| |
| |
| |
| |
De zeeschilder Louis Artan
(Vervolg en slot)
We mogen niet vergeten dat het tweeërlei zuidelijk bloed was dat Artan vereenigd droeg in zijn aderen, dat het vrijelijk inwerkte op zijn temperament, op zijn gewoonten, en dat zijn geest en gevoel zich vrijelijk hadden ontwikkeld in de richting hun door dit temperament gewezen. Anderen, de heel enkelen, in hetzelfde geval, zien zich spoedig ingemuurd en afgeknot door het administratieve of professioneele leven. Daar worden binnen weinig jaren, de meest verscheiden planten, volgens regels en vaste wetten, op gelijke hoogte afgesnoeid en volgens het broeikasreglement behandeld. De een lijdt enkel als de ander lijdt en hun lijden is daardoor veel verlicht en in zekeren zin normaal geworden.
Maar Artan school onbesnoeid in de hoogte op. Teer besnaarde zielen zullen het lijden begrijpen dat hij door dien adel leed. Dubois was zeker eer een verzachtend dan een genezend middel, voor 't lijden van dezen kunstenaar, die zooals ons blijkt uit alles, nooit geheel uiting heeft kunnen geven aan zijn gevoel. Evenals vele groote schilders en machtige beeldhouwers, stond hij hoog boven zijn niettemin zoo merkwaardig werk.
Dubois was overigens een zeer bekwaam vakman, die in de kunst van Courbet, zoo niet de fundamenten voor zijn eigen, in ieder geval de bevestiging voor zijn persoonlijke overtuigingen putte. Courbet had gedurende zijn verblijf te Brussel den jongen schilder opgemerkt en hem wellicht aangemoedigd om zijn streven voort te zetten, of wellicht ook had Dubois zich vol bewondering door den met loftuitingen doorspekten raad van den grooten Franschman laten meeslepen.
‘En tous cas’, schrijft Camille Lemonnier, ‘à travers la griserie d'un large panthéisme, l'un et l'autre demeurent des peintres de l'oeil et de la sensation; ils apparaissent de belles natures sanguines et de riches organismes physiques, dans un art par excellence matériel. C'est à propos d'eux surtout qu'il est permis de dire que la peinture est une fonction de la vie au
| |
| |
même titre que les fonctions animales et mentales. Dubois poussait la sensualité du maître jusqu'à broyer lui-même sa couleur, avec la joie de manier une substance éclatante et grasse’.
‘En résumé, Louis Dubois fut un artiste inégal, mais probe et grandement doué, alimenté par une sève généreuse qui 1'apparentail à un Jordaens et le mit au-dessus des peintres de matière de son temps. Par réaction contre le poncif académique et la peinture d'imagination, peut-être exagéra-t-il son dédain d'un art plus intellectuel. Lui-même pourtant ne manquait pas de culture: à l'époque des luttes de l'Art Libre, il signa du nom de Hout des articles d'une verve acide et sensée. Il s'atteste dans l'éeole comme un coloriste captivant, un pratieien trueulant, un beau peintre de table et de cuisine. Il peignit la gourmandise de la vie avec une ampleur d'instinet qui ne fut pas dépassée.’
