Onze Kunst. Jaargang 8
(1909)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
De VIIIste tentoonstelling van internationale kunst te Venetië
| |
[pagina 87]
| |
door de grootste verscheidenheid van smaak, verschilt in essentie van het zwaarwichtiger publiek in andere kunsthoofdsteden. En bovendien is 't een publiek dat koopt. Hiervan strekken de talrijke transacties gedurende vorige tentoonstellingen ten bewijze. BELGISCH PAVILJOEN: Atrium met Fontein door L. Sneyers.
Ziedaar evenzoovele factoren, die den grooten toeloop naar de tentoonstellingen te Venetië verklaren; voeg hierbij dan 't feit dat ze tweejarig zijn en ongeveer de eenige onderneming van dit genre in Italië. Dit stempelt ze reeds dadelijk tot een belangrijke gebeurtenis en verklaart den wedijver waartoe ze aanleiding geeft, omdat 't bekend is dat er, na officiëele of particuliere aankoop, vele der tentoongestelde werken naar de inheemsche musea zullen gaan. Uit een esthetisch oogpunt moeten we vooral doen opmerken dat, dank aan diezelfde factoren, daar een keuze plaats grijpt, die een duidelijke afspiegeling geeft van den modernen geest. Nergens elders volgt men op zoo | |
[pagina 88]
| |
aannemelijke wijs, de verschillende stadiën der huidige schilder- en beeldhouwkunst en dit ook dank aan een wél overlegde organisatie. Het hoofdcontingent wordt langs den weg van uitnoodigingen verkregen. Geheele zalen waren zelfs aan enkele in 't oog springende talenten voorbehouden, aan wie het uitvoerend comité een bizondere hulde wenschte te bewijzen. Dit was dit jaar het geval met Besnard, Kroyer, Stuck, Tito en Zorn. Vervolgens zag een speciale jury zich belast met de ontvangst der ingezonden stukken, altijd onder voorbehoud van een bepaling in het reglement dat de werken het getal van honderd niet mogen overschrijden. Deze jury bestaat uit vijf personen en wordt uit de belanghebbenden der verschillende landen gekozen, uit kunstenaars die reeds te Venetië hehhen geëxposeerd. Dit jaar viel deze, voor ons vleiende onderscheiding, aan Baertsoen te beurt. De landen, die zich officieel doen vertegenwoordigen, hebben een speciale commissie om het vereischte contingent langs den weg van uitnoodigingen bijeen te brengen. Bovendien bezitten die landen de bevoegdheid om op een, door het gemeentebestuur aangewezen terrein, een paviljoen te doen optrekken, dat gedurende al de volgende tentoonstellingen hun eigendom blijft. België was voor twee jaar het eerste land om van dit voorrecht gebruik te maken, dat sedert door Engeland, Beijeren en Hongarije is gevolgd.
Deze algemeene aanwijzingen zullen bij wijze van inleiding tot de omschrijving van het Belgisch aandeel in deze expositie niet overbodig blijken, aangezien deze hierdoor heter in het haar passend kader kan worden gevoegd. We zeiden reeds dat de expositie een bij uitstek modernen geest ademde, of liever dat de schoonheid die ze vertegenwoordigde van zeer actueelen aard was. De heer Fierens-Gevaert had dan ook den vereischten toon volkomen begrepen en de ingezonden werken in overeenstemming daarmee geschikt. Zonder in verdere uitwijdingen te treden, zullen we allereerst verschillende doeken noemen, die door hun kunstgehalte de aandacht hebben gevraagd en die voordeelig en in 't oog vallend geplaatst waren. Ze waren alle reeds op verschillende tentoonstellingen aanwezig en werden bijgevolg reeds in dit tijdschrift besproken. Dit waren vooral de Zeelui van Oleffe, de Minnehof van Ensor, Zomer van Smeers, Visschershaven van Baseleer, Het groene Medaljon van Vloors, de Parasol en de Modemaakster van Morren. Voegen we hier nog bij: Longchamps fleuri van Lambert en Vlaamsch Dorp onder den Sneeuw van Edm. Verstraeten. Verder nog het Tafelkleed van Niekerk en een Naaktstudie van van den Eeckhoudt. Deze werken onderscheiden zich hoofdzakelijk door de knapheid van hun maakwerk, de oorspronkelijkheid der opvatting en hun kleurgevoel. Ze vormden in een saamgesteld geheel, het zwaarste | |
[pagina t.o. 88]
| |
BELGISCHE AFDEELING. MIDDENZAAL.
