| |
| |
| |
| |
Kunstberichten (van onze eigen correspondenten)
Uit Amsterdam
P. van der Hem teekeningen in St. Lucas
In hoeverre is de keuze van onderwerpen een gevolg van eens schilders eigen aard? Wanneer een artiest, willekeurig - onwillekeurig - een bepaald soort onderwerpen neemt - zonnige landschappen, sombere storm wolken, statige portretten, demi-monde figuren, ordinaire straat-scènes, circus, café-chantant charges, of boere-binnenhuizen - dan kunnen we aannemen dat zijn genre hem 't meest interesseert, dat hij er zich toe aangetrokken gevoelde, dat zijn aard correspondeerde met den aard van die onderwerpen. Ik kan mij de statige Ruysdael, die de wolkenmonumenten zocht, niet denken schilderend liederlijke uitspattingen als Brouwer, die de kroegen bezoekend, deze met voorliefde beeldde. Ik kan mij zoo, in onzen tijd, Jacob Maris niet denken, makend wedrennen en affiches, lichte vrouwen en tooneel-scènes, om aan Toulouse Lautrec eens te denken, die uit dédain nooit een landschap aanzag. Alvorens tot P. van der Hem's aard, dat zal dan die van zijn werk zijn, over te gaan, wil ik even vaststellen dat Brouwer niet minder dan Ruysdael en Toulouse niet minder dan een Maris is. Er is echter bij die onderwerpenkeuze nog de kwestie van heerschende smaak. In een zekéren tijd is het gewoonte zekere onderwerpen te schilderen. Als een of andere Madonna's schilderende Italiaan in Holland geleefd had, had hij stilleven, interieur, regentenstukken gemaakt. Er was een tijd van veel landschap in Frankrijk, toen kwam een reactie, Manet, de Toulouse, nu is daar interesse voor stilleven, Cézanne en voor het perverse, Van Dongen. En zoo lijkt het mij niet uitgesloten dat P. van der Hem vrij vanzelf gekomen is tot het teekenen zijner excessen, daar in Parijs, waar hij eens werkte, groote, te groote interesse voor het perverse heerscht, en er tientallen jonge schilders zijn die meenen dat dit nu het eenige artiestieke, teekenachtige is, terwijl zij nooit builen hun omgeving van groote-stads-leven uitzien. Zoo maakt dus Van
der Hem onderwerpen die in den nu heerschenden smaak vallen.
Er is nog iets anders dan onderwerpskeuze, waaraan men een aard kan kennen, dat als een veel vastere basis aangenomen is: de wijze waarop een onderwerp opgevat en behandeld is. Twee kunnen steeds luchten schilderen met water. En de één kan zijn vol van weelde en majesteitlijk van bewegen - de andere kan zijn vol van fijnheden en intiem van gevoel. Zoo kan één teekenen wat Van der Hem teekent en hij kan een moralist, een socialist, een wereldver wijter zijn. Zoo kan werk van Steinlen ontstaan, een ander kan een zwakke sentimentale gevoelige zijn, veel teekenend op de straten en naar den armen - en Rafaëlli wordt mogelijk, of één is met een neiging en een voorliefde tot afwijkingen, een is een degeneratieverschijnsel en hij teekent dan ook gedegeneerd: Pascin is verklaard. Nu is de aard van Van der Hem dermate gespitst, dermate geraffineerd, dat hij met zijn verwonderlijk handige teekenwijze, zijn uitbeeldingen van levensuitersten nog aanscherpt. Hij heeft wel niet het geniale van
| |
| |
de jonge Pascin, al heeft hij frappant veel met dezen caricaturist gemeen, maar hij heeft een verbazende gave tot vlugnoteeren, tot ietwat oppervlakkig, toch sentimentrijk, levendig, scherp opteekenen, tot een handig in het kader plaatsen van een compositie, tot het typeeren van een figuur, een situatie, een conflikt, een mouvement. En daarboven heeft hij een handigheid van heel fijn, heel zuiver, heel delicaat teekenen die hem nu reeds doen waardeeren, mits het werk, dat is dus de aard van zijn maker zich nog meer verdiepe in wereldwijs inzicht.