En Louis Artan, nog maar weinig meester over eigen middelen, nog niet geraakt door de groote openbaring van 1867, volgde blindelings zijn vriend Dubois. Hij waagde zich vol vertrouwen op den weg, waar bij zeker wist dat aan 't eind der baan de te Parijs geëerde schilders troonden. Zijn landschappen geven ons inderdaad een indruk van de voorkeur die de leerlingen van meester d'Ornan voor zwart en voor met licht doormengde duistere tonen hadden. Indien ze al schoone kwaliteiten bezaten, zijn ze toch niet van kenmerkende individualiteit. Overigens verkreeg zijn werk den eersten prijs in den wedstrijd, die door den Kunstkring te Brussel uitgeschreven, in ieder geval toonde, dat zijn werk niet middelmatig was. We kennen een landschapje van hem uit dien tijd, waar alles zich vrijer betoont dan in het werk van Th. Baron, en waarin de inspiratie op de natuur een groote rol speelt. Het is een heel vlak land, met in den achtergrond een kerkje tegen den geelachtigen avondhemel. Dit werkje, zoo precieus voor de studie van den meester, wordt het nog meer, als men weet dat het vlak aan zee is geschilderd. We meenden de manier van schilderen van dien tijd te herkennen in de Bretonsche kust (eig. van den heer Willems te Brussel), een heel blauwe haut-fond, waarin de levendig vette toetsen tegen elkaar stooten als in de landschappen van Boulenger. De Duinen bij Knocke, zijn zéker uit dien tijd. Dubois en zelfs Courbet, zouden het vaderschap er over niet ontkennen. Toch zijn de kleuren somber en de voorwerpen in een drooge atmosfeer gezien, het geheele werk is hard en krijterig.
Maar Artan zou nu in onmiddellijke aanraking komen met de zee! We hebben reeds van dit hoofdmoment in het leven van den meester gewaagd en waarschijnlijk heeft hij dadelijk het juiste begrip gekregen van de grootheid en 't geheim van de zee. Maar eer hij er een zuiver en geheel nieuw beeld van geven kon, had hij zich te ontdoen van veel zwaarwichtige voor-
| |
[pagina t.o. 14]
[p. t.o. 14] | |
LOUIS ARTAN: ZEESTUK (Eigendom van Dr. F. Coppez, Brusel).
| |
| |
schriften en lastige theorieën. Zoo werd zijn eindtriomf in de uitdrukking er van verdaagd. De zee had hem vriendelijk opgenomen maar de nieuwe Leviet, moest nog langs al de bijpaden heen der initiatie en gedurende eenigen tijd nog moest hij 't woord overlaten aan de zee!
LOUIS ARTAN: Zeestuk.
(Museum van Moderne Kunst, Brussel).
Terwijl hij de duistere, moeilijk te ontcijferen taal bestudeerde van dit wijde ‘cimetière de toutes les rivières’ had Artan reeds met zijn goede schilderswetenschap zichzelf beproefd met haar in kleur uit te drukken en had een dubbelen strijd met zich zelf te strijden. Ten eerste had hij zich te pantseren tegen de bekoring van den oceaan en ten tweede had hij te zoeken naar de teederste taal om uitdrukking te geven aan zijn liefde. Ieder nieuw schilderij, iedere teekening moest een liefkozing zijn. Want de zee zal enkel gedwee zijn voor hen, die zijn krachten enkel in haar zal putten.
Nu bezat Louis Artan die ernstige langzame techniek, die enkel voor het onbewegelijk en onbewogen landschap is te gebruiken. Voorzichtig, met wél overlegden ernst, maakte hij de altijd sombere portretten van moerassige weiden, boomenreeksen, molens en torens. Alles niet waar? scheen voor den schilder te poseeren in een niet bevolkte streek. In dit tijdvak vooral, scheen de atmosfeer zwaar en bruin, die het loof omringde en den hemel omnevelde, de voorwerpen waren dood of verstolden bij het overbrengen op het doek. De toetsen hoopten zich boven elkaar op en waren altijd meetkunstig gelijk getrokken. Het stuk zag er weliswaar niet meer zoo glad uit, als in de xviie eeuw, maar het streven was toch altijd nog naar gladheid, bijna geliktheid, in het afmaken van het beschilderd doek. En vooral onvereenigbaar met de weergave van water en wolken, was de manier die hen drong tot een
| |
| |
onbegrijpelijke voorkeur voor bitumeuse kleuren; want niettegenstaande de gedeeltelijke omkeer, die de geestelijke voorouders, de meesters van Artan trachtten te bewerken, heerschte deze nog geheel; die kleuren dienden, met het wit als basis voor elke kleurverbinding. We zien hoe ze 't werk donkerder maken, vooral daar, waar we tegenwoordig gewend zijn blauw te zien. Overigens wist Artan nog niet, evenmin als een der andere landschapschilders van het tijdvak, hoeveel partij er te trekken valt uit het lichtspel, uit de dichtheid of betrekkelijke ijlheid van de lucht.