Op den achtergrond: La Barque de l'Idéal van Montald. Op den voorgrond: Fontein van Minne. | |
[pagina 89]
| |
bestanddeel en gaven er den grondtoon van aan. Er heerschte meer homogeniteit in het kleine salon, waar de werken van de schilders van de Leye, een aardige en heel toepasselijke benaming, bijeen waren. Claus, die veel heeft bijgedragen tot het vormen van deze groep, was er met acht doeken, waaronder vooral opmerkelijk waren Olmen langs de Vaart, Septembermorgen en Velden na den Regen, Te Venetië zeer geliefd (in 't Museum aldaar hangt een zijner schoonste stukken), heerschte Claus in deze zaal onbetwist als meester en ook een weinig als hoofd eener school. Deze groep van schilders, die of wel onder zijn leiding gewerkt hebben, of in zekere male met de zijne gelijk loopende wegen zijn gevolgd, bestaat uit: Mej. Jenny Montigny, Mevr Anna de Weert, Buysse, Rod. de Saegher, Gustaaf en Leon de Smet, Modest Huys en Edm. Viérin. Zij alle exposeerden doeken, die zich kenmerkten door een zoeken naar licht en de poësie van de zon, waar ze de mooie intieme hoekjes van Vlaanderen liefkoost. Enkelen dezer kunstenaars, vooral Viérin, bevestigen eens te meer de oorspronkelijkheid van hun opvatting in de verschillende vertolkingen van een gemeen ideaal, terwijl anderen zich meer onmiddellijk onder den invloed van den Meester van Astene voelen. Niettemin zijn over 't algemeen, de symptomen van artistiek begrip tamelijk verscheiden en toonen hoezeer in België de individualiteit overheerscht over de begeerte om de verschillende krachten te vereenigen, niettegenstaande de in 't oog vallende gelijkenis, als uitvloeisel van de overeenkomst in neiging en keus van onderwerp.
Na deze korte schets van het element dat aan de Belgische afdeeling tot uitgangspunt diende, moeten we hier met een enkel woord de decoratieve aanblik van het paviljoen vermelden. 't Is hier voor twee jaren reeds gezegd, hoe wél de algemeene schikking bij de te stellen eischen pastGa naar voetnoot(1). De bouwmeester er van, de beer Sneyers, heeft een architectuur verzonnen, waarin de kunstwerken op het voordeeligst tot hun recht komen. Ditmaal was de binneninrichting een weinig gewijzigd om als decoratief element twee paneelen van Montald: La Fontaine de l'Inspiration en La Barque de l'Idéal te omsluiten. Men herinnert zich nog deze decoratie-projekten, die in 1907 op de Tentoonstelling te Brussel zijn geweest en als wandversiering zijn gedacht voor de vestibule van het Oude Museum. Hoe deze questie zich ook moge oplossen, 't valt niet te ontkennen dat uit een oogpunt van esthetiek, die werken te Venetië in het Belgisch paviljoen wel op hun plaats waren en geheel in den geest der expositie vielen. Door een handige verandering in de omlijsting, pasten ze wonderwel in de | |
[pagina 90]
| |
algemeene schikking van de middenzaal van het paviljoen en wonnen ze zoo onder dit warme licht, dat ze opzettelijk voor deze plaats gemaakt schenen. Dat is omdat Montald aan Italië heeft gedacht toen deze paneelen aan hem geopenbaard werden. Men voelt in ze herleven het blauw van Pinturrichio en het Byzantijnsche goud en we hervonden in die nieuwe scheppingen, iets van den glans van San Marco in zijn lichtende gewelven, hier bij 't volgen van het stralenspel op die vlakken van gloeiend goud, die als in een stralenboog het profiel der landschappen omgeven, waarin het zachte, diepe azuur volkomen opweegt tegen het teedere en rustig welkende groen. De paneelen van Montald zijn van een bijna