Het is opmerkelijk dat met zooveel begrip al die degeneratie-typen, die uitspattings-, die verwaarloozings-, honger- en bedel-, schijnrijke typen aangekeken zijn. Echter nooit met het ietwat vervelend wordende veroordeelende van een Steinlen, niet met het brute van Sluyters, nooit met het sentimenteele van Rafaëlli, ook niet immer met de cynische spot van Pascin of de hautaine caricatuur van Lautrec.... toch altijd met een groote mate van sympathie voor al wat hij waarnam. Gelukkig, geen enkel verwijt, geen braafheid, geen gemoraliseer in zijn kunst. Hij is nog zeer jong; wat er uit worden zal laat zich niet bepalen... hebben wij ook slechts af te wachten. Belangrijker kan zijn kijk op het leven nog worden, dieper een tragiek doorvoelen is mogelijk, striemender kan een lijn worden en hatender een kleur.... schilderen met olieverf is zeker nog te leeren - maar toch - dit was een kleine bij alle ontaarding frissche tentoonstelling tusschen de benauwend vele onbelangrijke, geestlooze exposities van dit seizoen
Conrad Kikkert.
Zandvoort, 9 Dec. '09.
| |
H.M. Savrij Larensche kunsthandel afd. Amsterdam
Reeds meermalen merkte ik op Arti's teekeningen tentoonstellingen het aparte pastelwerk van dezen Haarlemmer op als iets dat sympathiek was in zijn afzonderlijkheid, aandachtnemend in zijn gevoeligheid, belangrijk in zijn, tegenwoordig zeldzame, eerlijkheid. En nu deze pastellist van de duinen de eerezaal van bovenstaande kunsthandel op mij verdienstevol lijkende wijze vult, zet ik mij over mijn bedenking heen om een zeer goede bekende te beschrijven, en wil even dit werk aankondigen. Aankondigen als iets grilligs, iets phantastisch, iets sombers, lugubers. De lauwe, stille Savrij is natuurlijk niet anders dan zijn werk - vonken flikkeren er niet af en de bliksem knettert er niet over - een ietwat moewe lauwheid is wel over de stiloude, groezelige, sombere duinbruinten, maar in de droefgeestigheid is een grilligheid en in de groezeligheid een trillend phantasme. Phantasme niet demonisch, niet satanisch, volstrekt niet gruwelijk, maar een phantasme, ietwat lugubre, een gemoedelijk gevoelig droefzijn, een unheimischheid van kale duinruigten, van spokige struikboschjes, van sneeuwige verlatenheid. Het zouden geen elfen en nimfen zijn waarmee hij zijn duin bevolkt zou zien, maar griezelige kabouters en grillige spoken passen in sommigen wonderwel. Niet een scherp, duivelsziener als de oude Hollander Roelant Savery, maar meer - hoewel met overeenkomst toch, een gevoelige somberling. Zooals zoo vaak iemand, die veel nachten in zich omdraagt, veel dagen vol zon in zijn werk wil zoeken, maakt de dingen waar hij innig naar verlangt, méér dan de dingen die zijn naar zijn aard, en zooals dit hem dan noodwendig immer mislukken moet, zoo zocht ook Savrij vaak zon en het opene, heldere van het duin - en mislukte hem dit even vele malen, maar waar hij deed naar zijn aard, daar kwam hem de stemming van zelf, onwilkeurig, al gelukte hem het gave kunstwerk, - is dit niet gevoel en groote geestesbewogenheid gegeven met sterke kunde, - alleen dáárom
nog niet vaak, wijl de kunde sterker heeft te zijn, dan hij, in zijn, overigens aparte hoewel onmoderne, toch sympathieke techniek, bereikt heeft.
