Onze Kunst. Jaargang 8
(1909)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
De prijskamp om het monument der onafhankelijkheid te Buenos-AyresOnze kunstenaars hebben eertijds, over een groot deel van Europa, den roem van den Vlaamschen naam verbreid. We ontmoeten hun werken overal en in vele streken merkt men sporen van den invloed op, dien ze op vreemde scholen hebben uitgeoefend. Baron Descamps-David, Minister van Wetenschappen en Schoone Kunsten, heeft 't alleszins loffelijk plan opgevat, om van deze vreedzame overheersching 't onderwerp van een reeks studies te maken, die door toedoen van den Staat zullen verschijnen. - Maar men moet zich niet enkel bezig houden met de dooden en een kunstenaar behoeft ons niet eerst belang te gaan inboezemen als er vijf eeuwen sedert zijn verdwijning vervloden zijn en zich om zijn persoonlijkheid en zijn werken dat twijfelachtig duister heeft saamgetrokken, dat onze geleerden, tegelijk wanhopig en verrukt over de complexiteit der op te lossen problemen, met even omzichtig als subtiel vernuft trachten te ontwarren. De levenden hebben evenzeer recht op eenige aandacht! Ze verdienen dat we niel overlaten aan volgende eeuwen, waarin noch zij, noch wij meer zullen beslaan, de zorg om hun werk en hun roem te vieren dien ze buitenslands voor zichzelf hebben weten te verwerven en alle gezamenlijk voor hun vaderland. En het succes dat de beeldhouwer Julius Lagae en de architect Eugeen Dhuicque onlangs te Buenos-Ayres hebben gehad, behoort juist tot die soort, welke den mensch tot den grootsten roem verstrekken, juist om het bezwaarlijke van een zegepraal over een groot aantal mededingers, die alle van verschillenden landaard waren en ten gunste van wie de nationale eigenliefde alle middelen, waarover ze beschikte, in 't werk had gesteld. Het was in 1906 dat de regeering der Argentijnsche republiek besloot, om door oprichting van een groot monument te Buenos-Ayres het eeuwfeest der gebeurtenissen te vieren, gedurende en ten gevolge van welke, het land zijn onafhankelijkheid verwierf: de omwenteling van Mei 1810. de lang voort- | |
[pagina t.o. 184]
| |
HET MONUMENT VAN DE ONAFHANKELIJKHEID TE BUENOS-AYRES.
Ontwerp van MM. Lagae en Dhuicque, (Onderdeel). | |
[pagina 185]
| |
gezette strijd der opstandelingen tegen de Spanjaarden, gevolgd door hun overwinningen, het congres van Tucuman, waar de leiders van den opstand vorm begonnen te geven aan den nieuwen staat van zaken, tot wier in stand brenging ze zoo moediglijk hadden meegewerkt. En om aan deze verheerlijking van het Vaderland den schoonst mogelijken vorm te verzekeren, besloten de machthebbenden in den Argentijnschen slaat om ter verwezenlijking van dit werk, een wedstrijd uit te schrijven onder de kunstenaars van de geheele wereld. Het programma schreef twee proefinzendingen voor, door een tijdsverloop van éen jaar gescheiden, éen voorloopige, met toekenning van tien premieën aan de tien eerstgekozen artisten, de tweede beslissend en beperkt tot de vijf beste van deze tien eersten, met inbegrip van het toekennen van min of meer hooge vertroostings-premieën volgens het rangnummer dat den kunstenaar toegewezen was. Vier-en-zeventig ontwerpen kwamen bij de Commissie in, die zich met het toezicht op de werkzaamheden van het concours belast had: twee-enzestig waren van Europeesche kunstenaars afkomstig: 6 Duitschers, 2 Oostenrijkers, 3 Belgen, 10 Spanjaarden, 21 Franschen (o.a. een van Antonin Mercié en een van Charpentier) 3 Engelschen en 17 Italianen; twaalf waren door Amerikaansche artisten ingestuurd: 8 uit Argentinië, 1 uit Chili, 2 uit Urugay, 1 uit Noord-Amerika. De jury, die vijftien leden telde, was ten deele aangesteld uit Senatoren en afgevaardigden der