Evenwel moet niet vergeten worden, dat destijds de schilders van ‘marines’ toch zeer opmerkenswaardige werken hebben voortgebracht en evenwel niet anders dan deze methode volgden, die ons thans verouderd schijnt te zijn. Maar altijd schilderden ze hun stormbewogen zeeën, hun zeeslagen, hun maanbeschenen schuiten, in 't halfduister van 't atelier; en het publiek verlangde van hen niet anders! Die kunstenaars hadden een Zee bestudeerd, zooals ze toen populair was, een conventioneele zee, van gewilde schilderachtigheid; een onderwijzer had ze geleerd om golven en wolken te schilderen en schepen in den maneschijn. Maar geen enkele hunner had de heerlijke openbaring ontvangen, waar Artan als 't ware door werd verblind; wellicht had ook geen hunner getracht om ze in haar diepste diepte te peilen.
In de werken, die de meester omstreeks dien tijd maakte, vindt men dus deze, wat zware en al te regelmatige techniek. Enkele détails, zooals op het Strand met het witte Paard (de heer L. Artan de Saint Martin), dat we als type van het werk uit dien tijd willen aanhalen, toont ons een bekommerd zijn om heel andere dingen dan die van alle gemaaktheid vrije kunst, die hij weldra zou gaan invoeren Een naam op een schuit, de analyse van een mast, zijn een bewijs voor dit streven. Maar de wijze van zien van den meester is koeler geworden. We denken nog aan de kamerlandschapschilders. En indien hij ook al niet meer op dwaalwegen doolt, schildert hij toch nog altijd middelmatige stukken als de Morgen (de heer Willems, Brussel), een schilderij dat nauwlijks beter is dan een kinderachtig stukje van Bouvier. De zee is hier maar een dertig meter breed, en wordt op dien afstand ingeklemd door een theaterdecor, de héel blauwe lucht, is als die op een zuiver conventioneelen steendruk van 1850. De twee kleine stukjes in het Museum te Brussel, toonen ons Artan nog evenmin in 't bezit van zijn mooi zeeschildersvak. We vinden er nog geen spoor van dat zoeken van mooie atmosferische kwaliteiten. De schaduw van de schuit op het zand, trilt nog niet van dat heden klassiek geworden blauw, de lucht is hard, 't is een overbrengen zonder geestdrift. De Maan beschenen Gracht, in 't bezit van den heer Toussaint, hoewel beter geschilderd dan Nr 430, schijnt omtrent denzelfden tijd uitgevoerd. Beide
| |
[pagina t.o. 16]
[p. t.o. 16] | |
LOUIS ARTAN: MANESCHIJN. (Eigendom van Dr. F. Coppez, Brussel).
| |
| |
stellen voor een met boomen beplante gracht, waarvan de huizen met verlichte vensters, de duisternis van den nacht rood vlekken.
Gaandeweg kreeg hij meer en meer de zelfopenbaring en naarmate hij dieper indrong in het geheim van die uitgestrekte watervlakken, veranderde zijn wijze van schilderen, als uitvloeisel van zijn altijd op en neer vlottende, bewegelijke, onverklaarbare natuur. Hij begreep al heel vroeg, hoe ze zich beweegt en kleurt in de zeekreeken en onder de wadden. Met heel veel anderen, te beginnen in 1687 met Maximiliaan Misson, merkt hij de verwantschap op tusschen bergen en een bewogen zee. Al die ‘gevoelens’ waren hem ‘gemeenzaam’. Een zoo levendige geest als de zijne, moest er uit halen een soort van filosofie, waarvan we betreuren dat hij ze nooit met zijn hand heeft neergeschreven.
