Onze Kunst. Jaargang 9
(1910)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Hollandsche kunst op de Hudson-Fulton tentoonstelling te New-York
| |
[pagina 42]
| |
Overstroomd door 't zonlicht van een warmen dag, rijk in lokale kleur, vertoont het schilderwerk, van de Hooch, veel van de bekoring van dat van zijn tijdgenoot Vermeer. Tot zijn beste periode, tusschen 1655-1665, behoort Het Bezoek (Verz. Mevr. H.O. Havemeyer), Vrouw en kind op een Binnenplaatsje (Verz. P.A.B. Widener), de Slaapkamer (zelfde verzameling), Wasschende en waterputlende vrouwen op een binnenplaats (Verz. J.P. Morgan) en de Cavalier met de dames (Verz. W.T. Blodgett). Het stuk bij Mr. Blodgett voert ons tot Pieter de Hooch's latere werkmanier, het is op meer karakteristieke wijze gezien in het Muziekpartijtje, bij de heer Borden, toen de hoofsche smaak van den tijd een niet zeer diepgaande elegantie aan zijn kunst verleende. JAN VERMEER VAN DELFT: Het Meisje met de Waterkruik.
(Metropolitan Museum of Art. New-York). | |
[pagina 43]
| |
Met groote innigheid in de conceptie, beelddie Gabriel Metsu het leven van de gegoede middenstanden af. Zijn jeugdige, romantische geest, toont zich bijna te onstuimig in het Muziekpartijlje (Metropolitan Musem of Art). Hel Bezoek aan de Kinderkamer (Verz. J.P. Morgan) met zijn verrukkelijke wijze van vertellen en rijke kleur toont een meesterschap, dat Metsu slechts zelden overstegen heeft. GABBIEL METSU: Het Bezoek aan de kinderkamer.
(Verz. J. Pierpont Morgan. Vier schilderijen op de tentoonstelling, waren evenzoovele illustaties voor Terborch's verfijning en teeder gevoel voor kleur: twee aristocratische portretten, in zijn typische manier, afgestaan door senator W.A. Clark en den heer Frick, alsmede twee voorname genreschilderingen, de Guardroom (Verz. J.G. Johnson) en een Dame die wijn inschenkt (Verz. M.C.D. Borden). Het leven van den boer en der nederige Hollandsche burgers, vinden we afgebeeld in 't werk van Jan Steen en der beide Oslades. Van Jan Steen, den Molière der Hollandsche schilderkunst, is Mr. Johnson's aantrekkelijk gekleurd, Gebed voor het Eten. Jan Steen's onuitputtelijke vindingrijk- | |
[pagina 44]
| |
heid, uitbundige humor en satire, zijn beter op prijs te stellen in de Kermis, thans in 't bezit van 't Metropolitan Museum en in Mr. Schwab's Het ledige vat en in twee stukken bij -den heer Widener: het Dansende en het Feestvierende paar. Adriaen van Ostade's alleszins bekwame, maar weinig vergeestelijkte kunst, was vertegenwoordigd door twee stukken, één een vroeg werk in 't Metropolitan Museum, van buitengewone afmetingen: de Vedelspeler (1641) en een tweede een dertigtal jaren later geschilderd Het Hofje vóor het kleine huisje bij den heer Widener. Van Isaac van Ostade is de Halte, mede tijdelijk afgestaan door den heer Widener. JAN VAN GOYEN: Gezicht op Rhenen,
(Metropolitan Museum of Art, New-York). Waar we ons dan vervolgens tot de landschapschilders wenden, komen we 't eerst aan Jan van Goyen, de eerste meester van een vroeg-tijdperk, met het eenvoudig realisme, waarmee hij de atmosferische effecten van het vlakke Hollandsche landschap afbeeldde, de einder laag en de wijde luchten er bovenuit rijzend in al hun oneindigheid. Hij bekleedt in de geschiedenis der Hollandsche schilderkunst, een ongeveer gelijke plaats als Frans Hals. Tot zijn middelperiode behoort het Gezicht op Rhenen (1636), thans in 't bezit van het Metropalitan Museum of Art en een tweede Gezicht op Rhenen, tien jaar later geschilderd, 't eigendom van Senator Clark. In zijn latere manier, | |
[pagina t.o. 44]
| |
JACOB VAN HUISDAEL: DE BERGSTROOM.