verschillende hoofdcommissies voor het eeuwfeest, gedeeltelijk uit bestuurders van het Historisch Museum, het Museum en de Academie voor Schoone Kunsten te Buenos-Ayres. In de maand Juni 1908, werd het onderzoek voor den voorloopigen wedstrijd beëindigd, maar voor den tweeden werden er zes in plaats van vijf uitgehouden, te weten van den beeldhouwer Gasq en den architect Chédanne (Franschen); Gaetano Moretti en Brizzolara (Italianen); Michel Blay, (Spanjaard); Jules Lagae en Eugène Dhuicque, (Belgen), Rogelio Irurtia (Argentijn) en Gustaaf Eberlein (een Duitscher). De bekroonden moesten daarna een nieuwe maquette, op veel grooter schaal inzenden, waarbij ze rekening hadden te houden met de kritiek op hun voorloopig werk. Den zesden van de afgeloopen Julimaand, na de openbare tentoonstelling van de opnieuw behandelde ontwerpen, vergaderde de Jury andermaal om definitief haar keus te bepalen. Bij de herstemming kregen het Italiaansche en het Belgische ontwerp hetzelfde aantal stemmen: 13 op 14 voor den eersten prijs. Aangezien bij de ballotage de stemmen gelijkelijk tusschen de beide mededingers verdeeld waren, hakte de Minister van Binnenlandsche zaken, die 't voorzitterschap bekleedde, den knoop door, door zijn stem te verleenen aan Moretti en Brizzolara. Met het oog op dezen uitslag, besloot de Argentijnsche regeering | |
[pagina 186]
| |
en het bestuur der stad Buenos-Avres evenwel den volgenden dag, om, behoudens enkele wijzigingen, het werk onzer landgenooten eveneens op een der openbare pleinen van de hoofdstad op te doen richten.
***
De taak van den kunstenaar, die vorm heeft te geven aan officieele memorialen van het soort, als hem van Buenos-Ayres uit verstrekt werden, is moeilijk. Hier moesten in één zelfde monument allegorische zoowel als werkelijk bestaand hebbende figuren, zoowel menschen als denkbeelden verheerlijken en naast zinnebeeldige gestalten als van de Vrijheid, de Onafhankelijkheid en de Republiek, de wèlgelijkende afbeeldingen plaatsen van de hoofden der revolutie zoowel als van de meest belangrijke gebeurtenissen er van. De zaak zat niet zoo eenvoudig in elkaar, vooral niet voor hen die duidelijk inzagen dat een monument dat voor het volk was bestemd, waarvan het den triomfeerenden wil had te verheerlijken, ook binnen het begrip van de volksziel vallen moest. Er zou een belangrijke studie te maken zijn geweest, overvloedig vooral in curieuse observaties, over die vier-en-zeventig maketten van verschillende kunstenaars uit verschillende landen, alle opgeroepen ter verwezenlijking van hetzelfde program. Ongelukkig is Buenos-Ayres te ver en het geïllustreerde werk dat het Argentijnsche gouvernement over den wedstrijd heeft doen verschijnenGa naar voetnoot(1), veroorlooft ons niet om voldoende te oordeelen, tenzij grosso modo en globaal, aangaande de schoonheids-waarde ingezonden ontwerpen. En aangezien deze overigens in het hoekje enkel met het motto van hun maker waren aangeduid, zou het onmogelijk zijn om hieruit tot betrouwbare vergelijkingen tusschen de verschillende landen te geraken, wat betreft de sculpturale en architecturale richtingen, zooals zich die in elk hunner hebben geopenbaard. Ten slotte is de algemeene blijvende indruk, nadat we dit geheele album hebben doorbladerd en de verschillende wijzen beschouwd, - meer verschillend in schijn dan in werkelijkheid, - waarmee de kunstenaars hun ontwerpen geschikt hebben dat weinig werken die hebben meegedaan in dit wereld concours, iets anders zijn geweest dan een handige schikking van overgeleverde elementen Om rechtvaardig te blijven dienen we echter te bedenken, dat het moeilijk is in een dergelijk werk iets nieuws te vinden. Nieuwe, dat is te zeggen, ongeziene en in zekere opzichten individueele vormen konden zij dienen voor een monument dat aan de gemeenschap gewijd was; en zou deze een al te oorspronkelijke taal hebben verstaan? Men kan lang over deze kwesties | |