Zooals men vroeger van rivieren gesproken heeft, zou men heden de Zee kunnen beschrijven, er de wijsgeerige en poëtische geschiedenis van geven vooral. Welk een bron van gedachten en beelden in 't weergeven van 't leven van de zee! Of om te droomen aan de boorden van een kreek en te zien: ‘que la mer aime la rivière. Elle vient au devant d'elle’ zegt Remy de Gourmont ‘et lui envoie comme un salut la salure de ses vagues... Enfin les eaux douces cèdent et fondent sous les baisers puissants des eaux amères: la houle berce l'accomplissement des noces’. Toen Artan haar begon te peilen kreeg hij de schoonste openbaringen van de zee. En toch, in zijn uren van verslapping, na een al te forschen strijd met haar, moest hij haar nog wel eens duchten en denken aan de oude spreuk van Jahweh: ‘Het is niet goed dat de mensch alleen zij’ en in zijn momenten van wanhoop niet alleen met de vlakte of de zee!
Vóor dat Artan zich aan zijn kleine ontsierde doekjes begon te wijden, offerde hij nog herhaalde malen aan den smaak van het publiek van zijn tijd, aan den stijl, die toen in de gunst stond en die, zooals we zeiden, buiten en behalve haar kinderachtige en strenge eischen, gemeenlijk verlangde dat het stuk groot zou zijn. Aan dien pernicieusen smaak, danken we zeker die serie doeken van tamelijk groote afmetingen, die men groepeeren kan om, en vooral chronologisch rangschikken na, de Noordzee van 1871, (in het Museum te Brussel). Later zullen we hem, behalve in zijn Atelier aan de Panne en een paar andere stukken, niet meer zulke groote doeken zien volsmeeren. De Haven van Vlissingen en Binnenvaren bij Vlissingen (omstreeks 1878) zijn een beetje wrang van toon en de te gladde pâte ervan is olieachtig. Dit is overigens al de doeken uit dien tijd eigen. Alle zijn ze heel eenvormig, en tamelijk ver doorgevoerd. Bij deze groep kunnen dan nog gevoegd worden: De Zeebreker en Het Wrak. Het eerste stuk kondigt reeds de groote vrijheid aan, die Artan zich weldra zou veroorloven. Evenwel slaagde hij er toch nog
| |
| |
niet in, om op harmonische wijs, de beweging en den val van 't water weer te geven en het witte schuim, dat de zeebreker bestookt is wat stoffig. Het Wrak draagt nog sporen van dat gezwollene dat tot de beste schilders van dien tijd, in hun werk meenden te moeten leggen.
In den loop der jaren, waarin Artan nog niet geheel vrij van alle verband met de zoutelooze traditie, zijn groote zeegezichten schilderde, borstelde hij, tusschen de jaren 1867 en 1875, d.w.z. in dien tijd toen men in zijn compleetere doeken noch de schoone techniek, noch het innig gevoel vond, die de latere zouden onderscheiden, tevens levendige kleine schetsen, hoewel die schetsen, naar we zeiden, reeds de techniek aankondigden en het sentiment deden vermoeden. Alleen de kleur duidt aan wanneer ze zijn gemaakt. Men zal dus de betrekkelijke zwakheid der werken uit dien tijd aan een gebrek aan passende en individueele techniek dienen toe te schrijven. Het schijnt dat Artan in dien tijd vooral de oude Hollandsche zeeschilders bestudeerd heeft - doch hun schilderwijze kwam niet met het aangeboren vuur van zijn karakter overeen.
De beide schetsen in het Museum te Elsene: Schuiten en een Zeestuk, staven de hierboven uitdrukte meening. Bijna geheel behandeld en glacis, gaande van lichtbruin tot saffraangeel, toonen ze ons hetzelfde tintenspel, als de stukken die in 1880 of later gemaakt zijn. Men ontmoet verscheiden schetsen van deze speciale serie, daardoor verwant aan de Marine te Elsene, die van 1870 dateert.
