| |
| |
[pagina t.o. 145]
[p. t.o. 145] | |
PORTRET VAN ETIENNE BOSCH.
Voor ONZE KUNST geteekend door WILLEM WITSEN.
| |
| |
| |
Etienne Bosch
E.M.Th. Bosch werd in het jaar 1863 te Amsterdam geboren. Als zoon van een handelsman gold het oorspronkelijk als bijna-natuurlijk plan, dat hij zijnen vader in diens zaken zou opvolgen, echter door toevallige omstandigheden gebeurde dit niet. En zoodoende kwam hij - na eerst eenige lessen van Alex. Liernur ontvangen te hebben, die hem, zijn eigen eenigszins verouderde schilderwijze beseffende, aanraadde zich meer bij de jongeren aan te sluiten - op zijn negentiende jaar op de Haagsche academie, waar hij te samen met Bauer, Henricus, Willem de Zwart en Akkeringa studeerde onder leiding van J.Ph. Koelman.
Zijn eerste expositie hield hij te Amsterdam samen met Marius Bauer. Wel werd er toen wat ironisch en ongemotiveerd-hatelijk gezegd: ‘dat zij tot dat Haagsche schildersclubje behoorden, hetwelk een nieuwe school wilde stichten’, maar toch was over het algemeen de critiek zeker over hun werk te spreken en vergeleek dat van Bosch onder andere met Daubigny, hetgeen mij voorkomt thans niet meer of in zeer geringe mate nog slechts waar te zijn.
Niet alleen in ons land, maar ook bij de buitenlandsche kunstliefhebbers heeft, láter, werk van dezen schilder een vrij groote bekendheid gekregen. Zoo kocht de directeur van het Königl. Kupferstichkabinett te Dresden een aantal etsen van hem. Bosch zond daarop om de collectie te completeeren de ontbrekende ten geschenke en als dank daarvoor hield de directie een tentoonstelling van al het daar aanwezige werk. In de Dresdener Nachrichten van 23 April 1907, komt eene bespreking van deze expositie voor, waarvan ik dit wensch aan te halen: ‘Der in seiner Heimat noch nicht nach Gebühr beachtete Künstler ist uns durch die Dresdner Erwerbung in seinem eigentümlichen Wesen erschlossen worden. Man hat in ihm ein Radierer kennen gelernt, der stärker noch als Franzosen und Engländer den Einflüss Rembrandts erkennen lässt, doch im Gegensatze zu den älteren Meistern als echter Moderner den Schwerpunkt mehr in die Andeutung der Stimmung in der die Dinge selbst verlegt’... Een bewijs, deze bespreking, dat de
| |
| |
Duitsche criticus een zeer begrijpenden blik op dit werk had en dat hij Bosch onder de voortreflijke artisten rekende.
Verder is werk van hem te vinden in de musea te Brussel, Parijs, Barcelona, Budapest (in het Museum Esterhazy), Rotterdam en Den Haag. Ook kocht Hare Majesteit de Koningin eene teekening van hem op een expositie van de Hollandsche Teekenmaatschappij, terwijl er één in het bezit van de Princes van Venoza is. Tentoonstellingen van 's schilders arbeid werden gehouden te Parijs, Hamburg, Brussel en Keulen en in doorsnede was de critiek hem overal gunstig.
ETIENNE BOSCH: Avond op de Lagunen.
Dat Bosch een ernstig kunstenaar is blijkt wellicht wel ten deele hier uit, dat hij nooit tevreden is met zijn werk: drie, vier keer somwijlen schildert hij zijne doeken over: Als hij, nadat het op eene tentoonstelling, of een tijdlang uit zijne omgeving is geweest, een schilderij weer terugziet, vindt hij er zóóveel aan te verbeteren, dat hij er maar juist aan begint of er nog niets stond! ‘Maar meestal’ vertelde hij ons, ‘als het niet goed begonnen is, kan je er aan verbeteren zooveel je wilt, naar je zin krijg je het tòch niet. Het is zooals Manet zegt: als je niet begint met alles inééns góed op te zetten, komt er niets van terecht. - Eigenlijk is het een soort koppigheid om altijd aan je werk te knoeien en veranderen, want je bereikt er toch zoo goed al niets mede.’