verblindende oorspronkelijkheid en staan daardoor in betrekking met de esthetiek der actualiteit, waarvan we zooeven gewaagden. Terwijl ze alle zijn doortrokken met éen zelfden modernen geest, worden we tegelijk bekoord door dat heropleven van de kunst der wandheschildering, die we zoo lief hadden gekregen in de oude kunst. We zien in Montald een kunstenaar die, na schitterende academische studieën en vruchtbare waarnemingen in den loop zijner reizen, een kunstformule vond die onze artistieke opvattingen volkomen uitdrukte. Het zou echter voorbarig zijn om reeds nu er de duurzaamheid van te willen voorspellen, maar het is te veronderstellen dat, wanneer de auteur zich voldoende rekenschap van zijn vermogens heeft weten te geven, wanneer hij volkomen over de moeilijke vraagstukken die hij zich stelde, heeft gezegevierd, in 't kort zoodra hij een werk gemaakt heeft, dat geheel uit de gedachte ontsproten zal zijn, zijn schilderingen nog lang den beschouwer zullen blijven boeien, zooals ze hem heden verhazen en treffen als iets ongedachts. De werken van Leempoels, die in de nabijheid der vorigen waren opgesteld, hebben een soort van nieuwsgierigheidbevredigend succes gehad en we bekennen gaarne dat ze ons intrigeerden. Er is hier sprake van zijne aanvangswerken, waarmee de kunstenaar zich snel een naam heeft gemaakt. Een woord van grooten lof verdient o.a. Het Noodlot en de Menschheid: honderden, duizenden ineengekrompen, gewrongen, slap- machtelooze, wilskrachtige, bloedelooze of gezwollen handen, worden geboren als uit de lijst en bewegen zich in de ruimte, als naar een denkbeeidigen horizont; ze strekken hun ijdel wilsverlangen als naar een duister Zenith, waarin zweeft, raadselachtig, een bleeke effigie, opgevat als buiten de ruimte, vagelijk mystiek, met de genacreerde trekken als van een gotieken Christus. Wilssamentrekking, stoute conceptie, geserreerde uitvoering, alles schijnt op dit werk den stempel te zetten van een mensch, die het innerlijk verband der dingen verstaat. Andere werken ook, zooals Zij die weenen, de Vriendschap, de Sophist, schijnen het merkteeken te dragen van de helderziendheid van een psycholoog, die zeker is van zichzelf en het leven stort in de schijnbare onbewegelijkheid der | |
[pagina t.o. 90]
| |
Afb. 3. - JAN STEEN: ‘SOO GEWONNE, SOO VERTEERT’.
(Eigendom van den Heer L. Neumann te Londen). | |
[pagina 91]
| |
vormen. Zulke werken wekken niet enkel onze aandacht, maar tevens ons vertrouwen; ze roepen iets dieps en onbepaalds voor ons op, hetgeen ons bij den maker er van een volkomen geloof in het ideaal doet veronderstellen, waarvoor hij ons in zijn liefde wil doen deelen en we zoeken naar waarborgen voor zijn oprechtheid. Hetgeen ons nu echter in de kunst van Leempoels van de wijs brengt, is dat, niettegenstaande het weten en kunnen, waarvan hij blijk geeft, men een zeker gevoel van wantrouwen niet in zich vermag te onderdrukken, hetgeen wordt bevestigd, zoodra men het jongste werk van den meester ziet. Al zijn werk der laatste jaren is in den afgeloopen winter in den Kunstkring te Brussel tentoongesteld geweest, maar geen zijner schoone eigenschappen van vroeger, heeft er zich volkomen in gehandhaafd; het voortbrengingsvermogen in zijn geheel is verzwakt en het geheel is slap en mager. Indien dit al de technische waarde van zijn jeugdarbeid niet vermindert, wordt de illusie die ons van de gevoelszijde moest toekomen er niettemin door verzwakt. BELGISCH PAVILJOEN: Zaal met Indrukken uit Venetië.
