| |
| |
| |
| |
Oude kisten en koffers
De ‘screenwerkere’, de ‘custodemakere’
Inleiding
In den laatsten tijd zijn er vele en mooie oudheidkundige werken uitgegeven, waarin bij middel der fotografie, de vormen en eigenaardige kenmerken van vele gebeeldhouwde voorwerpen en oude meubelen, die in musea en particuliere verzamelingen worden bewaard, op bewonderenswaardige wijze werden weergegeven.
Die uitgaven vormen zeer volmaakte modellenreeksen, waarin de werkers naar hartelust, al naar de mate hunner verbeelding en behoeften, putten kunnen.
In ons eigen land, volgde men dit voorbeeld door den vreemde geleverd, en dank aan het initiatief van enkele vrienden van zeldzame of kunstvolle voorwerpen, zal men een nieuw museum, dat in 1903 te Gent werd gesticht en dat den naam draagt van ‘Museum voor Versierings- en Nijverheidskunst’, zich langzaam zien ontwikkelen en groeien.
De inrichting er van is nog maar in wording en toch, hoewel slechts nauw behuisd, in een der zalen der Academie voor Schoone kunsten, kan het van heden af reeds diensten bewijzen en doet dat ook inderdaad.
Het is ons bekend dat vele der tentoongestelde oude meubelen door smaakvolle fabrikanten als model zijn benuttigd en de rijke verzameling stalen van franjes en galons, die voor 't meerendeel in Frankrijk en Italië geoogst zijn, hebben onze tapijtwerkers op menige goede gedachte gebracht.
Wij vestigen de aandacht van het publiek op deze verzameling modellen, waar gesneden hout, oude lijsten, het Meubel onder allerlei vormen, ceramiek en vooral decoratieve weefsels, reeds in eenige schoone reeksen vertegenwoordigd zijn en nog op weg zijn om zich snel te verrijken, bij middel van fondsen, welke door het gouvernement en de giften van particulieren, ter beschikking van een zeer ijverig comiteit gesteld zijn.
| |
| |
Onder de beste studie-elementen, van dit heel bijzonder museum, vestigen we allereerst de aandacht op de afdeeling albums met fotografieën. Deze, alle rechtstreeks naar oude modellen genomen, zijn in talrijke kartons geklasseerd en gecatalogiseerd, als: ijzerwerk, beeldsnijwerk, meubels, versierings-ensembles, tapijten, deuren, schoorsteenen, enz.
Fig. 1.
Deze laatste, reeds zeer talrijke documenten, staan van heden af ten dienste van belangstellende vakwerklieden en artiesten, voor de studie van hun vak.
De fotografieën-afdeeling stelt ons in staat om ons in den breede te documenteeren aangaande de schoone wonderen, die bij onze buren in de paleizen van den Louvre, Trianon, Versailles, enz. worden bewaard.
Ons doel bij het opzetten van deze studie over kisten en koffers, in wier vormen we het levendigste belang stellen, is geweest om een hoofdstuk, een weinig bekende serie te voegen, bij de overige kunst-documenten, die we zoo even hebben genoemd. Maar de wijze van reproductie door fotografie heeft niet aan ons verlangen beantwoord en de verschillende voorwerpen, die we wenschten te noemen, hebben we hier in den vorm van vluchtige schetsen geteekend. Indien de teekening natuurlijkerwijze minder volledig en minder getrouw is dan de reproductie door middel van het objectief, hebben wij haar toch voor de hierbij gevoegde afbeeldingen verkozen, in de meening dat deze schetsen een zekere aantrekkelijkheid en pittigheid konden hebben. De teekening heeft nu eenmaal een schilderachtiger beteekenis en veroorlooft ons om meer nadruk te leggen op zekere onderdeden en dus hebben we getracht om in een reeks van los getrokken schetsen de aandacht van geleerden en zoekers op de hier besproken voorwerpen te vestigen.
De onderhavige studie is een bijdrage tot een geheel, waarvoor we reeds talrijke schetsen verzamelden, betreffende de constructie en meubileering van het oude huis, en wel bepaald in ons eigen land en vooral in de Vlaamsche gewesten.
