schilder Janson of Janssen van Ceulen, geboren uit Vlaamsche ouders te Londen in 1593.
W.H. James Weale verklaart voor onjuist de in een studie over de kathedraal te Kamerijk door den abt Berteaux uitgesproken meening, als zou van Eyck in 1413 schilderingen hebben gemaakt ten behoeve van deze kathedraal. Weale toont aan, dat deze meening berust op verkeerd citeeren.
Evenals in het vorige nummer vinden wij hier beschouwingen over de Hollandsche schilderijen op de Hudson-Fulton-tentoonstelling te New-York, door Kenyon Kox.
Bij Knoedler te New-York waren negen van Dyck's te zien, uit de verzamelingen-Widener en Frick. Vijf er van hebben eens tot de beroemde van Dyck's in het Cattaneopaleis te Genua behoord. Ook waren bij de genoemde kunsthandelaars te zien van Dyck's bekende beeltenissen van Frans Snyders en diens vrouw, vroeger in Engelsch bezit, thans ook den heer Frick toebehoorend. Over deze expositie schrijven hier Wm Walton en Lionel Cust.
In het Maart-nummer een opmerking van C H. Colins Baker naar aanleiding van een op de Wintertentoonstelling der Londensche Royal Academy te zien schilderij, dat daar in den katalogus als een werk van Rembrandt is aangegeven en den schilder-zelf met Saskia heet voor te stellen. De juistheid dezer toeschrijving werd dadelijk betwijfeld. Claude Phillips meende Govert Flinck als auteur te mogen voorstellen. Volgens Colins Baker draagt het werk echter de signatuur van Ferdinand Bol, terwijl op een andere plaats van het schilderij een R te lezen staat, die Rembrandt's naamteekening moet verbeelden. Hij wijst er op, dat een schilderij in de Petersburgsche Hermitage ook een valsche R vertoont op een door Bol echt gesigneerd schilderij. Het Londensche werk doet in zijn kwaliteiten inderdaad aan Bol denken, meent hij, en niet aan Flinck.
Ook dit nummer geeft verslag van een belangrijke tentoonstelling te New-York. Ditmaal geldt het een bij de kunsthandelaars Scott en Fowles gehouden expositie uit de verzameling van den Heer en Mevrouw Charles P. Taft, uit Cincinnati. Er waren daar drie zeer bizondere portretten van Hals bij en een belangrijke Rembrandt uit diens vroege Amsterdamsche periode: de Jonge man van een stoel opstaande, uit 1633, vroeger te Parijs bij graaf Edmond Pourtalès en van de Amsterdamsche Rembrandttentoonstelling in wijder kring bekend.