Bij mijn vraag of hij op bepaalde tijden beter werkte dan op andere gaf hij mij ten antwoord: ‘O, als ik eenmaal aan een schilderij bezig ben, kan ik bijna niet meer uitscheiden, dan werk ik den geheelen dag maar door en alles, mijn reizen en plannen, stel ik uit; dan zou ik gewoon niet weg kùnnen gaan, doch wanneer het dan ook eenmaal àf is, dan trek ik er uit, en
| |
| |
denk er heelemaal niet meer aan dat ik schilder ben, om, als ik thuis kom, weer frisch aan het werk te gaan.’
ETIENNE BOSCH: Pelleas.
Veel heeft Bosch gereisd, hij is in Engeland, Frankrijk en Italië geweest, wat natuurlijk, vooral wat de keuze van onderwerpen betreft, wel invloed op zijn werk moest hebben. Van Parijs heeft hij eenige teekeningen en ook een paar schilderijen, van het Engelsche landschap vele etsen gemaakt. Zijne voornaamste werken zijn echter grootendeels geïnspireerd op de Italiaansche
| |
| |
natuur. Niet wijl hij zich daar zoo bijzonder toe aangetrokken gevoelde; als reden zeide hij ons: ‘Er worden al zóó veel Hollandsche landschappen geschilderd, dat ik het beter vond eens iets ànders te maken. Ik had Italië doorreisd en hield werkelijk veel van de warme, stralende zonnigheid daar, hoewel ik het in zijn genre toch niet mooier vind, dan onze Hollandsche natuur’...
ETIENNE BOSCH: Canal Reggio, Venetië.
Het wezen van het Italiaansche landschap met zijne hooge, diep-blauwe luchten, weerspiegelend in de rustig-kabbelende meren, de scherp-geworpen schaduwen, de warmte-doortrilde atmosfeer; de stille avonden met hunne plotseling-stijgende dampen, welke de gansche natuur in een doorzichtigen sluier hullen, de maanlichte nachten met de bedwelmende geuren der zuidelijke bloemen, de wonderschoone oude poorten en mystieke grachtjes, de vervallen grootheid van de marmeren paleizen; de geheimzinnige bekoring die hier alles omgeeft, die toeft in de schaduw van de oude gebouwen, die ruischt in het zacht-voortstuwende water onder de hooge bruggen, en fluistert in de even-wuivende cederboomen; laat zich bijzonderlijk vereenigen met het schildertalent van Etienne Bosch.
In al zijn werk vindt men een drang naar het geheimzinnige, gevóelt
| |
[pagina t.o. 148]
[p. t.o. 148] | |
ETIENNE BOSCH: TIBER, ROME.
| |
| |
men iets van dat verborgen wezen van de Italiaansche natuur; en mede treft men eene zoete droomerigheid, die men meestal in het werk van de, naar onvervalscht-Hollandschen aard de werkelijkheid, de vaak nuchtere werkelijkheid, zoozeer minnende schilders niet aantreft.
Zoo heb ik één doek voor oogen dat ik u beschrijven zal, omdat ik het een opmerkelijk en karakteristiek voorbeeld van Bosch' kunst acht. Het stelt voor, een brug over een vrij-breed water. De voorgrond is geheel donker gehouden: traag kruipen de duister-dreigende schaduwen onder de breed-welvende bogen door, om zich daaràchter in een heerlijk-licht verschiet op te lossen. De blauwe koepel van een hoog gebouw lijnt helder af tegen de zonnige lucht met dunne wolkjes, zoo geheel anders dan onze hooge, wolken-bevrachte, gestapeld-zware luchten. Het geheel is van een rijpheid van kleur en van zulk eene zuivere compositie, dat ik het wel waarlijk tot een der knapste, compleetste schilderijen uit onze laatste schilderperiode wil rekenen. Opmerkelijk en teekenend is het, dat juist die eigenaardige tegenstelling tusschen de donkere geheimzinnigheid, die op het eerste plan heerscht en de lichtheid van den meestal in teere, fijn-tintige kleuren geschilderde achtergrond, door Etienne Bosch veelvuldig gegeven wordt. Zoo herinner ik mij een doek van hem uit Venetië, waar men door eene donkere poort heenkijkend een oud, door de zon luisterrijk beschenen paleis aanschouwt, èn een ets: eveneens een duisteren ingang, waarachter een helder verlicht landschap.
Is die duisternis niet als een vraag, een naar eene verklaring zoekend raadsel, dat zijne oplossing vindt in de stralende, tintelende, juichende blijheid van het zonnige, opene Italiaansche landschap?