Conrad Kikkert.
| |
| |
| |
Uit Brussel
Tentoonstelling van Langaskens
Op zijn onlangs gehouden tentoonstelling in den Kunstkring, heeft de heer Langaskens zich eens te meer doen kennen als een der belangrijkste vernieuwers onzer versieringskunst: De Overwinnaars, dragend de lier en de lauwerpalmen door een leeuw en een tijger voorlgeleid, in een koloriet van rood en goud, kondigden reeds den decorateur van huis uit aan. Van de Aanbidding der Herders straalt een eigenaardige bekoring uil, die vooral in de heel goed geteekende vrouwenfiguren - en allen weten hoe zeldzaam die zijn! - eenigszins aan Engelsche kunst herinnerden. Ook zijn Japansche Fantasie, met bloemen en gestyliseerde planten was schoon. De Lente toont ons een lievend paar in een toovertuin, gestoffeerd met een bloeienden boom en majestueuse pauwen; in de verte trekt een lentestoet voorbij en kinderen, half in 't gras verborgen, luisteren naar woorden, die men hoort, maar niet zegt. In al zijn verschillende composities paart Langaskens een groote mate van handvaardigheid aan de ware verbeelding van den dichter. Noemen we dan verder nog zijn Sereniteit, Herders en Visschers, een zeer schoone Jongeling tusschen rose bloemen, Harmonie en Orpheus.
Boven die paneelen, als gezien in een droom, geven enkele wellicht de voorkeur aan die andere, waarin de schilder meer vuur en mannelijke kracht heeft gelegd en onderwerpen heeft behandeld, meer overeenkomstig zijn eigen wezen: zijn St. Joris te Paard, stout, van fantastische beweging, waar 't paard vooral prachtig is van alluur, met nog verscheiden andere studies naar paarden, honden, tijgers, leeuwen en pauwen, die eens te meer aantoonen dat Langaskens een uitstekend dierschilder had kunnen zijn.
| |
Tentoonstelling van mevrouw de Weert
Deze kunstenaresse, een der beste leerlingen van Emiel Claus, vereenigde in den Kunstkring, een aantal doeken, stralend van bekoring, uitstralend licht en vervuld van een eigenaardige en geheel haar eigen poësie, waarin ze den Boomgaard, de Lelie, het Huis en het Hofken, de Vlakte en de Stad bezingt. We hebben vooral haar Rooskleurige Boomgaard bewonderd, waarin de boomen een zoo uitgesproken karakter dragen en waar de lucht rondzweeft in volle wolken van geur en verder haar droefgeestige Maansopgang - wat overgevoelig, maar discreet en eindelijk Mijn huisje in de Meizon, heel innig en voornaam en gestreeld door de teederste kleuren.
| |
In de studio
Een nieuwe tentoonstellingszaal, met een vijftiental artisten, het meerendeel reeds bekend en op prijs gesteld, zijn hier geweest met enkele hunner jongste kunstproducten. Geo Bernier, was er met een krachtig geteekend, lichtend Meer. Jan Gouweloos met een Model, een dier Akten, waarin hij uitblinkt, zoowel om de kleur, als om de houding interessant, ook een landschap, de Oevers van den Yssel, een vochtige, bleeke, winderige, kortom geheel Noordelijke streek. René Janssens met twee Binnenhuizen in akwarel, waarin hij veel vrome innigheid en meegevoel gelegd heeft. Doch wie ons in dit Salonnetje het meest heeft geïnteresseerd, was de Brayekere, met zijn Etsen, een realist, tegelijk bitter en aangrijpend, zooals ook Goya is geweest. Zijn Kiekenkot, le Poulailler, de volksche benaming voor wat men in Holland de Engelenbak, te Parijs het Paradijs en in Vlaanderen den Uil noemt, toont ons dicht opeen gepakte houdingen, met zoo ingespannen toekijkende gezichten, dat ze er als door verwrongen zijn, een heele troep heel woelige onaanzienlijke toeschouwertjes, doch van de soort als elk dichter of musicus zich als hoorders zou wenschen! - zoozeer leven ze de illusie mee - zoozeer zijn ze belust op dramatische spanning. Eindelijk is de Bruyckere de ontroerde ver- | |
| |
tolker van wat er bij ons werkt om 't brood en van onze klappertandende armoedzaaiers; wat al interessante serieën in dit genre zou hij niet kunnen teekenen en hoezeer zouden ze wél zijn geslaagd: Toevluchten voor Onbehuisden, Wachtkamers in Nachtasylen, Bergen van Barmhartigheid, Scharrelaars in de Sintels van de Wegen, Aardwerkers, troepen Lotelingen, die naar de Kazerne worden gevoerd, Aankomst van de Werkploegen te Merxptas enz. enz. Onderwerpen te kust en te
keur om hem te inspireeren en aan te wakkeren. Wat mij betreft heeft de geringste teekening dezer soort veel hooger waarde dan vele uitgestrekte, pretentieuse en lafsmakende doeken, die onze museums overladen.