Andere schetsen, dikwijls ook voldragen werken, die slechts even waren aangeduid en die er dan net of bijna net uitzagen als een schets, zijn bizonder mooi in het werk van den meester. Men kan niet met de schetsen aan den eenen kant, de schilderijen aan den anderen schikken; noch de landschappen, noch de marines vormen volkomen homogene groepen. In ieder geval, tenzij hij het zoo bedoeld heeft of niet, zijn enkele schetsen van Artan allerbekoorlijkste, geheel in zich voldoende paneeltjes, die onder elke toevoeging zouden lijden. Zoo is 't Zeestukje, in 't bezit van de heer E. Jacqmain (Brussel) saamgesteld uit vermiljoen en allengs bleeker vervloeiend koperrood. Door die tonen, en enkele gedeelten zalmkleurig of rozerood, golven in de breedte, twee héél fijne balkjes van helder indigo-blauw. De zee, ingesluimerd onder dat baldakijn van blauw en goud, is groen als 't wier, dat ze verbergt in haar golven.
Een schels, beroemder dan menig schilderij, is dat heerlijk stukje paarlemoer, (eig. van den heer Ch. Good te Antwerpen). Hier was 't bijna onmogelijk in den tijd van Artan, om een te ver getrokken romantisme en pittoreske kleuroverdrijvingen te ontwijken. Indien deze vergelijking niet te zeer ware misbruikt, - wij zelf zijn er misschien ook aan schuldig, - zouden
| |
| |
we dit stukje willen noemen de Schelp van paarlemoer, want een juistere ware er niet te vinden. De overgangen zijn teeder als in zij-moiré, het mauve der dageraadsluchten en het bleeke groen, schijnen geheel natuurlijk door de refleksie van éenzelfde prisma te zijn ontstaan. Kunst van Heden toonde ons een aardig Stillevenschetsje, in 't bezit van den heer Uytteschaut. Op die manier schetste Willem Linnig Jr. ook dikwijls.
Alleenstaand meen ik, in 't werk van den meester, is het Staakklimmen, dat hier een schitterend effekt maakte. Deze schets is zoozeer van dezen tijd als een schets maar zijn kan. Laermans en Ensor, waaraan ze denken doet, hebben nooit iets moderners geleverd. Daken en groote witte muren in de schaduw en de lucht zoo breed gezien en behandeld, als Laermans zelf zou hebben gedaan. De krielende bende kleine zwarte mannetjes, saamgedrongen aan den voel van den mast, doet aan een van de grappig-aandoenlijke tooneelen van Ensor denken, die in België vertegenwoordigt de groteske melankolie, zooals Mellery en Khnopff het juist begrip van het stijlvolle.
Omstreeks, 1880 dus, paste geen enkele techniek beter bij de behoeften van het publiek dan die van dezen schilder. Overigens hebben we reeds gezegd dat Artan zelf zijn werktuigen gesmeed had en dat de wijze waarop hij er zich van bediende, bij hem bijna was onbewust, dat ze zich op geheel natuurlijke wijze ontwikkelde, zooals de ploeg de voren trekt. Een derde doek, dat de meester in al zijn rijpheid toont, een voorbeeld schijnt het van lange en subtiele overleggingen, bevindt zich bij den heer Louis Artan de Saint Martin te Brussel. Het zand van het strand, de lucht en een uiterst diskreet geschilderde schuit, vormen het onderwerp. Overigens behoefde de meester geen schilderachtige lijnen, geen levendige kleuren om een lieflijk paneeltje te scheppen. Evenals in dit laatste, toont Louis Artan in de Gestrande bark, geen of weinige der preoccupaties meer van 't begin zijner loopbaan. Er geschiedt niets om de dingen mooier te maken. De atmosfeer en de uitgewischte toonschakeeringen alleen hebben hem geboeid. Sedert hebben alle mogelijke anderen, bij alle mogelijke gelegenheden, paarlemoeren luchten gebruikt, maar hier is Artan zoo teeder zonder overdrijving, zonder emfase. Heel lichte opalen vlotten er rond en vagelijk ontdekt men teedere tonen van verslenst lila en licht groen wier. Rechts is de zee van een kalm, helder groen, links weegt een enkele blanke balk tegen al die blonde bleekheid op. Onder die balk strekt zich uit het bruine zand, met roode spleetjes gevlekt als van fijne, jonge lippen. Maar bovenal is de lucht onvergelijkelijk mooi. Zoo gaat ze, een wonder van executie, langzaam over van aschkleur mauve, tot teeder georanjed rose-lila, dan tot geelachtig blank, dan tot een onuitsprekelijk rein bleu pervenche.