Ik zie in dit overwogen effect van licht en donker een drang tot het begrijpen van de tastende mystiek der schemering en de openbaring van een onomschreven geloof in de komende heerschappij van het licht, het hooge stralende licht dat duren zal. Er is hierdoor een onuitgesproken, doch innerlijk-aanwezige religieusheid in Bosch' arbeid, een peinzend-pieuze ondergrond, die, het werk zijn mystieken kant gevend, als natuurlijke consequentie van de verhouding welke bestaat tusschen mystiek en romantiek, het zijn romantische geaardheid en waarden schenkt.
In het doek, dat ik u thans beschrijven ga komt de onmiskenbare zin voor de romantiek méér tot picturale uiting dan in eenig ander werk van den kunstenaar dat ik ken.
Het stelt voor een bruine, rotsachtige vlakte: op den voorgrond kruipt traag een eenigszins-vertroebeld water, twee figuurtjes rusten aan de wortels van een dicht-beloofde boom, nietig naast de forsche grootheid van den breeden stam. Op het tweede plan een ruïne, vervallen, als peinzend over de lang-gegane tijden. En daar naast, scherpe tegenstelling, wijst een enkele
| |
| |
cypres - het omhoog strevende leven - stil naar de grillige lucht, met donkere wolken bevracht. Het lilablauwe verschiet lost zich week op in de wazige verten. - Op vele van Bosch' schilderijen treft men zulk een teederblauwen horizont aan. - Het geheel is in een warmen, diep-rossen toon geschilderd, die ons een oogenblik aan Andrea Mantegna of aan de kleurdoorgloeide somberheid en rijp-zware praal van den Marseilliaan Monticelli doet denken. Het is een werk van eene schoone gevoeligheid, de verzinnelijkte ontroering van een fijnen geest. Er is in dit schilderij een wijdende grootschheid van opvatting, èn die zeldzame, bijzonder-soortige rust, waarvan Willem van Konijnenburg, op bladzijde 36 en 37 van zijn ‘De Waarde der Impresionnistische Schilderkunst’ aldus spreekt:
‘De onregelmatige vorm en de mathematische figuur tot één gebonden is “gratie”. Eene beeltenis heeft gratie wanneer zoowel de mathematische figuur als de onregelmatige vorm gevoeld worden.
‘Gratie is geregeldheid met onregelmatigheid. De mathematische figuur zonder meer, is zonder gratie, is volmaakte rust zonder beweging.
‘Ook de onregelmatige vorm, zonder meer, is zonder gratie, is bewegelijkheid zonder rust. Wanneer door de gratie in het samenspel der. twee vormengroepen dus de aandacht op één der groepen meer valt dan op de andere zal de gratie er door verminderen.
‘In het geval, dat de aandacht meer naar de mathematische figuur gaat, zal de uitdrukking der beweging verminderen, de rust toenemen en de voorstelling dus verstarren, en, zoo de onregelmatige vorm de overhand krijgt, zal de maat der regelmaat, of de rust verloren gaan, en de voorstelling een chaos gelijken.
‘In het beeld moeten de twee vormengroepen gelijke aandacht vragen, elkander dus volkomen bedekken.’
Men zal begrijpen, dat ik dit doordachte citaat aanhaalde, doelende op de compositioneele eigenschappen van het besproken doek.
Voor ik thans overga tot het aanduiden van nog enkele Bosch-kenmerkende eigenschappen, wil ik de beschrijving van eenige om verscheidene reden importante doeken geven, welke alle één of meer van zijne schildersqualiteiten sprekend op den voorgrond brengen; opdat de lezer hieruit èn uit eigen aanschouwing van het werk van onzen meester kan komen tot een synthetisch beeld van dit eigenaardig talent.
Een in het oeuvre een eigenaardige plaats innemend doek, stelt voor: een brug te Rome. Groote grijsbruinige huizen met blauwig-koepelende daken verheffen zich achter eene donkere brug, waaruit de voorbijschrijdende menschen even opkleuren. Een man, een ezeltje leidende, loopt langzaam
| |
| |
voort. Alles is omgeven door den grijzigen regenweemoed, waarin de gelige straatlantaarns, omfloersd en wazig, gouden lichten heffen.
ETIENNE BOSCH: Haven te Venetië.