[pagina 187]
| |
discuteeren en meenen dat schoonheid, hoe ongedacht en onverwacht ze ook moge wezen, altijd ten slotte een volksmenigte imponeert; maar niettemin blijft het een feit dat het nieuwe en buitenissige altijd in regeeringskringen maar een matige aanbeveling zijn. Officieele kunst past beter bij geijkte motieven, even eerwaardig door ancienneteit als lang gebruik. Er is in vindingrijkheid altijd iets van teugellooze jeugd, welker omstuimigheid kwalijk bij baar deftigheid past. Daarom eischt zij in 't algemeen van de beeldhouwkunst allegorische voorstellingen die volgens den klassieken vorm zijn opgevat, waarvan het beteekenisvolle banaal geworden is door den sleur en die niettegenstaande dat, toch een zeker prestige van plechtige waardigheid hebben bewaard. Monument der Onafhankelijkheid te Buenos-Ayres.
Ontwerp van Lagae en Dhuicque. (détal.) Vaste regelen en reglementen dringen zich dus aan den kunstenaar op, die onder deze belemmerende omstandigheden en een zekeren dwang van vooraf overeengekomen vormen heeft te arbeiden. Hij is niet vrij. En bij de beoordeeling van zijn werk, heeft men in den breede rekening te houden met dien dwang, altijd knellend en pijnlijk, schoon aanvaard, - dien hij ondergaan heeft in zijn pogingen om te doen ontbloeien in levende figuren, onder zijn handen ontstaan en uit zijn brein gesproten en zonder te gaan buiten de grenzen van zijn programma, een afgetrokken denkbeeld of een historisch gegeven, waarvan hij de opdracht ontving het leven in te blazen. | |
[pagina 188]
| |
Zeker zou men hiertegen kunnen aanvoeren dat de primitieve meesters de beeldhouwers der cathedralen en de schilders van altaarstukken en frescoes, hoewel evenzeer gebonden aan de letterlijke weergave van den tekst overigens niet onder deze subordinatie schijnen te hebben geleden. Dit is waar, maar zonder zelfs te spreken van de geestgesteldheid en beschaving van een tijd zóo ver verwijderd van het individualisme van den onzen, is het gemakkelijk te verstaan dat religieuse themas van een universeel karakter in staat waren om eertijds iederen artist, hoe zijn gemoedsgesteldheid ook ware, te ontroeren en te bezielen, terwijl die van heden gemeenlijk in zichzelf enkel virtuositeit in 't aangezicht van 't heilige moeten vinden tot het uitbeelden van de hedendaagsche godheden uit ons Utilitair Pantheion: Landbouw, Koophandel, Nijverheid of, als te Buenos-Ayres tegenover de incidenten of de aanstichters van een omwenteling, waarvan het meerendeel der mededingers waarschijnlijk van te voren nooit had gehoord. De pogingen der verschillende mededingers hebben zich dan ook in hoofdzaak gericht op de algemeene dispositie van hun ontwerp, op de wijze van voorstelling der figuur van de Vrijheid of de Republiek, waarvan zich, bij bijna alle, het hoofdstreven naar richt en waarom zich dan hadden heen te scharen, de beelden van de helden der Onafhankelijkheid of enkele episoden uit den opstand. Enkelen hebben zich tevreden gesteld met het planten, midden op een héel laag voetstuk, van een kolossale vrouwelijke figuur, gezeten of staande, omgeven als door zoovele pygmeëen, met de strijders en hoofden van den opstand, die van onder haar beeld te voorschijn traden, verward door elkaar heen, geïsoleerd of in groepen. Anderen plaatsten dit symbolisch beeld, 't zij volgens antiek model op een hoogen kolom, 't zij voor of bovenop een triomfboog - een gecreneleerden toren of een pyramide - 't zij op den nok van een paleis of veelzuiligen tempel. Anderen weer gaven haar te dragen aan