Als een heele lichte deining den hemel en de zee beweegt, verstaat Artan
| |
| |
haar als bij intuitie, meer bij intuitie dan door studie, want men analyseert niet licht dat geweldig gebaren van 't water, want hoe zou men de anatomische structuur van die groote en wonderlijk groene molusk ontleden? Dat ontzaggelijke ongevormde schijnt saamgesteld uit ledematen die tragelijk langzaam wringende bochten beschrijven of liggen te stuiptrekken onder de op- en neerdeinende waterheveling. De indruk van dat aangrijpende leven, is eigenaardiglijk weergegeven in zijn Avondschemer op de zee. De zee is donker en droevig onder den onafzienbaren nevelhemel. Het is een bewonderenswaardig dramatisch werk, volkomen natuurgetrouw, waarin geen schijn of schaduw van romantiek meer valt te ontdekken.
Het Zeestuk (Maneschijn) eig. van den heer F. Coppez, Stormbewogen Zee, Mme de Gerlache de Gomery, de Marine in 't bezit van den heer F. Coppez, het Zeestuk van den heer F. Toussaint, zijn niet minder schoon van kleur en beweging. Op 't eerste gezicht schijnt de natuur zich voor te bereiden op de een of andere duistere handeling, in den cirkelkrans van de maan, die een helsch tooneel verlicht. Hemel en aarde schijnen elkaar te naderen om heen te sluiten een engen kring om 't tooneel waar een misdaad gaat gebeuren. Eén enkele, toch slechts weinig zichtbare groene vlek, verlevendigt de aschkleur van het geschilderd open vlak. Met veel talent is dit tragisch en luguber oogenblik vastgehouden. Het strand der zee, eigendom van den heer Louis Artan, toont in profiel gezien de prachtig blauwe zee. We vinden er dezelfde bewonderenswaardige kwaliteiten op weer als op het Zeestuk nr 429 in het Brusselsch Museum.
Noemen we hier dan nog verder vijf stukken, die hoewel in de schoonste manier van Artan door een vreemde hand schijnen afgemaakt te zijn: Maaneffekt, Gezicht op Nieuwpoort (eigendom van Mev. S. Civarolinskin) waarin de vloeiendheid van 't water echter niet is weergegeven, de Herinnering aan Nieuwpoort (eig. van den heer Lambeaux) en nummers 467 en 468 in het Museum te Brussel, schijnen gelijkelijk onvoltooid en de kleuren zijn dood.
Men kent de talrijke stukken, die in dit museum van hem bewaard worden. Vele ervan waren op de retrospectieve tentoonstelling van Belgische kunst en onlangs, - daarom hebben wij thans deze notas gepubliceerd, -toonde Kunst van Heden aan zijn leden en aan het groote publiek eenige belangrijke werken van Louis Artan. Evenwel is 't ons onmogelijk om hier een volledige lijst van al wat hij gemaakt heeft te geven, maar we hopen dat deze weinige bladzijden de belangrijkheid van den meester zullen doen gevoelen en er toe bijdragen om hem de eereplaats toe te doen kennen, welke hem toekomt in de geschiedenis der moderne schilderkunst.
Maart 1909
J. d. B.
| |
[pagina t.o. 20]
[p. t.o. 20] | |
LOUIS ARTAN: STAAKKLIMMEN. (Eigendom van den Heer André Toussaint, Spa).
|
|