't Zou een goeie inval zijn om er eenige portefeuilles en albums mee te vullen, waar ik voor mij dadelijk op inteekenen zou!
| |
In de zaal Boute
Enkele kunstenaars, die reeds op voordeelige wijze waren bekend, hebben een goeie tentoonstelling ingericht, zonder zich om gemeene neiging, orientatie of programma te bekreunen. Elk hunner bezit in zijn genre een meer of mindere mate van talent. - De verscheidenheid der ontwerpen wordt enkel door de verscheidenheid in de behandeling geëvenaard. André Cluysenaar heeft zich hier in nog hoogere mate onderscheiden dan in 't salonnetje van den ‘Elan’. Lemmen wordt meer en meer meester in zijn vak, wat hem vergunt om een groote verscheidenheid van onderwerpen op gelijkelijk gelukkige wijze te behandelen. Hij stelde Naakten, Impressies, Landschappen, Stillevens ten toon, die alle de aandacht trokken door hun voorname kleur en een tegelijk precieuse en bekoorlijke, krachtige en verfijnde behandeling. Tevens hebben we een herrezene begroet: Willy Schlobach, met zijn Boomgaard, een Herfst en een Cornwalsche kust, dan eens frisch en lumineus, dan eens gloeiend en tragisch.
Verder waren nog op waardige wijze vertegenwoordigd de heeren Hazledine, Stevens, Finck, ook een Finsch kunstenaar, alsmede de beeldhouwers Du Bois én Gaspar. De laatste doet zich meer en meer als dierenbeeldhouwer kennen en wandelt triumfantelijk in het voetspoor van Barye, zonder dezen evenwel na te bootsen.
| |
In den Sillon
Een goede tentoonstelling, doch veeleer van kunst-handwerklieden dan van kunstenaars, dat is te zeggen van schilders, die over 't algemeen over een uitstekende vakkennis beschikken, doch deze nog niet op een eigenlijk gezegd kunstwerk hebben toegepast; ik bedoel op een echte schepping, welke aan de verdienste van het schoone maakwerk, die van een oorspronkelijke conceptie paart. De beste dezer ‘Sillonneurs’, die geenszins meer in den aanvang hunner loopbaan staan en die - ik herhaal het - in hun producten blijk geven van een hooge mate van meesterschap, disschen ons niet anders op dan studies, oefeningen in virtuositeit, sappige brokken kleur, maar geen bepaalde schilderijen - als vaklieden staan ze alle even sterk en alle hebben ze een zekeren familietrek gemeen, waardoor men ze licht met elkaar kan verwarren. Dit is vooral op hun hoofdmannen van toepassing, het trio Smeers, Swyncop en Wagemans, die niet enkel dezelfde onderwerpen behandelen, maar zich zelfs bedienen van hetzelfde palet en identiek hetzelfde procédé. Alfred Bastien trancheert een weinig op dit krachtig, maar al te materieel geheel, dat zoo volkomen is ontdaan van adel en ontroering door zijn dichterlijke zichten van Nieuwpoort.
De clou van dit salonnetje werd geleverd door een genoodigde, James Ensor, die prachtige Stillevens en curieuse Oostendsche typen had ingezonden. We zouden hem zelfs de aantrekkelijke modellen, die hem door de visschers in zijn woonplaats geleverd worden met nog meer vlijt willen zien bestudeeren!
Van de zijde der sculptuur, noemen we dan nog Rombaux en Kemmerich.