caryatiden of aan Ionische zuilen van een, door een zuilengang omgeven gebouw. Als vervolgd door de herinnering aan de Vrijheid van Bartholdi, hebben enkelen een toren neergezet, en op dien toren een bot en op dien bot de Genius der Vrijheid. Door dien uit doorzichtige materie vervaardigden bol, zouden electrische lampen dan het plein en de stad vellichten! Er was er zelfs een die een werk had geconcipieerd, waarvan het verwarde en kinderachtige symbolisme denken deed aan de categorische classificaties der middeneeuwen, de zuilen die het hoofdgedeelte van dit monument hadden te schragen, werden, volgens uitleg van den maker gepaard ‘pour signifier te dualisme des forces naturelles, centrifuge el centripête, fondement primordial de toute religion, la lumière et les ténèbres, le bien et te mal, le positif et le négatif’... Terwijl een bevloering van zwart en witte tegels | |
[pagina 189]
| |
den bezoeker moest doen denken aan ‘les chaînes brisées de l'oppression et la tyrannie coloniale!’ Verderop spelen pilasters de rol van emblemata van de vier windstreken in het Heelal (?), der vier jaargetijden, der vier Evangelisten en eindelijk van de vier toestanden in de natuur: vast, vloeiend, gasvormig en stralend!... Monument der Onafhankelijkheid te Buenos-Ayres.
Ontwerp van Lagae en Dhuicque, (détail). Veel héel vreemdsoortige ontwerpen! geenszins echter door een overdaad van oorspronkelijkheid, maar wel om het armzalige en belachelijke van het verkregen resultaat, niettegenstaande de wanhopige pogingen van den kunstenaar om op overbluffende wijs met zich te vereenzelvigen en in zich te nemen de hoofdelementen, waaruil de inspiratie van de meesten hunner was gevoed. Men speurt bij deze de handigheid, die alles weet te schikken en te plooien, die, ten koste van alles, anderen tracht te overbluffen, daarmee voldaan dat ze een schijn van waarachtigheid aan het eigenlijk niets beteeke- | |
[pagina 190]
| |
nende hebben gegeven, maar nergens het echte, het gewetensvolle van den waren kunstenaar, die niet in staat is tot virtuositeit, omdat zijn scheppingsmacht afhankelijk is van zijn gevoel. We noemen, onder de zeldzame ontwerpen, die aan dezen laatsten eisch schenen te beantwoorden, dat 't welk ingezonden was onder het motto Fuerza, Vigilanzia, ontleend aan den naam der beide allegorische figuren, waartusschen hij het triumfeerend ruiterbeeld omhoog deed rijzen van het Argentijnsche Vaderland. Die drie bronzen gestalten, op vaste, krachtige en wél overwogen wijze gemodelleerd, zouden op een hoog voetstuk van graniet geplaatst worden. Rondom het basement van het eerste zouden dan groepen van opstandelingen en constituanten, vol uitdrukking en levendig gevoel, de hoofdmomenten der omwenteling in herinnering gebracht hebben. Het Italiaansche projekt, dat, om een verjaarde uitdrukking te gebruiken, den zegepalm heeft weggedragen, vertoont grootere bevalligheid dan kracht. Te midden van het ensemble, vertoont het één pyramidale figuur, geflankeerd door een allegorischen groep van het Vaderland en de Vrijheid. Het omvat een groot aantal beelden in hoog-relief, geplaatst op het voetstuk van de obelisk, bestemd om een hoogte van een vijf-en-dertig meters te hebben. Het is natuurlijk onmogelijk om op een kleine grafische reproductie de waarde van dit beeldhouwwerk evenzeer als zijn mogelijk effekt op den juisten prijs te stellen. Het meest klassieke der bekroonde werken was, zonder eenigen twijfel, dat van den Spanjaard Miguel Blay, - om zijn ideale opvatting, zoowel als om de stoffelijke uitvoering, klassiek. Deze kunstenaar stelde zijn genius van het vaderland op tusschen de Gerechtigheid en de Rechtswetenschap op de tinnen van een soort ronden tempel met Dorische zuilen.