(Verz. Mrs. Collis P. Huntington). | |
[pagina 45]
| |
in koele, zilveren tinten, is het Gezicht op Dordrecht (Senator W.A. Clark). Salomon van Ruisdaal, innig verwant aan van Goyen, door de schikking zijner composities, zijn voorkeur voor toon en de oprechtheid, waarmee hij de natuur beschouwde, was vertegenwoordigd door twee groote boschtooneelen (Metropolitan Museum of Art en Mrs Morris K. Jesup) en twee zeldzame wintergezichten (Metropolitan Museum of Art en de heer Widener). Aert van den Neer, aangezien wintertooneelen ook zijn geliefde onderwerpen waren, mag hier misschien tegelijk vermeld worden, hoewel de stukken, waarmee hij op de tentoonstelling vertegenwoordigd was, maneschijneffecten waren, vooral 't schoone Nachtgezicht, thans in t bezit van den heer Hermann. De Hollandsche landschapschildering bereikte haar hoogtepunt in het werk van Jacob van Ruysdael en diens leerling, Myndert Hobbema. In Ruysdaels vroegen stijl, zijn de eenvoudige schilderingetjes van het landschap rondom Haarlem, zooals o.a. die welke door den heer Morgan waren afgestaan Huisje onder Boomen en van Mrs Simpson de Sluis, meer opgevat in de manier der Vroegmeesters, maar met een zeer karakteristieke en groote plastische duidelijkheid. Dan verder uit het Metropolitan Museum, Woudstroom, van Senator Clark Bosschen en van den Heer de Forest de Knoestige Eik. Deze behooren allen tol een serie romantisch opgevatte woudtooneelen uit de zestiger jaren en, tot hetzelfde tijdvak, ook de Duinen bij Haarlem (Verz. James Slater). Het Winterlandschap (Verz. J.G. Johnson) en de Onstuimige Zee (Verz. J. Ross) waarin de schilder ons van zijn innig persoonlijke stemming tegenover de natuur verhaalt. In Hobbema's werk, evenals in dat van Ruysdael, vinden we realisme, gemengd met diep gevoel, dat echter liever de stille lieflijkheid en rust der natuur, dan haar woeste grootsheid uitdrukt. Hobbema was op deze tentoonstelling vertegenwoordigd door zeven schilderwerken, met inbegrip van de beroemde Trevor en Holford landschappen, die door den heer Morgan waren afgestaan en die tot de meest grootsche landschapschilderingen behooren. Zeer dicht bij deze naderend, wat betreft stijl en perfectie, is het Huisje onder Boomen (Verz. H.C. Frick) en twee met Boomen beplante wegen, (Verz. Elkins en Gould). Twee zeer aantrekkelijke zijner vroegwerken zijn verder nog de Vijver (Verz. W.F. Blodgett) en de Kostverloren (Verz. M.C.D. Borden). Op het door den heer Ross geleende stuk, schildert Ruisdael den woedenden, stormbewogen Oceaan, hoewel een kalm zeetje, visschersschuiten met gewoonlijk ergens een kijkje op een strand, gewoonlijk meer algemeen de onderwerpen voor de Hollandsche zeeschilders vormden. Dusdanig is ook 't tooneeltje, voorgesteld op Simon de Vlieger's Kalme Zee (Metropolitan | |
[pagina 46]
| |
Museum of Art) en een schilderstukje, met denzelfden titel van van de Velde, (Verz. W.T. Blodgett) zoowel als het Zeestukje met de Oorlogsschepen van Jan van de Capelle (Verz. J.G. Johnson). Van dezen laatsten kunstenaar was er mede een belangrijk Wintertooneel op een bevrozen gracht. MEINDERT HOBBEMA: Het Kasteel Kost verloren.
(Verz. M.C.D. Borden). Twee andere waterstukken, de Maas bij Dordrecht (Verz. H.C. Frick) en een Riviergezicht met Vee op den oever van Albert Cuyp, brengen ons tot het zeer verscheiden werk van dezen schilder der gouden namiddagen. Zeegezichten of landschappen, met of zonder vee, schepersjongens of Stillevens, aan al deze onderwerpen leende Cuyp de bekoring zijner dichterlijke natuur en den gloed zijner zonverluchte kleuren. Als schilder van landschappen, vonden we Cuyp hier in een vroegwerk in warmgouden toon Het Dorpje in de Duinen (afgestaan door Senator Clark en door den heer Morgan Landschap met figuren en Vee en van Mrs Simpson Landschap met brug. Het laatste doet ons denken aan de mise-en-scène der Romeinsche Campagna, als specimen van een zekeren slenter die toen voor landschappen in de mode was en vergeleken kan worden met Nicolaes Berchem's beslist geïtalianiseerd schilderij De Waadbare plaats, (Verz. C.E. Bushnell). Cuyp's roem als dierenschilder wordt voldoende gewettigd door Melktijd, (eigendom van den heer W.B. Dickerman en een ander met denzelfden titel van den heer | |
[pagina 47]
| |
G.J. Gould). Een stuk, door den heer Johnson afgestaan, heeft tot onderwerp een Haan met een broedsel Hennen. Met den Fluitspelenden Schaapherder, (Verz. C.P. Huntington, en een Man die mosselen eet, een Binnenhuistooneeltje (Verz. M.C.D. Borden, toont Cuyp zich een schilder van figuur en stilleven, tot welke laatste categorie ook de Schaal perzikken behoort, thans in 't bezit van den heer Johnson. Andere, op deze tentoonstelling vertegenwoordigde schilders, waren Paul Potter, van deze was er een Tooneel op een Dorschvloer, (Verz. Mrs. W.L. Elkins) en Vee in de Weide, (Verz. L. Hirsch), terwijl Adriaen van de Velde de schilder is van het Landschap met Vee, eigendom van den heer Johnson. Eveneens van van de Velde is de Stier op Jan van der Heyden's Straattooneel (Verz. Blodgett). De Paardenmarkt (Verz. Mrs. E.C. Hobson) en de dieren op het stuk het Bevrozen Kanaal, (Senator W.A. Clark) toonen Wouwermans bekwaamheid in dit soort werk.
Tot besluit van dit overzicht vermelden we dan nog twee schilders van Stillevens: Abraham van Beyeren, die de Ontbijtkamer heeft geschilderd, thans in 't bezit van Mrs. W.L. Elkins en Willem Kalf, die vertegenwoordigd was met een stuk met éenzelfde onderwerp als dat in 't bezit van den Heer J.G. Johnsoh. New-York, 18 Nov. 1909. Joseph Breck. |
|