Een kunstenaar daarentegen, in wien we alle waarborgen voor een | |
[pagina 92]
| |
gloeiende overtuiging meenen te vinden, is George Minne. Bekennen we dat, waar we niet altijd een uitleg weten te vinden voor zijn sculpturale bedoeling, dit enkel is omdat wij niet immer in slaat zijn ze te volgen, maar we raden, we voelen, niettegenstaande dit gedeeltelijk niet hegrijpen, onder vaak vreemd uitgehouwen vormen, den levendigen geest van een sterk persoonlijk artist. Ditmaal was 't wel inderdaad een nieuwe visie, door een oorspronkelijk talent opgevat en gestaafd door een werk dat een aanhoudende applicatie gevraagd heeft naast groote zuiverheid van gevoel. En hoewel deze kunst ons treft door een eenigszins wrange en wreede zijde, vinden we er in een talent dat niet op 't effekt van 't bizarre wil werken, maar waarvan de hooge personaliteit zich een ideaal heeft opgebouwd, bezijden het leven en de plastieke schoonheid. Twee zijner stukken: de Fontein en de Man met den Wijnzak, vragen de sympathie van hen, die in een werk naar datmysterieuse ik en weet niet wat zoeken, waaruit het kunstgevoel bestaat en dat, - en dit is vooral den beeldenden kunsten eigen, - de gewaarwording geleidt door 't gezicht, dat zich laat tasten door 't gevoel, maar dat zich niet in woorden laat uiten. Bovendien is deze sculptuur, die men vaak paradoxaal heeft genoemd, in den grond niet van ander schoon beeldhouwwerk onderscheiden. Indien er bijv. op 't eerste gezicht, een volstrekt verschil bestaat tusschen de kunst van Minne en die van Rousseau, ontmoeten deze beide kunstenaars elkaar toch in de zuivere en eenvoudige wetenschap van den vorm. Maar waar Minne er behagen in schept om de vlakken wel te definieeren en de plans te verkorten, zóo dat de hoeken gebroken worden door 't omringende licht, doet Rousseau de vormen met meer diepgang in de ruimte spelen en omringt ze met een fluweeliger en streelender glans. En bij beide meesters vinden we altijd een innige uitdrukking van het kunstenaarssentiment. Rousseau was te Venetië met vier zijner schoonste werken, drie bustes, en de groep de Offerande. Rombeaux bevestigde eens te meer zijn stevige wijze van werken in een Bacchante en een buste de Glimlach. De afdeeling beeldhouwwerk bestond verder uit rijp werk van Braecke, de Vreese, Samuël en Jules van Biesbroeck.
Een serie schetsen en notaties door onze Italië-bezoekende kunstenaars onderweg gemaakt, waren onder den titel Venetiaansche indrukken in een koket kabinetje vereenigd. Men vond er los doorheen geworpen hoekjes, schuiten met breede oker zeilen, kaden en zonbeschenen paleizen, vluchtige indrukken, onderteekend door Gilsoul, Blieck, Heintz, Houben en Opsomer. Die doeken toonen de gemakkelijkheid waarover men ten onzent beschikt in 't aanleggen van een stuk met behulp van enkele juist geziene tonen. In | |
[pagina 93]
| |
hetzelfde salonnetje hielden de prachtige pastels van Walter Vaes Azuur en Goud, Avond van Smaragd, Zilveren tonen, onze aandacht wat langer gevangen. Het waren even zoovele lieve en passend gekozen namen bij exquise stukjes poésie, van een teeder-verfijnd kleuren-lyrisme. In de witte passe-partouts waarin ze uitkwamen, ademden ze de atmosfeer van een droom. Hier is 't een laag, oud huisje met een vreemde zon, die over 't geel geworden pleister heenglijdt en onder dompelt in 't water, 't dubbel van die halve tinten gevormd door 't spel van 't licht en de arabesken der duistere vensteropeningen. Daar schijnt een kade met aschkleurige plaveien, ingelijst in een plekje groen, onder een onrustigen schemerhemel. Verderop verschijnt het eiland San Giorgio vermiljoen als een paleis in een luchtheveling, op 't gemoireerde water, met zijn teedere akkoorden op éen zelfde wijze aangeduid als 't door Whistler werd gezien. Ze hechten zich in 't geheugen vast en 't is een genot om zich daarna langs de oevers te gaan vermeien en 't thema voor dergelijke scheppingen te gaan zoeken, zooals ons die in 't werk van een subtiel kolorist zijn getoond.