***
De eigenschappen, waardoor zich bij den eersten aanblik het werk van de heeren Lagae en Dhuicque Onderscheidt, zijn die van eenvoud en duidelijkheid. Het doel dezer beide kunstenaars is geweest om iets grootsch te vervaardigen, maar tegelijkertijd hadden ze zich voorgenomen om dit grootsche slechts langs den weg des eenvouds te bereiken. Ze hadden zich tot wet gesteld om alle overdaad van motieven of overtolligheden in de onderdeelen, die den beschouwer in twijfel kunnen laten aangaande de beteekenis van een monument, te vermijden. We wezen hierboven op het soort van anachronisme, dat in werken van deze categorie, voortvloeit uit de gelijktijdige tegenwoordigheid van ideale figuren en voorstellingen van feiten, met andere woorden met het oprichten, ongeveer op hetzelfde plan, van abstracte en concrete zaken, die de | |
[pagina 191]
| |
gedachte zich denkt op verschillende plans. Deze klip hebben de heeren Lagae en Dhuicque in hun eerste ontwerp gelukkig weten te vermijden. Gold 't hier niet eigenlijk de oprichting van éen, maar van meerdere monumenten, die in plaats van enkel het midden van het Meiplein te beslaan, het over zijn geheele breedte zouden gevuld hebben. J. LAGAE: De Argentijnsche Republiek.
(Monument der Onafhankelijkheid te Buenos-Ayres). In het hoofddeel van het werk, zou begrepen zijn geweest een ruiterstandbeeld van den generaal Saint-Martin, den bevrijder van den bodem, aan de vier hoeken van het voetstuk omgeven door standbeelden van den generaal Manuel Belgrano, van den divisie-generaal SaavedraGa naar voetnoot(1), den admiraal Brown en Mariano Moreno, den sekretaris van de eerste Junta. Verderop op een terras, voorafgegaan door de ronde, vlakke bekkens van een machtige fontein zou dan zijn | |
[pagina 192]
| |
verrezen, het kolossale beeld der Republiek: geplaatst op een hoogen sokkel met in 't midden en aan weerzij twee allegorische groepen: het Helden tijdvak en het Gulden tijdvak van Argentinië, Het weidsche, decoratieve geheel, zooals onze beide kunstenaars het gedroomd hadden, zou vervolledigd zijn geweest door een reeks halfverheven beeldhouwwerken gewijd, aan de hoofdfeiten gedurende den opstand, borstbeelden van de meest in 't oog springende persoonlijkheden, exedras in marmer enz. welke over de schoone tropische tuinen verspreid, die op het plein geplant zijn, een verrukkelijken band zouden hebben gevormd tusschen de twee groote monumenten, aan de beide uiteinden er van geplaatst. Monument der Onafhankelijkheid te Buenos-Ayres.
Ontwerp van Lagae en Dhuicque, (achterzijde). Maar dit mooi verleidelijk plan waardoor op het middelpunt van Buenos-Ayres een waar nationaal Pantheon in steen zou zijn opgericht, druiste in tegen het voornemen der gemeentelijke autoriteiten, vooral wat betreft de latere indeeling van de stad. Voor de tweede proef van het concours was het bijgevolg noodzakelijk om de al te uitgebreide afmetingen van het werk in te krimpen, evenwel met behoud van zijn dubbel karakter van verheerlijking van den huidigen toestand van het Land, zoowel als een herinnering aan 't Verleden. | |
[pagina 193]
| |
JULES LAGAE: De Groep van de Junta.