Dan een tweetal herinneringen aan de Venetiaansche Lagune. Op het eerste: het droomerig transparente lichtgroene water, dat in de verten donkerder wordt. Aan den rechterkant ligt een groep schepen. De zwarte omtrekken van de slank-gezeilde vaartuigen nemen in de prachtig-uitgedrukte schemering, reusachtige vormen aan, zijn als duistere fantomen tegen de lichtere lucht. Ook bij dit schilderij wil ik de bijzondere aandacht vestigen op de overwogen, zuivere compositie. De horizont deelt het doek in twee gelijke deelen; het licht verkláárt een cirkelsegment in het midden van het bovenste deel, dat zuiver en even helder, maar nog verrijkt met de bijna onmerkbare spelingen van het rustige water, in het benedenste deel zijne symetrische weerspiegeling vindt. Het overige van het schilderij is donker en wel zóo dat de zwaarste duisternis ter rechterzijde is aangebracht bij de sombere vormen der scheepsrompen.
Het andere Lagunedoek is kleiner van afmeting. In het midden, donker en groot tegen een lucht van vele lichte tinten een zeilboot, aan weerszijden als begrensd door twee dukdalven, en omgeven door de fluweelen slag- | |
| |
schaduwen van het schip en de teerkleurige weerspiegeling van de lucht... Zoowel bij dit als bij het vorige werk kwamen mij onwillekeurig de fijngespeurde, droomend-doorleefde dichtregelen van Willem Kloos in de gedachte:
En ver, daarginds, die zacht-gekleurde lucht
Als perlemoer, waar iedre tint vervliet
In teerheid... Rust - O, wonder-vreemd genucht,
Want alles is bij dag zóó innig niet.
Juist, die groote innigheid, welke in de schemering al de lang-gewende dingen om ons heen die nieuw-ontroerende bekoring geeft, vindt men in deze beide riviergezichten teeder terug.
Vervolgens nog een schilderij, waarin de voorstelling van het water het grootste gedeelte van het doek inneemt. Mooi is hier de tegenstelling gegeven tusschen het droomerig profiel der verwijderde stad en de realiteit van de twee voorplechten van de op het eerste plan voorkomende gondels. De achter wolken verscholen maan werpt een strelend licht op de zachtjes-deinende rivier. Dat hij het karakter en uitzicht van het water onder verschillende omstandigheden nauwkeurig bestudeerd en verwerkt heeft valt ook op in een Tibergezicht, waarin het vlugge, levendige van den stroom volkómen is uitgedrukt.
Ja, in vele werken geeft Bosch de dróóm van een stad: vanaf de rivier, de mijmerend-omwaasde vormen van een grilligen oeverbouw. Aan den zoom van het water: rùst, kàlmte en àchter de peinzende huizen vermoedt men het drukke gewoel van vele en haastige menschen.
Een doek, dat als een ongezochte overgang tot zijne stillevens - over welke ik zoo straks enkele woorden zal zeggen - vormt, is: Oude huizen in Venetië. Het zijn hooge paleizen van dichtbij, vlàk van voren gezien. De schilder heeft voor dit technisch-uiterst-moeilijke probleem eene zuiver-picturale oplossing gevonden, dat wil zeggen, hij heeft dit werk van decoratieve elementen, waartoe het onderwerp zoozeer aanleiding gaf, weten vrij te houden. De teere, gedekte, eenigszins-vermoeide kleuren van dit doek, doen mij soms denken aan de innige, fletse tinten van kostbaar-antieke Perzische tapijten.
Deze gefaneerde, vale kleur treft men ook in zijne stillevens aan, maar waar zij in het laatst-beschreven doek de oude atmosfeer aangeeft, doet zij in de schildering van vruchten bijvoorbeeld als niet-natúurlijk aan. Hoewel het voorname, dat al Bosch' werk kenmerkt, zich ook in zijne stillevens onomwonden uitspreekt, kunnen deze mij toch door een te kort in stofuitdrukking niet volkomen en duurzaam boeien. Het beste en meest belangrijke wat ik bij hem zag wil ik u beschrijven. Het is een gele grond, waarop een vaas - met een éven blauw motiefje - gevuld met judaspenningen. Tegen den
| |
[pagina t.o. 152]
[p. t.o. 152] | |
ETIENNE BOSCH: SALERNO (ets).
| |
| |
grijzen achtergrond hangen twee Japansche maskers. Het geheel is in zijn eenvoud goed in den toon gehouden en leert ons weder's schilders goeden blik op kleurencombinatie's kennen. Ook moeten nog genoemd worden: een bruinen pot met begonia's, en een schelvisch, waarvan vooral het kopgedeelte bewonderenswaardig van expressie is. In deze beide stillevens is de kleur ook warmer en positiever.