We mogen echter niet besluiten zonder een woord over de internationale expositie in haar geheel. De schildering in klare tonen overheerschte er. Ontleend aan een scherpe waarname der atmosfeer, is ze voor veel kunstenaars geworden een aanleiding om de lenigheid van hun penseel met levendigheid te toonen. Ze werpen een bliksemflitsend paletvuur op 't doek, dat de met verbazende verve aangezette silhouet als met met een gloed van stralen omgeeft. De Italiaansche afdeeling kenmerkt zich vooral door deze schoonschijnende virtuositeiten. Met hen vergeleken, hebben de stoutste onzer kunstenaars nog iets schuchters; ook geeft men er zich wel rekenschap van dat, om te wedijveren met deze improvisaties, waarvan ons kalmer temperament ons nooit zal vergunnen het vuur te evenaren, wij de ons eigen kunstuitdrukking moeten doen gelden, welke daarin bestaat om de natuur op den voet te volgen. Zoo kan men tegenover de lenigste improvisaties, den Septembermorgen stellen van Emiel Claus. Dit stuk kan door de waarheid van zijn uitdrukking de vergelijking wel doorstaan. Dezelfde opmerking geldt voor 't doek van Hendrik Luyten, een der beste van den schilder, dat onafhankelijk van de Belgische mededinging in de internationale afdeeling hing. Bij wijze van slotsom mag wel worden opgemerkt, dat in dit tournooi der verschillende landen er een premie gesteld scheen op virtuositeit. Dit alles ten bewijze hoezeer 't talent op prijs wordt gesteld, dat zich enkel door de macht zijner persoonlijkheid doet gelden. De Belgische kunst daarentegen, openbaart zich meer in schitterende improvisaties, dan dat ze zich doet | |
[pagina 94]
| |
gelden door grondige wetenschap en de getrouwe weergave der werkelijkheid. Deze deductie doet zich echter meer gevoelen en raden, dan dat ze zich als van zelf aan ons opdringt, want de Belgische deelname heeft minder plaats gehad met 't doel om deze eigenaardigheid tot haar recht te doen komen en daardoor te werken als bij contrast. Ze was zooals we zeiden, veeleer samengesteld met 't doel om met den algemeenen toon te harmoniseeren. Ten dien opzichte wil 't ons voorkomen dat enkele onzer kunstenaars, zooals vooral Melchers en van Holder, die een neiging vertoonen om zich bij de internationale productie aan te passen, zich daardoor op een lager en minderwaardig standpunt stellen. Fernand Khnopff zonderen we van deze aan- en opmerkingen uit, omdat hij, zonder zich striktelijk aan te passen aan de grondbeginselen onzer nationale school, evenwel overal de autoriteit van zijn juist oordeel zal doen gelden, dat in zijn streng opgevatten stijl weerspiegeld wordt.
Dit verslag zou onvolledig zijn, zonder de vermelding van een belangrijke afdeeling zwart en wit, waaronder we enkele der beste platen weervonden, die we op de jongst gehouden speciale exposities bewonderd hadden. Maar de dag begint te neigen en doet in de zalen omtrekken en schaduwen versmelten. We gaan in den tuin, waar we, vóor ons vertrek, nog eens met éen blik omvangen 't mooie, met sgraffiti versierde paviljoen, de menigte, de lichte toiletjes onder de schaduwen van 't lauwe groen. En verderop, meer naar den achtergrond, het hoofdgebouw, met den zuilengang, purper gevlekt tegen een bleeken hemel. En we verlaten al die sympathieke dingen met 't prettig gevoel van aangezeten te hebben aan een feest van goeden smaak, terwijl we een dankbare herinnering bewaren aan dit welingericht en zaakkundig saamgesteld geheel. Jules Schmalzigaug. |