G.E.
| |
| |
| |
Uit Den Haag
Teekeningen en schetsen van J.H. Jurres in Maison Artz
Dat de Heer Jurres meer schilder was dan teekenaar vermoedden we reeds, ook door zijn wel smakelijke illustraties vroeger in ‘Woord en Beeld’, die echter een gemis aan kracht, aan kennis naast een charmeerend gevoel voor licht en donker vertoonden. Op deze tentoonstelling werd onze veronderstelling zekerheid. In eene teekening toch, wordt meer dan in eene schilderij de nadruk gelegd op het karakteristieke, op het typische, waar kleur en toon eerst op den tweeden plaats komen. En daar het juist de toon en de kleur is die bij Jurres de voornaamste charme naast eene weloverwogene compositie uitmaken, zoo moest het noodwendig gebeuren, dat zijne teekeningen slechts zwakke, onvaste en onhandige afschaduwingen Werden van zijn gloedvoller, krachtiger schilderwerk, zoodoende juist zijn zwakke kant, het sterkst op den voorgrond komend. Zij hebben met zijn minder gelukkige doeken gemeen de onvaste structuur, het gemis aan vormbeheersching, dat eene kleurenschittering liefdevol doel vergeten. Zoo op eenen afstand gezien, niet te nauwkeurig bekeken, is er eene vage gobelinwerking in de flauwe kleuren niet te miskennen, hoewel de lijn toch te vlekkerig te onverzorgd te nevelig voor decoratieve arbeid is.
| |
Suze Bisschop-Robertson bij Biesing
Het werk van Mevr. Bisschop-Robertson is en vogue tegenwoordig. Overal houdt men tentoonstellingen van hare kunst, in Arnhem, Rotterdam, Amsterdam. Antwerpen en nu weer bij den kunsthandel Biesing. Om de noodige variatie te verkrijgen, moest noodwendig de voorraad geput worden uit vroegere tijden, daar haar laatste werk genoegzaam was aanschouwd op de exposities van kunstgenootschappen, alwaar zij een trouwe comparante bleef. Aan deze tentoonstelling hebben we de gelegenheid te danken eene paraleel te kunnen trekken tusschen wat zij voor een twintigtal jaren maakte en wat er thans in haar omgaat Vergelijken we het stilleven met het harnas met dat kleine, bestaande uit een inmaakflesch, dat aan haar meesterwerk in het Suasso Museum herinnert, dan valt ons op hoe voller hoe dieper de toon werd, hoe de pâte als van gestolten glazuur op het doek ligt, terwijl vroeger de kleur dunner en daardoor levendiger van beweeg was, de schaduwen ijler, het doek doorschijnend de lichten dik, geëmpateerd, naar voren doen komen, zoodoende eene luchtere lichtwerking veroorzakend dan in hare tegenwoordige arbeid, die echter masaler, zwaarder monumentaler en rustiger in zijne grootsche kleurendiepte aandoet. Nog zagen we de verschillende invloeden waaruit hare eigen persoonlijkheid ontstond: Van der Velden in No 12 Meisjesfiguur door het vlak tegen elkaar zetten der kleuren zonder veel diepte; Corot in het grijs atmospherische meisjeskopje No 33, terwijl als geheel de Schotsche school haar de toon verschafte.
| |
Jaap Maris. Willem Maris en A. Mauve bij Goupil
Eigentlijk meer eene expositie van den eersten dan van de beide anderen, die dezen als figuranten aanvullen, en een klein beeld geven van deze machtige periode der Haagsche school. Jaap is hier in miniatuur te zien. Niet naar de dimensies maar naar de qualiteiten. We zien zijne groote gaven, zijnen weidschen kijk, zijne voorname visie uit zijne meesterwerken terug in deze hier bij elkaar gebrachte tusschentijds gemaakte werken, de schakels uit den keten, die zijne chefs-d'oeuvres verbindt. Zoo zien wij in deze doeken den geheelen ontwikkelingsgang van den meester: zijnen vroegsten tijd in een kleurig kriebelig geschilderd Interieurtje en een gladdig net Vijvertje; den Parijschen tijd in het Italiaansche vrouwenprofiel, en dan zijne teekeningen, voorstudies voor schilderijen en eindelijk zijne landschappen, de Molens, de Jagertjes, de Trekweg, de Stadgezichten, die hij uit allerlei gebouwen composeerde en zoo- | |
| |
doende eene eigen stad bouwde die hij sierde met al het stedenschoon, hetwelk hij zich voor oogen kon brengen.