ETIENNE BOSCH: Haven te Venetië.
Het eigenaardige, zéér-kenmerkende aan de arbeid van Etienne Bosch is het bezonnene: zijn werk geeft te denken. Hij voert ons peinzen heen op schoone, ongekende wegen: literaire wegen zéker... Er is in Bosch ongetwijfeld
| |
| |
een geprononceerd-letterkundige, niet zuiver schilderkundige, kant, welke ook W.A. van Konijnenburg en dien grooten voorganger Puvis de Chavannes kenmerkt, aan hen hunne bijzondere geaardheid schenkt en eene merkbare neiging tot het decoratieve doet ontwaken. Deze literaire gedachtenrijkheid treedt het sprekendst op den voorgrond in Bosch' symbolische teekeningen. Ik zag er eenige en was ontroerd door de schoonheid zijner opvatting. De beide waar ik hier bijzonder de aandacht op wil vestigen zijn vervaardigd naar aanleiding van Maeterlinck's meesterwerk Pélléas et Mélisande.
De eerste teekening geeft ons twee figuren in een tuin, en stelt het oogenblik voor dat de beiden elkaar ontmoeten. Het meisje houdt het dunne kleedje omhoog met de eene hand, die zeer sierlijk van vorm is. Het lange golvende haar waait voor heur uit en omgolft ten deele hare schouders. De jonge man gaat aan hare zijde en houdt het hoofd als-fluisterend naar haar toegewend. Op den achtergrond verheft zich het oude kasteel, aan den rechter kant staan eenige grillig-gevormde boomen tegen de vreemde, men zou haast zeggen, gestyleerde lucht. Het opmerkelijke in dìt werk is de broze teerheid van teekening, terwijl juist het andere, hierbij aansluitend: het gelaat van Pélléas beeldende, forsch-recht van lijn is.
De scherpe, als-gebeeldhouwde vorm van den kop, de groote expressieve oogen, die u overal volgen, die u vasthouden door hunnen gebiedenden blik, die u dwingen naar hen te blijven kijken, zijn het werk van een groot, en vooral machtig-suggestief, kunstenaar. Juist, dat geestelijke fond, dat men bij het werk van zoovelen helaas moet missen en dat hun arbeid tot een spoedigen roemloozen dood voorbeschikt, treedt hier sterk naar voren. Het is juist, zooals een inzichtig Franschman, die Bosch eens bezocht en de Pélléaskop aanschouwende, in bewondering uitriep: ‘Mais ce ne sont pas des yeux, c'est un regard.’ Waarlijk het zijn hier niet eenvoudigweg een paar menschelijke oogen, maar het is een gedachte, eene schóóne, zeer-onstoffe-lijke gedachte, die levend tot ons treedt uit het doode kader, de zuivere sprake van een mooi-menschelijke ziel... In deze teekening doet overigens de wijze-van-werken wel eens aan den Belgischen kunstenaar Fernand Khnopff denken, juist die scherpe, stérke, energieke en versoberde vormen van het gelaat komen ook op zijne teekeningen veelvuldig voor.
En dit ten slotte over de etsen van Bosch.
Ik zag eene uitgebreide verzameling van hem, groote en kleine, figuren en landschappen. Eén er van Kruisvaarders viel mij allereerst op, door de groote overeenkomst van deze ets met de middeleeuwsche houtsneden, er is iets van Dürer in, van diens volheid, diens zinrijke volheid welke een breede allure en een gracievolle grootheid niet uitsluit. Onwillekeurig dwaalden
| |
| |
mijne gedachten af naar Ary Prins' Heilige Tocht en ik acht Bosch de aangewezen persoon, om dit fijngeestig-gestyleerde, kleurig-geziene meesterwerk, het schoontintig epos van die in weidschen droom herlééfde, verre eeuwen te verluchten.
ETIENNE BOSCH: Kruisvaarders (ets).