(Monument van de Onafhankelijkheid te Buenos-Ayres). Het monument, thans beperkt tot de groote middensokkel, die de figuur draagt van de Republiek, moest noodzakelijk ingrijpende wijzigingen ondergaan, om aan al de eischen voor den wedstrijd, in het programma in den breede omschreven, te voldoen. En anderzijds, waren Lagae en Dhuicque terecht van meening dat het overbrengen der episodische voorstellingen aanvankelijk als sujekt voor de bas-reliefs in de tuinen bestemd, in dat deel van het werk dat behouden zou blijven, enkel zou kunnen schaden aan den indruk van kracht en majesteit, waarnaar ze zoo ernstig gestreefd hadden. Doch het aanvankelijk behaalde succes, was wél geschikt om ze aan te moedigen bij het zoeken naar een oplossing, die niettemin zeer moeilijk te vinden scheen te zijn. Een werk is een geheel; éen in den loop van een trage en moeizame bewerking ontstane afgeronde conceptie, waarin alle elementen geëindigd zijn met zich te versmelten, met zich eng te verbinden in een onderlinge waardebepaling, een zuiver tegen elkaar opwegen der verschillende krachten, hetgeen door den auteur enkel tastend en zoekend en enkel geleid door zijn inspiratie en verborgen schoonheids-instinkt wordt bereikt... Men verstaat dan ook gemakkelijk die angstige bezorgdheid en die onzekerheid van den artist, die zich verplicht ziet om nogmaals terug te keeren tot en andermaal de hand te leggen aan een werk dat reeds voltooid was; dat zich in zekeren zin reeds van hem had losgemaakt, om zijn eigen organisch leven te leven. Wellicht zou hij er nog eer toe kunnen komen om het onnut geworden werk te laten liggen, om het in een anderen, meer volmaakten vorm te voltooien. En dit was 't besluit waartoe de heeren Lagae en Dhuicque ten slotte gekomen zijn! | |
[pagina 194]
| |
JULES LAGAE: Standbeeld van den President Saavedra.
Er bestond geen reden evenwel om het beeld der republiek zelf te wijzigen, noch de architecturale disposities, zooals die van den aanvang aan voor dit deel van het werk waren gedacht. Het beeld dat Lagae heeft geschapen is dat eener geheel vreedzame souvereiniteit, van een regeering, niet van verovering en geweld, maar van vruchtbaren arbeid en eendracht. Zijn Republiek is niet een dreigende, haar armen zwaaiende virago, maar een jonge vrouw, tegelijk krachtig en lenig, wier schoon en edel-fijn gezicht, onder den belm van haar haren en bekroond door een Phrygische muts, bekleed is met een reinheid en een sereniteit, waarin een uitdrukking van trots op het Verleden en hoopvol vertrouwen in de Toekomst zich schijnen te vermengen. Met den rechter arm heeft ze een olijftak omhoog, met den linker steunt ze op de ploegschaar en met de voelen vertrapt ze den sedert onmachtig geworden draak der tyrannie, terwijl aan haar zijde knielend, de Abundantia, de godin van den landbouw, de gaven van den Argentijnschen bodem aan haar voelen uitstort. En alles, in haar houding, in de harmonieusen val der plooien van het kleed dat, onder het afteekenen der lijnen haar machtig en rein lichaam omhult, werkt mee om den indruk te verhoogen van deze eenvoudige, maar imposante figuur. Op het eerste ontwerp, waren, zooals we reeds opmerkten, op den sokkel, waarop het beeld der republiek moest worden opgericht, op de zijvlakken twee allegorische groepen aangebracht: De Heldeneeuw en de Guldeneeuw. Deze hadden op het tweede plan plaats gemaakt voor twee | |
[pagina t.o. 194]
| |
JULES LAGAE:
MONUMENT VAN ALBRECHT RODENBACH TE ROESELAERE. | |
[pagina 195]
| |