Van Mauve zijn hier enkele kleine werken eene Israëlsachtige grijze aquarel, een landschap met spittende vrouw, en koeienstudies, terwijl Willem Maris niet dan middelmatig met eenige kleine eendengevallen en koeiencomposities aanwezig is.
| |
Haagsche kunstkring en Pulchri studio
Tegelijk met de ledententoonstelling van den Haagschen Kunstkring opent Pulchri Studio hare zalen voor het publiek. Het is reeds lang een wedstrijd tusschen de jongere en de oudere vereeniging, die vroeger meer dan thans in een leeftijds verschil bestond, terwijl er nu eigentlijk weinig onderscheid in den aard van het geëxposeerde voorkomt. Ontstond de Kring uit een behoudend beginsel van Pulchri, thans na jaren is dit verdwenen en zijn de leden van beide genootschappen dezelfde richtingen toegedaan. Eene samensmelting zou dan ook niet onmogelijk zijn; en te wenschen, daar dan meer geld uit getrokken kon worden voor buitenlandsche tentoonstellingen, die helaas nog te weinig worden gehouden. Wel heeft de Kring daar veel toe bij gedragen, maar bij eene fusie ware dit nog gemakkelijker.
Ook zou dan de strijd tegen den kunsthandel beter kunnen worden volgehouden. Deze toch maakt zich tegenwoordig meester van het terrein dat vroeger alleen de kunstgenootschappen behoorde, en dreigt zoodoende deze te verdringen door ze in alles na te doen, het hebben van leden, het heffen van entrée, enz. Echter kan bij deze wisseling het dreigend spook der macantiele bijbedoeling komen opdoemen, die, mochten de genootschappen verdwijnen, steeds meer en meer haar brutale kop zal opsteken, en dat artistieke, het welk geene directe handelswaarde heeft onmogelijk maken zich te toonen.
Vandaar dat een kunstgenootschap, zonder protectie, en eerlijk bestuurd zijn nut kan blijven hebben als beschermer tegen de corruptie die van den kunsthandel kan uitgaan. Zij diene dan geene relaties met dezen te hebben om als beschermer voor de vrije kunst op te kunnen treden.
Het spreekt van zelf dat we deze vereenigingen hier niet bespreken als vakvereenigingen, de belangen der schilders maatschappelijk bewakende, maar als gelegenheden werk te toonen, wat vooral voor jonge aankomende krachten van veel waarde is, daar niet ieder lust gevoelt bij den kunsthandel zich aan échec bloot te stellen.
Wat de tentoonstellingen zelve betreft ze hebben uiteraard veel overeenkomst. Ongeveer dezelfde namen treft men op beiden aan. In den Kring kwamen beter dan gewoonlijk voor den dag: Thérèse Schwartze, met twee portretschetsen, breed opgevat, wat emotieloos verlicht, van ruimen bouw, en niet zonder distinctie; Kamerlingh Onnes met bloemstukken, waarin de sterkste kleurcombinaties tegen elkaar stonden; Derksen van Angeren met eene ets Maas waarin het atmospherische om de schepen in de haven al bijzonder sterk tot uiting kwam, terwijl de Moor met een Juweelkistje als eene precieuse miniatuur, Coert met Winter, de Groot en Köhier met Landschappen zich niet boven hun gewone peil verhieven.
In Pulchri vroeg de meeste aandacht de Rouville, die ofschoon nog lang niet waar hij wezen wil, zich als een fijnen charmeur van Engelsche vrouwengracie deet kennen, en Toon Dupuis, die met kranig geboetseerde, van veel vakkennis getuigende bustes van Mesdag, dat waarschijnlijk in het Rijksmuseum zal worden geplaatst en van Jhr. v.d. Does de Willebois schitterend voor den dag kwam. Nog noemen wij Schreuder van de Coolwijk, als de uitbeelder van stoffen en arrangeur van mondaine damesinterieurs, Willy Sluyter, met eene jolige prent Jong Holland, en W. Maris Jbzn, met zijn van vele kanten verlicht vrouwenfiguur, waar al die reflecties een geheimzinnig aspect aan verleenden.