En men heeft hem erop gewezen, maar hij achtte er zich met de bescheidenheid, welke zijn persoon en zijn door mij zeer bewonderd talent eigen is niet toe in staat. Mij dunkt, dat hij hier zichzelve beslist onderschat, want in de ééne ets trof mij alreeds oogenblikkelijk de diepere overeenkomst, welke er tusschen zijn werk en dat van Prins bestaat en díe psychische analogie alléén kan een werk en zijne illustratie's tot eene harmonische en logische eenheid doen vergroeien. Na nu nog een enkel woord gezegd te hebben over een groote ets, waarin nogmaals een eigenschap van den schilder ook een van die des etsers blijkt te zijn, zal ik mijne verhalende besprekingen eindigen. Ik geef gaarne toe, ik ben mij bewust
| |
| |
ervan, dat Bosch' werk met de etsnaald eene grootere plaats inneemt en verdient - velen stellen den etser boven den schilder - maar ik meen voor mijn doel voldoende te hebben gegeven.
ETIENNE BOSCH: Tiber, Rome.
Op bedoelde ets komt ook weer dat door Bosch zoo vele malen gebruikte groote, beteekenisvolle verschil tusschen licht en schaduw voor. Een kasteel op een hooge, stijle rots, dun, fijn van teekening, terwijl het dat dicht-begroeid is en een groep zwaar-belóófde boomen, als het ware de donkere poort vormt, tot het teer-lichte verschiet.
Bosch behoort tot die schilders zij zijn helaas verre in de minderheid die belang stellen ook in andere kunstuitingen dan de pieturale. Zijn gekozen belezenheid kenmerkt hem als een man van ftjnen literairen smaak, welke hem ook behagen doet scheppen in het opsporen van oude liedjes. In bibliotheken, ook in het buitenland, snuffelend heeft hij menig bekoorlijk en waardevol staal van die eigenaardige poëzie uit het verre verleden opgespoord en zorgvuldig bewaard. Ook dit schijnbaar meer persoonlijke is voor den dieper-toeziende een uitvloeisel van dezelfde innerlijke zielegesteldheid, welke hem die Kruisvaarders-ets en daarmede verwant werk deed vervaardigen. En bovendien is het geenszins te verwonderen, dat een schilder, wiens werk door een sterkliterairen trek gekarakteriseerd wordt in zich een liefdevol neigen tot het schoone in de letterkunde voelt.
Hij is één van hen, die de bloeitijd van de Nieuwe Gids en het opgewektleyende artistiek leven in de hofstad hebben meegemaakt; dien tijd toen
| |
[pagina t.o. 156]
[p. t.o. 156] | |
ETIENNE BOSCH: PALEISPORTAAL, VENETIË.
| |
| |
alle jonge dichters en schilders zich bij elkaar aansloten, samen tot één doel gedreven: het genieten en geven van schóónheid; den tijd toen Paul Verlaine hier kwam lezen die in Quinze jours en Hollande ook meermalen Bosch noemt en o.a. van hem terecht zegt: ‘Un peintre de mérite, trop modeste’; die dagen, dat de smaakvol, maar lachwekkend-ongewoon-gekleede Joséphi Péladan, die geniale aestheticus, die groteske aansteller tevens, zich noemende Sar, zijn Christuskop door de Hagenaars liet bewonderen en leden trachtte winnen voor zijn Rose + Croix, dat Maeterlinck in Holland kwam, toe er in de kunst nieuw jong leven krachtig en luisterrijk bloeide, en alle te samen werkend met één doel, één streven.
Zeer zeker is deze periode ook van invloed op de kunst van Etienne Bosch geweest, gelijk zij hare invloed op alle medestanders der artistieke beweging heelt laten gelden. En aan een invloed van het toen toch ook nog jeugdige Amsterdamsch-impresionnisme (G.H. Breitner, Isaäc Israëls) heeft onze schilder wellicht zijne eerlijkheid, zijn frissche natuurlijkheid, ook in zijn meest-droomerige, dingen te danken.
Ik acht het onmogelijk in een aan grenzen gebonden artikel een beeld geven van een gansch-voltallig oeuvre, van een kunstenaarsfiguur in al zijr psychische wisselingen, maar toch hoop ik u iets nader tot de door mij zeer hooggeschatte kunst van dezen bescheiden, maar liefdevol-voortwerkenden meester te hebben gebracht, dat de lust in u op mag komen door eigen aanschouwing mijne opmerkingen aan de schoone werkelijkheid te toetsen opdat in u, als in mij, eene oprechte, overtuigde bewondering voor den schilder Etienne Bosch groeie.
Zoo zij het.
Aty Brunt.
's Gravenhage, Sept.-Oct. '09.
|
|