andere groepen, elk van twee figuren: links het Argentijnsche land, waarvoor een jonge Herder knielt, die naar haar gloeiende woorden luistert. Zij leert hem de rechten van den vrijen man en schenkt hem terzelfdertijd den wil en de kracht om die rechten te verwerven en te handhaven. Naast haar doet de vogel der Pampas, de chaca, zijn doordringenden roep hooren. Rechts is de strijd beslist en het zegevierend vaderland, reikt het volk den lauwer, symbool van den Roem die tusschen de trofeeën vóor haar is neergezeten met het zwaard in de schede. Zóo verbindt een volmaakt logische kelen deze drie groepen, die in éen stijgende beweging de gedachte geleiden van den Genius der Onafhankelijkheid van Argentinië naar den tegenwoordigen opbloei van de geheele kracht en macht van het land. Geen enkel deel in een dezer figuren dat tegen het andere aanbotst, niets declamatorisch. Eén welbewuste, ingehouden kracht trilt in al die gezichten en deelt aan de gebaren een overgelijkelijken adel mee. Het rythme van het geheel, gevormd door het monument en het terras, dat het draagt, zal eerst al zijn schoonheid en we zouden bijna kunnen zeggen al zijn musikaliteit aannemen, als de fonteinen zullen springen tusschen de beelden, het water stroomen in de vijvers tusschen de nymfen en waterdieren en de onbewogen blanke profielen der architectuur en der beelden, den bevalligen rondedans der kinderen van de hoekpilaren en de lammergieren met wijd uitgeplooide wieken op de balustradenGa naar voetnoot(1), boven watervallen en cascaden, des te beter zullen doen uitkomen. In zijn geheel beschouwd vormt dit deel van het werk van de heeren Lagae en Dhuicque in zekeren zin een hymne in steen, een zangkoor van gehouwen beelden, gewijd aan de allegorische verheerlijking van een tijdvak, als de Argentijnsche Republiek pas heeft doorleefd en dat zoo vruchtbaar is geweest in welgeslaagde pogingen. Het is als een plastieke synthese, maar om geheel te beantwoorden aan de eischen van het programma, moest het een zeker analytisch deel in zich begrijpen, d.w.z. een positieve herinnering aan de voormannen der omwenteling en aan hun daden geven. En aan dezen eisch, hebben de makers van het ontwerp op de meest ingenieuse wijze voldaan, zonder aan de esthetische economie van hun werk te schaden. Onder het terras hebben ze een enorme crypt aangebracht die, na op passende wijze versierd te zijn, dienst zal kunnen doen als nationaal Pantheon en waarvan de ingang opent naar de achterzijde van het monument: boven het tympanon van de ingangspoort dezer onderaardsche zaal, brengt een groep van enkele figuren een der beslissende gebeurtenissen in de geschiedenis van den opstand in herinnering: het zijn de leden van de nieuwe Junta, - van de eerste | |
[pagina 196]
| |
democratische Junta: Don M. Moreno, Don Manuel Belgrano, enz., niet nan 't hoofd den President Saavedra, die, bij 't uitbreken der onlusten, den 25sten Mei 1810, vanaf 't balkon van 't paleis van het Cabildo, de op 't plein verzamelde menigte gerust stelde en tot kalmte bracht, door hun te zweeren dat ze niets anders beoogden dan de bevrijding van het Vaderland. De afbeelding, die we hier onder de oogen van den lezer brengen, maakt alle verder commentaar overbodig aangaande dit tooneel, waar de beeldhouwer met uiterst sobere middelen iets diep ontroerends heeft weten te bereiken. Dusdanig is het monument, dat zich weldra op een der groote, openbare pleinen zal verheffen van de groote, Zuid-Amerikaansche stad. Daarin zullen dan tegelijkertijd worden gehuldigd de pracht der geschiedrollen van de Argentijnsche Republiek en de macht van onze kunst, het talent van Lagae en Dhuicque, de goede ‘Meesters van het werk’ waarvan we hier getracht hebben de schoonheid te doen uitschijnen.