G.D. Gratama.
| |
| |
| |
Uit Leiden
In de Leidsche kunstvereeniging
heeft Mej. C. de Gavere de December-maand geopend met een collectie werk, welke groot van omvang maar gering van kunstwaarde mag heeten. Belangrijker kunstgebeurtenis biedt het Leidsche Volkhuis waar de geleerde verzamelaar Dr. G.J. Boekenoogen een gedeelte van zijn schatten aan volksprenten tijdelijk ter expositie afstond. Het zijn de Italiaansche volksprenten, welke Dr. Boekenoogen ditmaal uit zijn verzameling tijdelijk afscheidde - interessant - hun kunstwaarde daargelaten, omdat er van dit onderdeel der Italiaansche kunst in ons land nog nimmer wat te zien is geweest. In het Amsterdamsche Prentenkabinet werden onlangs de prachtige Italiaansche kleurhoutsneden tentoongesteld, die de verzameling van het Rijk bezit; maar van de oude Italiaansche volksprenten is in het Prentenkabinet noch ergens anders in ons land, buiten de thans te Leiden tentoongestelde particuliere verzameling, iets van belang aanwezig. Zeldzaam zijn deze oude volksprenten: de exemplaren zijn schaarsch. Zeldzame houtsneden vinden we hier van de firma Renadini te Bassano (bij Venetië); anderen afkomstig van de firma Soliani te Modena uiterst merkwaardig daaronder de exemplaren uit de 15e en 16e eeuw, welke bij opheffing der drukkerij van Soliani werden nagedrukt, gedeeltelijk op antiek papier en valschelijk van oude jaartallen en graveursnamen voorzien. De afdrukken van de oude blokken zijn overigens uitstekend. Eenige zeer mooie van deze nadrukken zijn te Leiden.
De oude houtsneden, als welhaast van zelf spreekt zijn meerendeels van religieusen aard. Opmerkelijk zijn verder een paar satyrische houtblokken uit de 15e eeuw, niet minder belangwekkend de portretten van een neger en een negerin. Onder de historische afbeeldingen vinden we Karel den Vijfden in zijn expeditie legen de Turken: de inneming van Tunis en ruiterportretten van den Keizer en den Sultan. Ook Karel den Groote en een koning der Saracenen, gewapend, op elkaar inrijdend is een ander onderwerp.
De aandacht dient nog gevestigd op de vele ornamentprenten in het fonds der Soliani. Er zijn borduurpatronen van allerlei karakter- en tijdverschil: voorbeelden voor kantwerk, patronen voor het drukken van sitsen en papier voor boekomslagen.
Curieuse biljetten voor huurbordjes uit de 17e eeuw waarop ‘Est locauda’ te lezen is, vallen verder in 't oog.
Een merkwaardige tentoonstelling!
Alb. de Haas.
| |
Boeken & tijdschriften
Das Mittelmeer hafenplätze und seewege nebst Madeira, den Kanarischen inseln, der küste Marokkos, Algerien und Tunesien handbuch für reisende von Karl Baedeker mit 38 karten u. 49 plänen preis mk. 9.
London und umgebung von Karl Baedeker mit 4 karten und 33 plänen und grundrissen sechszehnte auflage preis mk. 6.- Leipzig, verlag von Karl Baedeker, 1909.
De Middellandsche Zee! De bakermat van heel onze beschaving - het hoofdtooneel der wereld-en der kunstgeschiedenis! Wat een gebied voor iemand die schoonheid zoeken en vinden wil!
En die zoo wondervolle streken vallen, door de steeds verbeterende verkeersmiddelen, meer en meer binnen ons bereik; een omvaart langs haar aloude oevers is niet meer zoo iets buitengewoons als tot vóór betrekkelijk korten tijd.