Fig. 2.
Enkele jaren geleden hebben we in ditzelfde tijdschrift een opstel doen verschijnen over Oude Vlaamsche Haarden en ditmaal ontleenen we aan onze
| |
| |
nota's aangaande ijzerwerk, gesneden hout en gehouwen steen, de schetsen die in verband staan met een der voornaamste meubelstukken uit het oude huis.
Fig. 3.
Onze aanteekeningen over de haarden, uit den prae-renaissancetijd, heeft een gunstig onthaal mogen vinden bij het oudheidkundig publiek.
Dit opstel, hoe onvolledig ook, was het eerste onzer onderzoekingen op het gebied der zuivere archeologie, na de uitgaven van meer artistieken aard van de zichtjes en landschapjes in Gent en in Vlaanderen.
En dit stuk ware wellicht altijd zonder vervolg gebleven, indien we niet, dank aan gelukkige en onverwachte vondsten, gemeend hadden dat het oogenblik nu gekomen was om onze talrijke aanteekeningen over oude meubelen 't licht te doen zien. Onze schetsboeken waren er snel mee gevuld.
De zaak is, dat, nadat we op deze weliswaar tamelijk sommaire wijze, de Haarden, het natuurlijk middelpunt van het huis, de woning van den rijke, het hutje van den arme of het geblazoend paleis bestudeerd hadden, het ons gewenscht scheen om de door ons bijeen gegaarde gegevens over het voornaamste meubel in deze interieurs te verzamelen.
Het vormde er vaak de eenige versiering van, In de wijde hallen, met heel karige versiering, stonden er enkel de primitieve schemel en zetels om heen.
Deze koffers en kisten (bahuts, huches) vormen het onderwerp eener nota van enkele bladzijden, in dat wonderbaar vademecum voor den archeoloog, de werken van Viollet-le-Duc.
Fig. 4.
Deze kist (bahut) die tegelijk koffer, bank en bed en vaak zelfs kast en geldkist was, vormde het, in de middeleeuwen, meest gebruikte huismeubel.
| |
| |
Andere schrijvers, hebben het meubel, waar we het hier over hebben, slechts terloops behandeld; Molinier, Havard, Champeaux, wijdden enkele nota's aan koffers en koffertjes.
Fig. 5.
Het koffertje (coffret), de schrijn, het kistje, waren de gemakkelijk verplaatsbare verkleiningen van de groote kist (huche), welke uitteraard veel moeilijker te verzetten en zwaarder was.
Havard, in zijn mooie archeologische werken, heeft er den vorm en het meest algemeene gebruik van beschreven.
Een onlangs verschenen boek van denzelfden schrijver op 't gebied van ameublementen en meer speciaal van kastenmakerswerk, behandelt de constructie van deze verschillende meubelen en van de timmerlieden- en kastenmakers-gilden, die ze vervaardigden.
De ijzersmid kwam er dan tusschen voor het beslag, de mooie sloten, verschillende ornamenten, die hij aanbracht op het houtwerk. De koffer uit dit materiaal vervaardigd, bleef of effen en zonder eenig snijwerk, of was soms ook rijk versierd, gewoonlijk met de wapenen van den bezitter, of, zooals in het belangrijk Bourgondisch tijdvak, met de schilden der vorsten uit het regeerende huis.
Het zou ons te ver voeren om hier opzoekingen te gaan doen, aangaande de groep werklieden en sierkunstenaars, die ten onzent deze meubelen van groote en kleine afmetingen sneden en versierden.
| |
| |
De ijzersmid die aan deze laatste de slotversiering toebracht, werd bij de uitwendige versiering van het voorwerp in hout, voorafgegaan door een anderen werkman van dikwijls groote bekwaamheid: door den lederbewerker.
Fig. 6.