***
Onder het zoeken naar de geschikte vormen voor zijn apotheose van het feestvierende Argentijnsche Volk, wendde Lagae, om zijn denken rust te geven, vaak door de afmeting en het ingewikkelde van het grootere werk vermoeid, zich nu en dan tot een werk, bescheidener van afmeting, maar daardoor des te meer geschikt om hem op gelukkige wijze te inspireeren, omdat het voor hem moest zijn als een daad van kinderliefde tegenover zijn Vlaamsche Vaderland. Niet dat een meester van zijn temperament ook maar iets zon kunnen ondernemen, zonder er zich geheel aan te geven, zonder er zich in te werpen met al zijn kracht, met al de macht van zijn wil en zijn kunnen... Als ik kan, zou hij, naar het voorbeeld van den grooten ‘Voorvaâr’ kunnen beitelen op den sokkel van elk beeld. ‘Aze ick kan’. Dit woord, men vatte het op als een kreet van trots of een uitdrukking van diepe nederigheid; dit woord beteekent dat de kunstenaar er zich van bewust is, dat gedaan hebbend al wal hij kon, hij ook gedaan heeft 't geen hij moest. Doch het werk, waarvan de inspiratie zich niet door den kunstenaar laat najagen, maar die in zekeren zin naar hem toekomt: het is niet een denkbeeld dat een vorm vraagt, maar een gevoel dat zijn eigen vorm met zich brengt. Zeker, het standbeeld van Albrecht Rodenbach, dat men in Augustus 11. te Roeselare, voor de ouders en den ouden meester van den dichter, Hugo Verriest, en vele bewonderaars onthuld heeft... van dit beeld zou een vreemdeling op het eerste gezicht, de beteekenis niet begrijpen! - Die vlugge, luchtvoetige jonge man, met zijn kinderlijk, ernstig en teeder gezicht, die vroolijk schijnt voort te schrijden, de oogen gevestigd op den kleinen | |
[pagina 197]
| |
valk, den Blauwvoet op zijn hand, op 't punt om zijn vlerken te ontplooien, zou genoemden vreemdeling enkel voorkomen als een bevallig beeld - een beeld van de Lente, van den Dageraad, van de Jeugd. Hij zou misschien denken aan een dichterlijke allegorie, zich wellicht inbeelden dat Vlaanderen, naar de wijze der oude Grieken, op een harer opbare pleinen, het beeld wilde oprichten van een overwinnaar op de kampplaats - van een zegevierende ephoibos... Deze vreemdeling echter zou ongelijk hebben en toch terzelfder tijd gelijk. Dit werk, naar de opvatting van Lagae, zoowel als in de intentie van hen, die de oprichting er van mogelijk gemaakt hebben, vertoont een tegelijk persoonlijk en zinnebeeldig karakter. Het is altijd een weinig zichzelf, dat een volk in zijn kinderen verheerlijkt; het zijn zijn eigen krachten, zijn fiierheid of zijn aspiratie, die ze in verhoogden of verheerlijkten vorm trachten weer te geven. - Albrecht Rodenbach, de jongeling, die welsprekend was, onder een jeugd, die slechts op 't wachtwoord wachtte, op een leiding, in intellectueelen zin - hij, een dichter onder de menschen, is een oogenblik, al te kort, de alles meeslepende incarnatie geworden van Vlaanderen - van een verlangen naar de geestelijke wedergeboorte van het land. Het geschreven werk van Rodenbach is niet omvangrijk. De dood had er alras een eind aan gesteld. Het was niet meer dan een belofte, doch deze belofte, zou men er niet van kunnen zeggen dat ze reeds werd vervuld, dat ze steeds meer vervuld zal worden in de toekomst, door hen die worden heen gedreven naar 't leven der gedachten en der kunst - als een gevolg van dien gloeienden geest van begeestering, die er niet toe kon komen om te gelooven dat, omdat het land eertijds moedig had gestreden en heerlijk gestraald, het uur thans voor haar was gekomen om in te sluimeren of weggevaagd te worden van de wereldkaart? Daarom heeft de kunstenaar een beeld willen scheppen, dat tegelijkertijd een beeld van den dooden dichter zou zijn en van het stoutmoedige, wilskrachtige, ondernemende, altijd jeugdige Vlaanderen. Hij heeft zijn held geenszins geplaatst in de houding van meditatie; hij toont hem ons staande, gaande, vol vertrouwen en verrukt, - in de richting van het leven! Het is of we hem zien gaan langs de wegen van een nieuwe lente, langs een vlakte, die nog kaal is, waar de versch omgeploegde oude aarde onder de Aprilzon smoort, als in een zwijmel van de in haar woelende kracht... De aarde die slaapt, de aarde die droomt, de aarde die trilt van leven! Want is de slaap niet enkel voor 't ontwaken, de droom voor de daad en is 't niet de daad die tot overwinning voert?... Arnold Goffin. |
|