Baedeker zal er, met de uitgave van dit nieuwe handboek, in niet geringe mate hebben toe bijgedragen, om dit gebied voor een grooter aantal nieuwsgierigen te ontsluiten. Uit zijne uitgaven over Spanje, Italië, Oostenrijk, Griekenland, Palestina,
| |
| |
Kleinazië, enz. heeft hij genomen, wat op de Middellandsche zee betrekking heeft en het tot een overzichtelijk geheel bijeengevoegd. Maar een geheel nieuw gedeelte komt deze elementen aanvullen: de door Baedeker tot nogtoe niet behandelde kusten van Marokko, Algiers en Tunis, alsook Madeira en de Kanarische Eilanden.
Het behoeft wel geen betoog dat een zoo conscientieus behandeld boek als dit, den kunsthistoricus en den oudheidkundige van groot nut kan zijn, en het een onmisbare vraagbaak in zijn bibliotheek moet worden. We heeten het naast de aloude Baedekers dan ook van harte welkom.
Tegelijk met dit nieuwe deel verscheen de 16e uitgave van ‘London’. Ook deze brengt weer tal van nieuwe inlichtingen: over het nieuwingerichte Victoria- and Albert (South Kensington) Museum - over de Wallacecollectie - over de aanwinsten van British Museum, National Gallery en andere musea en verzamelingen.
B.
| |
The Burlington Magazine
Het November-nummer bracht o.a. een notitie over een mansportret door Frans Hals, dat zich bevindt op de tentoonstelling van Oude Meesters in de Grafton Galleries. Het schilderij (no 36 van den katalogus dezer tentoonstelling) is afkomstig uit de verzameling-Maurice Kann en voor deze tentoonstelling afgestaan door de kunsthandelaars Duveen. De schrijver in The Burlington Magazine tracht aannemelijk te maken, dat op dit portret is voorgesteld zekere Jozef Koeymans. Het wapen op dit mansportret is identiek met dat voorkomend op een ander Hals-portret, vroeger in de kollektie Rudolf Kann, thans in die van Mrs C.P. Huntington, en voorstellend den jongen Koeymans van Alblassendam, wiens vader Jozef Koeymans was. De inlichting in den tentoonstellingskatalogus der Grafton Galeries, dat het wapen op no 36 zou zijn dat van de familie Huydecoper, noemt de schrijver onjuist.
Het December-nummer bevatte o.a. een mededeeling van W.H. James Weale over een omvangrijk schilderij, voorstellend Christus na de Opstanding aan Maria, verschijnend. Weale houdt dit werk voor een Rogier van der Weyden. Het is vermoedelijk de linkervleugel van een altaar.
| |
Kunst und Künstler
(November) laat zijn lezers kennis maken met de boeiende studie van Jan Veth over de werken van Johannes Vermeer in Hollandsche verzamelingen. Deze werken worden bij het artikel in reproduktie vertoond en bovendien nog een vijftal andere Vermeer's, die in het artikel ter sprake komen.
| |
Zeitschrift für bildende Kunst.
De Heer J.O. Kronig schrijft in het November-nummer over een zestal door hem ontdekte werken van Michiel Sweerts. Vijf daarvan vond hij te Florence in het Palazzo Corsini, gekatalogizeerd als Vlaamsche school; het zesde is te München in partikulier bezit. Een drietal der besproken werken vindt men bij het artikel weergegeven.
In het December-nummer een artikel van Alfred Ruhemann over koning Leopold's moderne schilderijen, die volgens den schrijver, al zijn het niet louter meesterwerken, toch een uitmuntend overzicht geven van den ontwikkelingsgang der negentiend eeuwsche Belgische kunst.
| |
Dekorative Kunst
van November bracht een opstel van Albert Baur over Hollandsche ‘Raumkunst’ en keramiek, naar aanleiding der tentoonstelling in het Kunstgewerbemuseum te Zürich. De schrijver bespreekt werk van Penaat, Eisenloeffel, van den Bosch en Berlage. Hij waarschuwt voor pogingen om dit werk klakkeloos na te volgen. Maar leeren kan men er veel uit, meent de schrijver.
C.G.
|
|