Kunstberichten (van onze eigen correspondenten)
Uit Den Haag
Pulchri Studio zevende tentoonstelling van E.J. van Wisselingh & Co
Hoeveel schilderijen er van de voornaamste Fransche en Hollandsche meesters ons ook onder oogen komen, steeds weten de Heeren van Wisselingh & Co er nieuwe te ontdekken, uit particuliere verzamelingen, uit het buitenland of waar dan ook, zoodat elk van hare tentoonstellingen ander werk te zien geeft. Behalve schilderijen, teekeningen, lithos en etsen ook kunstnijverheid, waar dit jaar een bijzondere collectie behangsellinnen toe behoort. Hoe moeilijk dit aan de bescheidenste eischen voeldoet, valt bijzonder op bij het aanschouwen van deze stalen, die alle hoedanigheden in zich vereenigen welke eene goede muurbekleeding eischen. Ondergeschikte kleur, niet te druk patroon, voldoen (ie bewegelijkheid echter aanbrengend om den geest bezig te houden. Eene meer te raden dan positief uitgesprokene teekening, geeft eene rust en geheimzinnigheid levens, die bij direct en klaar begrijpen zoo hinderlijk kan zijn. Natuurlijk leenen zich de bekende Liberty kleuren daartoe het best. In hunne stemmige kleurenaspecten zijn zij zoo bij uitnemendheid geschikt als achtergrond dienst te doen voor de hier uitgestalde wat al te weelderige meubels van Nieuwenhuis, waar de constructie door te rijke versiering dreigt onzichtbaar te worden. Voor de collectie schilderstukken zouden ze een prachtig fond kunnen opleveren, beter dan wat nu de wanden van Pulchri bedekt, en wat uit deze collectie zoo uitstekend te vervangen ware.
De Hollanders zijn hier bijzonder sterk voor den dag gekomen. Zijn er brillanter doeken dan deze Jaap Maris en Bosboom denkbaar, deze heerlijke zee en breed geschilderde kerk, waartegen de Fransche meesters wel fijn, wel gedistingeerd maar niet zoo émailzwaar aandoen. De fijne luchtige Fantins, de haast irreëele druiven, de sprookjesachtige Corots, de romantieke Géricault, de zwoele Dupré, de geestig getoetste Boudins, de groteske Daumier, en de spichtige Harpignies leggen het af tegen deze magistrale arbeid, zooveel intenser als de hunne.
Israëls, Millet, Alb. Neuhuys en Willem Maris konden beter vertegenwoordigd zijn; ook Breitner is niet gelukkig in zijn wat gelijkwaardig Oud Amsterdam en de reclameplaatachtige Meid met mand.
Graphische kunst lijkt wel eene specialiteit van deze zaak, zoo volledig als sommige etsers hier aanwezig zijn. Bekende specimen van Millet, de Rooker van Israëls, eene groote serie wat te zwarte Witsens, ragfijne subtiele Whistlers, de bekende Oostersche fantasiën van een Bauer, pootige de Zwarts vragen onze aandacht in de eerste plaats, terwijl van de jongere generatie van schilders, Akkeringa hoogst gelukkig en Bastert in ‘Rhenen’ op zijn best uitkomt.