Vele schrijvers zouden ons de beste en meest betrouwbare inlichtingen kunnen geven aangaande de merken van koffermakers, die men op enkele dezer meubels aantreft; ze zouden ons tevens aanwijzingen kunnen doen van groot belang, over de gilden en de reglementen, waaronder ze stonden en over de werklui, die ze hebben voortgebracht. Dit alles is in verschillende door ons geraadpleegde werken verspreid. Zoo zijn er waarvan we slechts in 't voorbijgaan melding kunnen maken; de bronnen waaruit wij ze putteden, raken zeer nauw aan de oude stad Gent, zooals de monografieën van Minard, den ijverigen Gentschen verzamelaar, die o.a. kostbare aanteekeningen aangaande deze corporaties deed verschijnen, nl. een over houtwerk.
Onder het aantal der verschillende werklieden in dit vak was de Scrynwerckere onzer oude Vlaamsche steden, de voorvader der fabrikanten van meubelen, kasten, stoelen, banken, bedden en alle verplaatsbare stukken, die men in onze huizingen vindt.
Fig. 7.
We hebben dus de twee traditionneele vormen aangetroffen, die zich 't meest bestendig hebben bewaard en zich tot nu toe voortgezet hebben; vooreerst de groote koffer, waarvan de stevigheid en duurzaamheid zoo groot mogelijk was; vervolgens dat allerliefste bibelotje, dikwijls op heel handige wijze vermooid door spreuken en verschillende in leder gestoken attributen.
| |
| |
Fig. 8.
De eerste behooren almee tot de oudste, die in onze musea vertegenwoordigd zijn; men vindt ze er met hun zware, met ijzer beslagen karkassen, die met ketenen en krammen in de ruwe muren van onze Belfrijen en in de ruime hallen van onze gemeentehuizen waren vastgemaakt.
De tweede, verplaatsbaarder en uitteraard voor herhaalde transporten bestemd, versierden gewone en credens-tafels en bevatten kostbaarheden, perkamenten, handschriften en voorwerpen van allerhande aard. Van deze beide meubelsoorten heeft het koffer zich in ons reiskoffer vervormd en in de heel sommaire en heel eenvoudige koffers die men nog heden op onze pachthoeven vindt. Het koffertje of kistje, is door vele transformaties hêen het delikate werk- of handschoenen-doosje en al die kleine, teere en kokette meubeltjes geworden, waarin een dame van de wereld haar toilet-benoodigheden en juweelen bewaart.
De voorwerpen, welke wij afbeelden, zijn de deelen van de woning, die door vervoer en allerhande wederwaardigheden tijdens de veelbewogen verhuizingen hunner eigenaars, tal van schokken en beschadigingen hebben onderstaan.
Fig. 9.
Wij hebben echter niet, en het is noodig om dit hier op te merken, ons onderzoek uitgestrekt tot koffers en koffertjes in ijzer, met hun oneindig bewerkte en van binnen uiterst gecompliceerde sloten. Deze bladzijden zijn alleen gewijd aan die stukken welke in hoofdzaak uit hout bestaan.
| |
| |
Doch, waar voor den haard ons onderzoek zich tot de Vlaamsche streken en meer in 't bijzonder tot Vlaanderen zelf bepaald heeft, hebben we voor deze studie gemeend die over het geheele land ie moeten uitstrekken, aangezien de typen der meubelen, waarover ze handelt, overal verspreid waren, zonder eenige groote verscheidenheid echter, noch van eenig bijzonder in 't oog springenden vorm in 't een of ander onderdeel.
Fig. 10.
We zullen zien dat versieringsmotieven vaak belangrijke aanwijzingen aangaande lokalen oorsprong en een bepaalde streek kunnen geven.
Daarom zal men schetsen tegenkomen welke in van Vlaanderen tamelijk ver verwijderde musea worden bewaard. Doornik, Namen, Antwerpen, enz. zullen ditmaal ook stof moeten leveren. En indien de particuliere verzamelingen op enkele uitzonderingen na, willekeurig terzij zijn geschoven, moet men de reden hiervan zoeken in het feit dat ze gewoonlijk slechts kort op dezelfde plaats blijven en ieder oogenblik dreigen weer uit een te spatten.
(Wordt voortgezet).
A. Heins.
|
|